In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 27 februari 2024 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2024. De Stichting Jeugdbescherming Overijssel, als gecertificeerde instelling, verzocht om deze machtiging na een telefonische aanvraag. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, had veiligheidsafspraken gemaakt, waaronder het verbod op drugsgebruik. Na de geboorte van de minderjarige bleek echter dat de urinecontrole van de moeder positief was voor drugs, wat in strijd was met de gemaakte afspraken. Dit leidde tot de conclusie dat de veiligheid en gezondheid van de minderjarige ernstig in gevaar waren.
De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk was om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, gezien de situatie van de moeder en het risico voor de minderjarige. De vader werd als informant aangemerkt, maar de kinderrechter oordeelde dat het verhoor van zowel de vader als de moeder niet kon worden afgewacht zonder dat er onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige zou zijn. De beslissing tot uithuisplaatsing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zouden worden genomen na een mondelinge behandeling die gepland stond op 4 maart 2024.
De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en deze is op 29 februari 2024 schriftelijk vastgelegd. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.