ECLI:NL:RBOVE:2024:3705

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
10969832 \ CV EXPL 24-918
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gevolgschade door lekkage in woning en carport

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], gedaagde, een aannemer, aansprakelijk gesteld voor gevolgschade die is ontstaan door lekkages in hun woning en carport/berging. De kantonrechter heeft op 9 juli 2024 geoordeeld dat gedaagde niet aansprakelijk is voor de gevolgschade aan de woning, omdat de lekkage het gevolg was van een ondeugdelijke buitenriolering/drainage, die niet onder de aannemingsovereenkomst viel. De eisers hadden in december 2016 een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van hun woning, en in oktober 2017 voor de carport en berging. Gedaagde heeft herhaaldelijk herstelwerkzaamheden uitgevoerd, maar de lekkages bleven zich voordoen. In juni 2023 werd vastgesteld dat de lekkages veroorzaakt werden door een probleem met de buitenriolering. De kantonrechter heeft verder bepaald dat er nog geen eindbeslissing kan worden genomen over de schade aan de carport/berging, omdat partijen eerst aanvullende stukken moeten overleggen. De eisers vorderden in totaal € 25.000,00, maar de kantonrechter heeft geconstateerd dat een groot deel van deze vordering niet toewijsbaar is, met name het deel dat verband houdt met de woning. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn aangemoedigd om tot een schikking te komen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10969832 \ CV EXPL 24-918
Vonnis van 9 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
Samenvatting
[gedaagde] heeft voor [eisers] werkzaamheden verricht, onder andere bestaande uit de bouw van een woning en van een carport/berging. [eisers] houdt [gedaagde] aansprakelijk voor de gevolgschade van lekkage in de woning en voor een lekkage aan de carport/berging. Ten aanzien van de gevolgschade aan de woning oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] hiervoor niet aansprakelijk is. Ten aanzien van de door [eisers] gestelde schade aan de carport/berging neemt de kantonrechter nog geen eindbeslissing. Partijen mogen eerst nog aktes nemen om de in het vonnis aangeduide stukken te overleggen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties (1-15)
- de conclusie van antwoord met producties (1-17)
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 30 mei 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is eigenaar van de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres]. [gedaagde] exploiteert een onderneming die gericht is op algemene burgerlijke en utiliteitsbouw.
2.2.
Partijen hebben in december 2016 een aannemingsovereenkomst met elkaar gesloten voor de bouw van een woning voor [eisers] (hierna: de woning). Op deze overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor de aannemingsovereenkomst voor Eengezinswoning (versie 2014) van toepassing verklaard.
2.3.
In oktober 2017 hebben partijen een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een carport, berging en drie B&B units. Op deze overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het Bouwbedrijf 1992 (hierna: AVA 1992) van toepassing verklaard. De AVA 1992 bevatten, voor zover hier relevant, de volgende bepalingen:
“Artikel 4: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE OPDRACHTGEVER
(…)
4. De opdrachtgever is aansprakelijk voor schade aan het werk als gevolg van door hem of in zijn opdracht door derden uitgevoerde werkzaamheden of verrichte leveringen.”
“Artikel 10: AANSPRAKELIJKHEID NA OPLEVERING
1.
Na het verstrijken van de onderhoudstermijn is de aannemer niet meer aansprakelijk
voor tekortkomingen aan het werk, behoudens indien het werk of enig onderdeel daarvan door schuld van de aannemer, zijn leverancier, zijn onderaannemer of zijn personeel een gebrek bevat dat door de opdrachtgever redelijkerwijs niet eerder onderkend had kunnen worden en de aannemer van dat gebrek binnen redelijke termijn na ontdekking mededeling is gedaan.”
2.4.
De woning is in december 2017 opgeleverd. Hierna hebben zich herhaaldelijk lekkages in de woning voorgedaan. [gedaagde] heeft verscheidene herstelwerkzaamheden uitgevoerd om de lekkageproblemen te verhelpen. Ook hebben meerdere lekdetecties plaatsgevonden om te ontdekken waardoor de lekkages worden veroorzaakt. In juni 2023 constateerde een door [gedaagde] ingeschakelde partij dat het probleem gelegen is in een niet deugdelijke buitenriolering/drainage. Nadat deze partij een noodverloop heeft aangebracht, zijn er geen lekkages meer geweest.
2.5.
Tussen partijen zijn meerdere e-mails gewisseld over (gevolgschade van) de lekkages is de woning en lekkage bij de carport/berging. Op 20 november 2023 heeft [eisers] een ingebrekestelling naar [gedaagde] gestuurd, waarin hij [gedaagde] sommeert de volgende werkzaamheden binnen 30 dagen uit te voeren:
-het herstellen van de gevolgschade in de woning
-het volledig vervangen van het dak van de carport/berging
-het herstellen van de gevolgschade in de berging.
2.6.
Per e-mail van 21 februari 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] aan [gedaagde] meegedeeld dat [eisers] niet langer aanspraak maakt op nakoming, maar op een schadevergoeding van € 22.720,00.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 25.000,00, vermeerderd met rente en kosten. De vordering bestaat uit een hoofdsom van € 22.720,00 en € 4.123,68 aan buitengerechtelijke incassokosten, waarbij de vordering is beperkt tot € 25.000,00.
3.2.
[eisers] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten ten aanzien van de woning en de carport/berging. Volgens hem had [eisers] in de woning nog werkzaamheden moeten verrichten om de gevolgschade van de lekkage te verhelpen. De schade voor dit onderdeel bedraagt € 5.000,00. Ten aanzien van lekkage in de carport/berging bedraagt de schade volgens [eisers] € 17.720,00. Voor die lekkage beroept [eisers] zich op een door [gedaagde] afgegeven garantie, die volgens [eisers] volgt uit een garantiecertificaat van [bedrijf 1].
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] betwist aansprakelijk te zijn voor de gevolgschade in de woning. Zij heeft aangevoerd dat gebleken is dat de lekkage veroorzaakt is door een gebrek in de buitenriolering/drainage en dat dat onderdeel niet viel onder de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. Zij is daarom niet aansprakelijk voor schade in de woning die veroorzaakt is door de lekkages, aldus [gedaagde]. Ten aanzien van de door [eisers] gestelde lekkage aan de carport/berging betwist [gedaagde] dat er een garantie is afgegeven. Met een beroep op artikel 4 lid 4 en artikel 10 lid 1 van de AVA 1992 heeft zij betwist aansprakelijk te zijn voor de door [eisers] gestelde schade. Ook betwist zij de hoogte van de door [eisers] gestelde schade.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter gaat hierna eerst in op het deel van de vordering dat ziet op de woning en daarna op het deel dat ziet op de carport/berging.
Woning
4.2.
De vordering ten aanzien van de woning ziet op schade die veroorzaakt is door lekkages in de woning en schade die ontstaan is bij het onderzoek naar de oorzaak van de lekkages. De kantonrechter overweegt dat [eisers] niet heeft weersproken dat de oorzaak van de lekkages was gelegen in een ondeugdelijke buitenriolering/drainage. Ook heeft hij niet betwist dit onderdeel niet in de opdracht van [gedaagde] zat, maar in eigen beheer door [eisers] is opgedragen aan de firma Knipscheer. De schade die het gevolg is van de lekkages, is daarom niet toe te rekenen aan [gedaagde]. Dat geldt ook door de schade die veroorzaakt is bij het zoeken naar een oorzaak voor de lekkages. Dat [gedaagde], in de veronderstelling dat de lekkages het gevolg waren van een gebrek in het door haar uitgevoerde werk, onderzoek heeft gedaan naar de oorzaak, maakt niet dat de schade die bij het onderzoek veroorzaakt is, voor haar rekening komt. Ook deze schade moet in beginsel worden toegerekend aan de partij die verantwoordelijk is voor de lekkages in de woning. [eisers] heeft geen omstandigheden aangedragen die aanleiding geven om de door het onderzoek veroorzaakte schade wel aan [gedaagde] toe te rekenen. De vordering ten aanzien van de woning is alleen al om de hier genoemde redenen niet toewijsbaar.
Carport/berging
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat het bedrag dat [eisers] vordert ten aanzien van het herstel van het dak van de carport/berging niet juist is. Hij vordert namelijk een bedrag van € 17.720,00, welk bedrag volgens hem zou volgen uit de offerte van [bedrijf 2] (productie 16 bij de dagvaarding). In die offerte wordt echter een bedrag genoemd van in totaal € 8.860,00. Het lijkt erop dat [eisers] de posten Materiaal (€ 3.100,00), Arbeidsloon (€ 5.760,00) en Totaalkosten (€ 8.860,00) bij elkaar heeft opgeteld, waardoor sprake is van een dubbeltelling. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [eisers] bedoeld heeft om voor dit onderdeel een bedrag van € 8.860,00 te vorderen.
4.4.
[eisers] heeft zijn vordering in de eerste plaats gebaseerd op een garantie die volgens hem door [gedaagde] is afgegeven. Dat die garantie hier geldt volgt volgens hem uit het voorblad van een garantiecertificaat (productie 4 bij de dagvaarding). [gedaagde] heeft echter gemotiveerd betwist dat de afgegeven garantie geldt voor de dakbedekking van de carport/berging. Aan de hand van het garantiecertificaat (productie 3 bij de conclusie van antwoord) heeft zij uiteengezet dat de door [eisers] getoonde garantie ziet op het dak van de woning en niet van de carport/berging. Hierbij heeft zij verwezen naar het projectnummer op het certificaat en de hierop genoteerde opleveringsdatum, namelijk december 2017. Nu de carport/berging een ander projectnummer heeft en pas in 2018 is opgeleverd, is duidelijk dat het garantiecertificaat waarop [eisers] zich beroept niet ziet op de carport/berging, aldus [gedaagde]. De kantonrechter gaat uit van de juistheid van het betoog van [gedaagde]. [eisers] heeft in reactie op dit betoog niet nader onderbouwd dat het certificaat wel geldt voor de carport/berging. Dat, zoals [eisers] heeft gesteld, de stukken voor de woning en de carport/berging in één revisiemap zitten, is hiervoor onvoldoende. Ook de door hem aangevoerde omstandigheid dat het vreemd zou zijn dat geen garantie voor het dak van de carport afgegeven is, is hiervoor onvoldoende. Partijen hebben immers twee verschillende overeenkomsten met elkaar gesloten voor enerzijds de woning en voor anderzijds de carport/berging en de B&B woningen. Dat voor de verschillende onderdelen andere voorwaarden en garanties zijn overeengekomen is niet uitzonderlijk.
4.5.
Dat voor het dak van de carport/berging geen garantie is afgegeven, maakt niet dat [gedaagde] niet op grond van artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijkheid kan zijn voor de door [eisers] gestelde schade. Ook het beroep van [gedaagde] op artikel 10.1 van de AVA 1992 staat daaraan niet in de weg. Volgens dit artikel is de aannemer na het verstrijken van de onderhoudstermijn van 30 dagen niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen in het werk. Dit geldt, anders dan waar [gedaagde] vanuit lijkt te gaan, gelet op het slot van artikel 10.1 echter niet voor gebreken die de opdrachtgever redelijkerwijs niet eerder had kunnen ontdekken en waarvan hij binnen een redelijke termijn na ontdekking mededeling heeft gedaan. De kantonrechter stelt vast dat het door [eisers] gestelde gebrek aan het dak van de carport/berging geen gebrek betreft dat [eisers] binnen 30 dagen na oplevering had moeten ontdekken. Verder is gesteld noch gebleken dat [eisers] het door hem gestelde gebrek niet binnen redelijke termijn aan [gedaagde] heeft gemeld.
4.6.
Volgens [eisers] wordt de lekkage aan het dak van de carport/berging veroorzaakt doordat de dakbedekking niet uit één stuk bestaat, maar uit verschillende stroken. Die stroken zijn, in plaats van gebrand, aan elkaar geplakt, waardoor hier volgens hem een kier is ontstaan, waardoor water naar binnen sijpelt. [eisers] stelt dat dit door twee loodgieters als oorzaak van de lekkage is aangewezen en dat beide loodgieters hebben aangegeven dat het gehele dak van de carport/berging vervangen moet worden. Hij stelt hiervan stukken te hebben. Ook de dakdekker die [gedaagde] een keer naar de situatie heeft laten kijken, heeft dit volgens [eisers] als oorzaak van de lekkage aangewezen.
4.7.
[gedaagde] betwist dat de dakbedekking van de carport/berging gebrekkig is. Zij heeft ter zitting toegelicht dat het volgens haar een EPDM dakbedekking betreft en dat zo’n dakbedekking nooit uit één stuk bestaat, maar uit stroken die verlijmd moeten worden. Deze dakbedekking kun je volgens [gedaagde] niet branden, omdat je het dan wegbrandt. [gedaagde] voert aan dat de door hem ingeschakelde persoon heeft geconstateerd dat de dakbedekking is losgetrapt en dit is volgens [gedaagde] ook te zien op een foto. Volgens hem zou dit gebeurd kunnen zijn bij de plaatsing van zonnepanelen op het dak van de carport/berging. [gedaagde] beroept zich in dit verband op artikel 4.4. van de AVA 1992.
4.8.
Voordat de kantonrechter over dit punt zal oordelen, zal hij [eisers] in de gelegenheid stellen om de stukken te overleggen die hij stelt te hebben met betrekking tot de verklaring van twee loodgieters over de lekkage bij de carport/berging (zie 4.6). [gedaagde] krijgt de gelegenheid om de door hem aangehaalde foto van de vertrapte dakbedekking over te leggen, eventueel voorzien van een schriftelijke verklaring van de persoon die hij naar de dakbedekking heeft laten kijken (zie 4.7). De zaak zal hiervoor naar de rol worden verwezen, voor het nemen van een akte door beide partijen. Hierna zullen partijen de gelegenheid krijgen op elkaars akte te reageren.
4.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4.10.
De kantonrechter merkt nog het volgende op. [eisers] heeft een vordering ingesteld van € 25.000,00, gebaseerd op gebreken van zowel de woning als de carport/berging. Uit dit vonnis kan nu al worden afgeleid dat een groot deel van de vordering zal worden afgewezen, namelijk voor zover deze zijn gerelateerd aan de gebreken van de woning en voor zover zij op een dubbeltelling berust. Wat resteert is (in verhouding tot de oorspronkelijk vordering) een veel beperkter bedrag van ten hoogste € 8.860,00. Van dit bedrag is nog niet duidelijk of het deels of in zijn geheel zal worden toegewezen of zal worden afgewezen. Tegen deze achtergrond geeft de kantonrechter partijen in overweging in overleg te treden en onderling tot een vergelijk te komen. Daardoor kunnen de kosten voor partijen en de duur van deze procedure worden beperkt. Indien partijen overeenstemming bereiken, kunnen zij dat aan de kantonrechter laten weten, waarna desgewenst de gemaakte afspraken in een proces-verbaal kunnen worden vastgelegd en de procedure kan worden beëindigd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
dinsdag 6 augustus 2024voor het nemen van een akte door beide partijen over wat is vermeld onder 4.8, waarna zij op de rol van 4 weken daarna (3 september 2024) in reactie op elkaars akte een antwoordakte kunnen nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op
9 juli 2024