Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
20,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] B.V. en [gedaagde]. De eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde R. Slagman, vorderde betaling van een bedrag van € 112,45 van de gedaagde, die een aantal gehuurde studieboeken niet had geretourneerd. De procedure omvatte een tussenvonnis waarin de eiser werd uitgenodigd om zich uit te laten over de bestelknop en de onderbouwing van het gevorderde bedrag. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de bewijslast had om aan te tonen dat hij de boeken had geretourneerd, wat hij niet kon onderbouwen.
De kantonrechter overwoog dat de overeenkomst tussen partijen was gesloten voordat een relevant arrest was uitgesproken, waardoor de verzwaarde eisen uit dat arrest niet van toepassing waren. De eiser had voldoende aangetoond dat er een betalingsverplichting bestond en dat de gedaagde niet had voldaan aan zijn verplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de hoofdsom van € 112,45 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente van € 4,10, omdat hij in verzuim was.
Echter, de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de algemene voorwaarden van de eiser een oneerlijk beding bevatten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 355,48 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.