ECLI:NL:RBOVE:2024:4064

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
10557445 \ CV EXPL 23-1318
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging koopovereenkomst auto wegens bedrog en dwaling

In deze zaak vordert eiser, een particuliere koper, de vernietiging van een koopovereenkomst voor een Audi RS3, die hij in februari 2023 heeft gesloten met gedaagde, een eenmanszaak die zich bezighoudt met de import en verkoop van gebruikte auto’s. Eiser stelt dat de auto ernstige schade heeft geleden en slecht is hersteld, wat hij pas na de aankoop heeft ontdekt. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis gewezen en de zaak is behandeld op een zitting waar eiser gebruik heeft gemaakt van een pleitnota. Eiser heeft de koopovereenkomst op 16 maart 2023 vernietigd op grond van bedrog en/of dwaling, maar gedaagde heeft dit niet erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er discussie is over de vraag of gedaagde eiser voldoende heeft geïnformeerd over de staat van de auto. De kantonrechter heeft gedaagde opgedragen te bewijzen dat hij eiser heeft geïnformeerd over de schade aan de auto. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal op 12 maart 2024 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10557445 \ CV EXPL 23-1318
Vonnis van 13 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. [bedrijf 1],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J. Ramnath.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 september 2023,
- de aanvullende productie van [gedaagde],
- de mondelinge behandeling van 15 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiser] heeft ter zitting gebruik gemaakt van een pleitnota.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] drijft een eenmanszaak onder de naam [bedrijf 1]. Hij houdt zich onder meer bezig met de import van gebruikte auto’s en met de handel in en reparatie van personenauto’s.
2.2.
[eiser] (als koper) en [gedaagde] (als verkoper) hebben in februari 2023 (mondeling) een koopovereenkomst gesloten voor een Audi, type RS3 met kenteken [kenteken], bouwjaar 2019 en een kilometerstand van 29.000 (verder: de auto) tegen een koopprijs van € 54.000,00.
2.3.
De auto is geïmporteerd vanuit het buitenland en in Nederland geregistreerd op
4 juni 2021. De BPM die voor de auto is betaald was € 3.385,00.
2.4.
Op de factuur van 1 februari 2023 staat, voor zover van belang, opgenomen dat de auto is afgeleverd met herstelwerkzaamheden. [eiser] heeft de koopprijs op
10 februari 2023 voldaan, waarna de auto op 21 februari 2023 is geleverd.
2.5.
[eiser] heeft de auto na de aankoop door vier deskundigen laten beoordelen, die allen een rapport hebben opgesteld. Meer specifiek betreft het de deskundigen [bedrijf 2], [bedrijf 3], [bedrijf 4] en [bedrijf 5].
2.6.
[bedrijf 5] komt in haar rapport van 30 mei 2023 tot de volgende conclusie:
“(…) De staat van het voertuig en diens lakwerk is niet zoals men dit mag verwachten van een voertuig van deze leeftijd en kilometerstand. De vele bewerkingen welke aan het voertuig zijn uitgevoerd wijzen erop dat er sprake is geweest van schade herstel rondom. De carrosserie van het voertuig is tevens volledig overgespoten, dit is niet naar behoren uitgevoerd en diverse delen van de carrosserie zijn niet naar behoren afgesteld. De staat van het lakwerk laat te wensen over, er is overduidelijk slecht en zo goedkoop mogelijk herstel aan het voertuig uitgevoerd. Uit lakmetingen blijkt dat er een grote hoeveelheid lak op de plaatdelen aanwezig zijn, diverse delen zijn vermoedelijk ook voorzien van plamuur gezien de laagdikte.
Buiten het ontbreken van de carrosseriering van één van de subframe bevestigingen is er geen sprake van zichtbare technische gebreken. Wij hebben het voertuig niet volledig kunnen meten, maar sluiten gezien de wijze van montage van het subframe niet uit dat er sprake kan zijn van vervormingen van de carrosserie als gevolg van ernstige schade. Tevens hebben wij de airbags niet kunnen controleren op staat en bewerkingen, hiervoor is verregaande demontage vereist.
Gezien onze bevindingen, de vele afwijkingen en bewerkingen welke aan het voertuig zijn uitgevoerd zijn wij van mening dat het voertuig vermoedelijk ernstige schade heeft gekend. Vervolgens heeft er zo goedkoop mogelijk herstel plaatsgevonden, gezien de kwaliteit van het lakwerk en afstelling van delen. Alle punten welke wij in de bovenstaande rapportage hebben benoemd wijzen op verregaande de/montagewerkzaamheden ten behoeve van schade herstel. Het voertuig verkeert niet in de staat welke men mag verwachten van een voertuig van deze leeftijd, verreden kilometers en prijscategorie. (…)”
2.7. (
De gemachtigde van) [eiser] heeft de koopovereenkomst bij brief van
16 maart 2023 vernietigd op grond van bedrog, althans (wederzijdse) dwaling, waarbij [gedaagde] is gesommeerd de vernietiging te erkennen en de koopsom terug te betalen. [gedaagde] is daartoe niet overgegaan.
2.8.
[eiser] heeft geen aankoopkeuring laten uitvoeren.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart:
a. dat de koopovereenkomst is vernietigd, althans (subsidiair) dat de koopovereenkomst is ontbonden;
b. dat de auto ook na februari 2023 in eigendom aan [gedaagde] heeft toebehoord, althans niet aan [eiser];
c. dat de kosten ter zake verzekering en motorrijtuigenbelasting in verband met de auto in de periode van 20 februari 2023 tot en met de dag waarop de auto op naam van [gedaagde] of een door [gedaagde] aan te wijzen derde zal zijn overgeschreven, voor rekening van [gedaagde] komen;
II. voorwaardelijk, indien en voor zover de hiervoor bedoelde verklaringen voor recht onder I. sub a. niet wordt afgegeven, de koopovereenkomst te vernietigen, althans te ontbinden;
III. [gedaagde] veroordeelt om:
a. binnen 5 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis een afspraak met [eiser] te maken voor het ophalen van de auto bij [eiser];
b. binnen 10 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de auto op te halen bij [eiser] en de auto op kosten van [gedaagde] in de registers van de RDW te (doen) registreren op zijn naam, althans op naam van een door [gedaagde] aan te wijzen derde;
c. aan [eiser] te betalen een dwangsom van € 540,00 voor elke dag (of gedeelte daarvan) gedurende welke hij in gebreke blijft om aan de veroordeling als bedoeld onder III a. of b. hiervoor te voldoen, met een maximum van
€ 54.000,00.;
d. aan [eiser] te betalen een bedrag van € 57.941,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 54.000,00 vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling en te vermeerderen met € 7,96 per kalenderdag vanaf
16 juni 2023 tot aan de dag waarop de auto in de registers is overschreven op naam van [gedaagde] of van een door [gedaagde] aan te wijzen derde;
IV. in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat er sprake is van bedrog, dan wel van (wederzijdse) dwaling als gevolg waarvan de overeenkomst rechtsgeldig vernietigd is. Indien en voor zover hiervan geen sprake zou zijn, moet worden vastgesteld dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst en non-conform is, zodat er een grond bestond de overeenkomst te ontbinden. Verder vordert [eiser] (terug)betaling van de aankoopsom, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [eiser].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat op de factuur van 1 februari 2023 is opgenomen dat de auto is afgeleverd met herstelwerkzaamheden. Ook volgens [eiser] was de auto niet “puntgaaf”. Er waren wat lichte schades waar [eiser] van op de hoogte was en die herstelwerkzaamheden vereisten. Het gaat daarbij volgens [eiser] om:
1) de bumper voorzijde en grill/frame herstellen/spuiten,
2) bumper vastzetten,
3) bekleding herstellen in verband met beschadiging leer passagiersstoel en
4) de velgen herstellen.
4.2.
[gedaagde] heeft erkend dat voormelde lichte schades aanwezig waren en tussen partijen zijn besproken en dat ter zake de voormelde herstelwerkzaamheden zouden worden uitgevoerd. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of [gedaagde] heeft medegedeeld dat er, naast de hierboven genoemde vier specifieke herstelwerkzaamheden, meer schade aan de auto is geweest en dat de auto een schadeverleden had. Dat er sprake is geweest van meer schade volgt naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam uit de vier overgelegde deskundigenrapporten, welke door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd zijn weersproken. Nu [eiser] verder onbetwist heeft aangevoerd dat voor de invoer van de auto een zeer lage BPM is betaald, hetgeen er op wijst dat de auto met ernstige schade is ingevoerd ([bedrijf 5] acht het -op pagina 20 van haar rapport- op grond van die lage BPM en gezien haar bevindingen aan het voertuig zeer aannemelijk dat de auto met een forse schade is ingevoerd), is voldoende komen vaststaan dat de auto in het verleden ernstige schade heeft gehad.
4.3.
[eiser] stelt zich primair op het standpunt dat de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd, nu deze tot stand is gekomen onder invloed van bedrog, dan wel onder invloed van dwaling. De kantonrechter zal beide wilsgebreken hieronder afzonderlijk beoordelen.
Bedrog?
4.4.
Artikel 3:44 lid 3 BW bepaalt dat bedrog aanwezig is, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op.
4.5.
In dat verband heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde] wist dat de auto met erg veel schade is geïmporteerd en slecht is hersteld, al dan niet door [gedaagde] zelf. Ook de lage BPM is een sterke aanwijzing voor het feit dat de auto als schadeauto is geïmporteerd. [gedaagde] heeft betwist dat er sprake is van bedrog.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de stelling dat sprake is van bedrog, onvoldoende is onderbouwd. Hiervoor is onder meer vereist dat [gedaagde] het oogmerk heeft gehad [eiser] willens en wetens te misleiden. Dat er aan de zijde van [gedaagde] sprake is geweest van opzet, volgt uit niets. De omstandigheid dat lage BPM is betaald, maakt nog niet dat is komen vast te staan dat [gedaagde] wist dat de auto met erg veel schade is ingevoerd en [eiser] daarover bewust heeft misleidt c.q. bewust niet over heeft geïnformeerd. Voor zover op de website van [gedaagde] diverse aanprijzingen van zijn eenmanszaak (jarenlange ervaring, vakkundige werkplaats en dergelijke) staan vermeld, maakt dat zoals hiervoor is overwogen nog niet dat sprake is van bedrog. Bovendien erkent ook [eiser] in de dagvaarding in randnummer 32 dat hij niet over “keihard” bewijs beschikt waaruit volgt dat [gedaagde] de wetenschap heeft gehad dat de auto als schadeauto is geïmporteerd en dus onderhevig is geweest aan veel en grote reparaties, die ook nog eens slecht zijn uitgevoerd. Dit alles leidt ertoe dat het beroep op bedrog door de kantonrechter niet wordt gevolgd.
(Wederzijdse) dwaling of non-conformiteit?
4.7.
In artikel 6:228 lid 1 BW is bepaald dat een overeenkomst die tot stand gekomen is onder invloed van dwaling en die bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is, indien a. de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij (inlichting van de wederpartij) dan wel b. indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten (schending van spreekplicht), dan wel c. beide partijen van dezelfde onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan.
4.8.
Verder geldt op grond van artikel 7:17 lid 1 en 2 BW dat de auto aan de koopovereenkomst moet beantwoorden. De auto moet de eigenschappen bezitten die [eiser] op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Daarbij kan het ook gaan om niet gebruiksbepalende eigenschappen. Wat [eiser] mocht verwachten is afhankelijk van de omstandigheden. Uit artikel 7:17 lid 5 BW volgt dat [eiser] zich er niet op kan beroepen dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, wanneer dit hem ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of zij hiermee redelijkerwijs bekend kon zijn.
4.9.
[eiser] stelt vervolgens dat er sprake is van (wederzijdse) dwaling en voert daartoe het volgende aan. Hij zou de auto niet hebben gekocht als hij op de hoogte was geweest van de ernstige al dan niet zeer ernstige schade en van het feit dat deze schade bovendien slecht is gerepareerd. [gedaagde] was hiervan op de hoogte, althans had dit als professionele partij moeten zijn en had [eiser] hierover moeten informeren. [gedaagde] heeft [eiser] (opzettelijk) voorgehouden, althans de suggestie gewekt, dat er geen sprake was van een auto die in het verleden zeer ernstig beschadigd was c.q. dat de auto in prima staat verkeerde. Er is aldus sprake van (wederzijdse) dwaling. Zo er geen sprake is van (wederzijdse) dwaling, moet worden vastgesteld dat er sprake is van non-conformiteit, aldus [eiser].
4.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van dwaling dan wel non-conformiteit is het volgende van belang. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat de auto een schadeverleden had die, kort gezegd, meer omvatte dan de lichte schades zoals genoemd onder rechtsoverweging 4.1. en dat hij bij de totstandkoming van de koopovereenkomst aan [eiser] heeft medegedeeld dat de auto een schadeverleden had en dat aan de auto diverse (andere) herstelwerkzaamheden hadden plaatsgevonden. Het was [eiser] aldus bekend dat de auto een schadeauto betrof. [eiser] heeft voorgaande stelling van [gedaagde] betwist.
4.11.
Aangezien de standpunten van partijen hierover tegengesteld zijn, kan vooralsnog niet worden vastgesteld of [gedaagde] heeft medegedeeld dat aan de auto meer schade was geweest dan de vier genoemde specifieke schades en dat de auto een schadeverleden had. De enkele vermelding “afgeleverd met herstelwerkzaamheden” op de factuur van 1 februari 2023 kan [gedaagde] in dat verband niet baten. Dat ziet naar [eiser] onbetwist heeft gesteld op de hiervoor onder 4.1. genoemde herstelwerkzaamheden.
De vaststelling of [gedaagde] de voormelde mededeling heeft gedaan is echter van essentieel belang voor het antwoord op de vraag of [gedaagde] zijn spreekplicht geschonden heeft en er aldus sprake is van dwaling, dan wel voor het antwoord op de vraag wat [eiser] op grond van de overeenkomst van de auto mocht verwachten (het beroep op non-conformiteit). Naar het oordeel van de kantonrechter was [gedaagde] als professionele verkoper gehouden [eiser] aldus te informeren. Dat [eiser], een ondeskundige particuliere koper, een aankoopkeuring door een derde zou hebben kunnen laten verrichten, maar dat heeft nagelaten, maakt dat niet anders.
4.12.
Nu [gedaagde] aanvoert dat bij de totstandkoming van de overeenkomst is gesproken over de omstandigheid dat de auto een schadeauto betrof, rust op hem de bewijslast van zijn standpunt. De kantonrechter zal [gedaagde] dan ook opdragen te bewijzen dat hij ten tijde van de koop aan [eiser] heeft medegedeeld dat er, naast de lichte schades, waarop de vier herstelwerkzaamheden betrekking hadden, zoals in rechtsoverweging 4.1. genoemd, meer schade aan de auto is geweest en dat de auto een schadeverleden had.
4.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

5.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat hij ten tijde van de koop aan [eiser] heeft medegedeeld dat er, naast lichte schades, waarop de vier herstelwerkzaamheden betrekking hadden, zoals in rechtsoverweging 4.1. genoemd, meer schade aan de auto is geweest en dat de auto aldus een schadeverleden had,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
dinsdag 12 maart 2024voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [gedaagde] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [gedaagde]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
april tot en met juni 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. M.J.C.M. Manders, in het gerechtsgebouw te Almelo, Egbert Gorterstraat 5,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024. (TD)