Uitspraak
1.[partij B 1] B.V.,
2.
[partij B 2] B.V.,
3.
[partij B 3] B.V.,
1.Samenvatting
2.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
“220627 Eurotec situatie offerte-order.pdf”. Nergens blijkt uit dat er nog meer stukken zijn (geweest) die niet zijn overhandigd. Dat [partij A] heeft erkend dat zij e-mails heeft verwijderd maakt dit niet anders. Zij heeft namelijk uitgelegd dat zij de emails als pdf-bestanden heeft opgeslagen en overhandigd. Dat het weinig gegevens zouden zijn voor een periode van twee jaar is onvoldoende om te oordelen dat [partij A] stukken heeft achtergehouden. Partijen zijn het er immers over eens zijn dat het bedrijf slecht draaide en weinig orders heeft binnengehaald, zodat het niet vreemd is dat er weinig administratie is. Bovendien is niet gebleken dat [partij A] er belang bij heeft om stukken achter te houden. Zij heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zij geen activiteiten meer verricht met betrekking tot de machines en de activiteiten waar [partij B 3] en [partij B 2] zich mee bezighouden. Daarnaast heeft zij er belang bij om de volledige administratie te overhandigen, omdat zij de vergoeding van € 14.000,00 van [partij B] wil ontvangen. Dat zij stukken achterhoudt uit rancune – zoals [partij B] hebben gesteld – acht de kantonrechter dan ook niet aannemelijk.
“Het is ons een genoegen om voor de diverse openstaande punten, die door ons op basis van de lopende order zijn aangemerkt als meerwerk, een offerte uit te brengen”. [partij B 2] heeft de punten dus als meerwerk aangemerkt. In de aanvullende offerte staat een startbedrag van € 42.670,30. Daarop wordt vervolgens een bedrag van € 6.050,60 als ‘declarabel’ in mindering gebracht. Het restant ter hoogte
“Coulance 50%”en ook
“omdat de afspraak over de inhoud hiervan met [naam 1] is gemaakt en niet volkomen duidelijk wat daar inhoudelijk mee bedoeld wordt”. Weliswaar kan in deze wat cryptische omschrijving wellicht een verwijzing worden gelezen naar (eerdere) afspraken tussen [partij B 2] en de klant die bij het maken van de aanvullende offerte niet bekend waren, maar daarmee komt nog niet voldoende vast te staan dat als die afspraken wel bekend waren, deze ‘coulanceregeling’ niet tot stand zou zijn gekomen. Ook het bedrag van de totale korting moet dus voor rekening van [partij B 2] blijven.