ECLI:NL:RBOVE:2024:412

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
C/08/305762 / KG ZA 23-254
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. A. Smedes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van stukken in kort geding door erfgenamen van erflaatster tegen echtgenoot

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, hebben eisers, de erfgenamen van erflaatster, gedaagde, de echtgenoot van erflaatster, aangeklaagd om bepaalde documenten te overleggen die essentieel zijn voor het vaststellen van hun niet-opeisbare erfdelen. De eisers hebben op 28 november 2023 een dagvaarding met producties aan gedaagde laten betekenen. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 januari 2024, waarbij eisers vertegenwoordigd waren door hun advocaat, mr. J.W. Damstra. Gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien de financiële instellingen een wettelijke bewaartermijn van zeven jaren hanteren. De eisers hebben gedaagde herhaaldelijk om de gevraagde stukken verzocht, maar gedaagde heeft hier slechts gedeeltelijk aan voldaan. De rechtbank heeft de vordering van eisers toegewezen, met uitzondering van de boedelbeschrijving en taxatierapporten, en gedaagde is veroordeeld om binnen 28 dagen de gevraagde stukken te overleggen. Tevens is er een dwangsom van € 250,00 per dag opgelegd, tot een maximum van € 10.000,00, voor het geval gedaagde in gebreke blijft.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de vordering tot afgifte van de stukken niet onrechtmatig of ongegrond is, en dat eisers recht hebben op de gevraagde documenten om hun aanspraken te kunnen vaststellen. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/305762 / KG ZA 23-254
Vonnis in kort geding van 24 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2] ,
eisende partijen,
hierna samen ook te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. J.W. Damstra te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 3] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
[eisers] hebben op 28 november 2023 de dagvaarding met producties aan [gedaagde] laten betekenen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op
10 januari 2023. [eisers] zijn verschenen, bijgestaan door mr. Damstra. [gedaagde] is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.De samenvatting

2.1.
In deze verstekprocedure in kort geding wordt gedaagde, echtgenoot van erflaatster, veroordeeld om stukken over te leggen die betrekking hebben op de nalatenschap van erflaatster, de moeder van eisers. De vordering wordt toegewezen met uitzondering van de boedelbeschrijving en de taxatierapporten. Voor het geval een gevorderd stuk niet voorhanden is, dient de gedaagde dit onderbouwd met stukken aan te tonen om zo te voorkomen dat hij een dwangsom verbeurt.

3.De feiten

3.1.
Op [overlijdensdatum] 2018 is [erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden.
3.2.
Ten tijde van het overlijden was erflaatster gehuwd met [gedaagde] . Uit een eerder huwelijk had erflaatster twee kinderen, de eisers in deze procedure.
3.3.
Erflaatster heeft geen testament laten opmaken.
3.4.
[gedaagde] en [eisers] zijn de erfgenamen van erflaatster.

4.De vordering

4.1.
[eisers] vorderen dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de volgende stukken aan [eisers] te geven, op straffe van een dwangsom:
- een boedelbeschrijving met onderliggende stukken
- een taxatierapport van de echtelijke woning op datum overlijden
- de hypotheekstukken met saldi die betrekking hebben op de woning op datum overlijden
- de banksaldi op datum overlijden van alle banken waar erflaatster al dan niet samen met [gedaagde] bankierde voorzien van bankafschriften
- de IB aangiften en aanslagen 2017 en 2018
- overzicht van andere vermogensbestanddelen
- aangifte en aanslag erfbelasting
- polis uitvaart en/of levensverzekering en
- factuur van de uitvaart.
Tevens vorderen [eisers] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2.
[eisers] willen met deze vordering de hoogte van hun niet-opeisbare erfdelen kunnen vaststellen. Zij hebben [gedaagde] al vanaf 2018 meermalen om bepaalde stukken gevraagd. [gedaagde] heeft daar slechts gedeeltelijk aan voldaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
[eisers] stellen spoedeisend belang te hebben, omdat de financiële instellingen een wettelijke bewaartermijn hebben van zeven jaren. Vanwege de duur van een bodemprocedure en daarna een mogelijk hoger beroep en gelet op de weigerachtige houding van [gedaagde] , kan een bodemprocedure zolang duren dat de bewaartermijn van de verzochte stukken is verstreken.
5.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eisers] voldoende spoedeisend belang hebben bij de vordering. Inmiddels zijn 5 jaren verstreken na het overlijden van erflaatster en ondanks uitgebreide correspondentie met [gedaagde] hebben [eisers] de gevraagde stukken niet ontvangen.
5.3.
Niet kan worden uitgesloten dat partijen bij een eventuele bodemprocedure nog een lange periode van onzekerheid over de uitkomst wacht, terwijl de wettelijke bewaartermijn van de stukken inmiddels mogelijk verstrijkt.
5.4.
De voorzieningenrechter meent daarom dat er sprake is van spoedeisend belang. Dit betekent dat de vordering van [eisers] inhoudelijk zal worden behandeld.
Verstek/toetsen of het in de bodem zou worden toegewezen
5.5.
[gedaagde] is niet verschenen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de dagvaarding tijdig en op de juiste wijze aan [gedaagde] is betekend. Gelet hierop zal verstek worden verleend. Dit betekent dat de vordering inhoudelijk wordt behandeld zonder dat een eventueel verweer van [gedaagde] bekend is.
5.6.
Als een vordering de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal deze in beginsel worden toegewezen. Dit is bepaald in artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Boedelbeschrijving
5.7.
Op grond van artikel 4:13 Burgerlijk Wetboek (BW) verkrijgt de echtgenoot van rechtswege de goederen van de nalatenschap en verkrijgt ieder van de kinderen van rechtswege een geldvordering ten laste van de echtgenoot, overeenstemmend met de waarde van zijn erfdeel die in beginsel niet opeisbaar is.
5.8.
Op grond van artikel 4:16 lid 1 BW kunnen de kinderen verlangen dat een boedelbeschrijving wordt opgemaakt met daarin een waardering van de goederen en de schulden van de nalatenschap.
5.9.
Een boedelbeschrijving kan door de erfgenamen in onderling overleg worden gemaakt of door een notaris. In onderhavige procedure is niet gebleken dat er al een boedelbeschrijving is opgemaakt. Als het opmaken daarvan in onderling overleg niet lukt, bestaat daarvoor een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter. Daarbij kan de kantonrechter op verzoek van een erfgenaam op grond van artikel 672 Rv een bevel geven tot het opstellen van een boedelbeschrijving.
5.10.
Van een dergelijk verzoek is hier geen sprake, van een procedure bij de kantonrechter evenmin. Een boedelbeschrijving die nog moet worden opgemaakt kan niet worden opgevraagd. De vordering is ongegrond en wordt afgewezen.
Vordering tot afgifte van de stukken
5.11.
De vordering voor wat betreft de overige stukken is niet onrechtmatig of ongegrond zodat ze kan worden toegewezen met uitzondering van de taxatierapporten (de overwegingen 5.15. en volgende). De voorzieningenrechter motiveert deze beslissing als volgt.
5.12.
Uit artikel 4:16 lid 4 BW volgt dat [eisers] tegenover [gedaagde] recht hebben op een afschrift van stukken die zij voor de vaststelling van hun aanspraken nodig hebben.
5.13.
Als productie 9 bij de dagvaarding hebben [eisers] het document ‘rekening en verantwoording’ overgelegd dat zij van [gedaagde] hebben ontvangen zonder onderliggende stukken. Bij de mondelinge behandeling hebben zij naar voren gebracht dat zij niet weten of dit document volledig is.
Aan de hand van de van [gedaagde] te ontvangen stukken kunnen [eisers] beoordelen of er aanleiding bestaat om alsnog een verzoekschrift tot het opmaken van een boedelbeschrijving in te dienen.
5.14.
De termijn zal worden gesteld op 28 dagen om [gedaagde] de tijd te geven de stukken zo nodig bij instanties op te vragen.
Taxatierapporten
5.15.
[eisers] hebben taxatierapporten gevorderd van de echtelijke woning, de inboedel en de sieraden. Voor de beoordeling van dit deel van de vordering wordt acht geslagen op het in de wet bepaalde over de boedelbeschrijving.
5.16.
Artikel 674 Rv gaat over de inhoud van een boedelbeschrijving. Onder lid 1 wordt als onderdeel van een boedelbeschrijving een korte beschrijving genoemd van alle tot de boedel behorende goederen en schulden en, zo een der partijen dat wenst, een schatting van de waarde.
5.17.
Artikel 675 Rv bepaalt dat als partijen het niet eens worden over de aanwijzing van de schatters, deze worden benoemd door de notaris of (ingeval van een onderhandse boedelbeschrijving) de kantonrechter.
5.18.
In deze procedure gaat het niet over het opmaken van een boedelbeschrijving. Verwezen wordt naar de overwegingen 5.7. tot en met 5.10. In geval een boedelbeschrijving wordt opgemaakt moeten partijen eerst proberen gezamenlijk een schatter (taxateur) van de waarde van de goederen te benoemen. Als ze het niet eens worden kan bij verzoekschrift aan de kantonrechter worden gevraagd om benoeming van een taxateur door de kantonrechter.
5.19.
Van een dergelijk verzoek is hier geen sprake, van een procedure bij de kantonrechter evenmin. Taxatierapporten die nog moeten worden opgemaakt kunnen niet worden opgevraagd. Gelet hierop zal de vordering om genoemde taxatierapporten over te leggen als zijnde ongegrond worden afgewezen.
Dwangsom
5.20.
De gevorderde dwangsom is erg hoog en wordt hierna in redelijkheid en billijkheid bepaald op € 250,00 per dag, gemaximeerd tot € 10.000,00.
5.21.
Bij de veroordeling tot betaling van de dwangsom wordt opgemerkt dat bij de mondelinge behandeling naar voren is gekomen dat [eisers] niet zeker weten welke stukken bij [gedaagde] aanwezig zijn. Zo is bijvoorbeeld niet zeker of er in 2017 en 2018 aangifte inkomstenbelasting is gedaan en of [gedaagde] aangifte erfbelasting heeft gedaan. Om te voorkomen dat een dwangsom wordt verbeurd terwijl het betreffende stuk er niet is, dient [gedaagde] ter voorkoming van het verbeuren van een dwangsom schriftelijk, voorzien van bewijsstukken, aan te tonen dat het betreffende stuk niet is opgemaakt. Als hij dat niet doet verbeurt hij alsnog de dwangsom.
Proceskosten
5.22.
Gelet op de aard van de relatie tussen partijen worden de proceskosten gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 28 dagen na betekening van dit vonnis de volgende stukken aan [eisers] te doen toekomen:
- de hypotheekstukken met saldi die betrekking hebben op de woning op datum overlijden;
- de banksaldi op datum overlijden van alle banken waar erflaatster al dan niet samen met [gedaagde] (en of rekening) bankierde voorzien van de bankafschriften;
- de IB-aangiften en aanslagen 2017 en 2018;
- een overzicht van alle vermogensbestanddelen;
- de aangifte voor de erfbelasting en de aanslag voor de erfbelasting;
- de polis uitvaart en/of levensverzekering;
- de factuur van de uitvaart;
6.2.
met inachtneming van hetgeen is overwogen in 5.21.:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag, voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder 6.1. bepaalde te voldoen, tot een maximum van € 10.000,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de proceskosten;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.