ECLI:NL:RBOVE:2024:4645

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
11092542 \ CV EXPL 24-1866
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid kentekenhouder voor onrechtmatige daad bij tanken zonder betalen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen WTS Zwolle B.V. en een gedaagde partij. WTS, exploitant van een tankstation, stelt de gedaagde aansprakelijk voor schade die is ontstaan door het tanken zonder betaling op 18 februari 2024. De gedaagde ontkent dat hij degene was die getankt heeft, maar de kantonrechter oordeelt dat hij als kentekenhouder aansprakelijk is voor de schade. De gemachtigde van WTS heeft de gedaagde meerdere keren gesommeerd tot betaling, maar de gedaagde heeft hierop niet adequaat gereageerd. De kantonrechter legt uit dat de onrechtmatige daad van het tanken zonder betalen aan de gedaagde kan worden toegerekend, omdat hij niet tijdig de gegevens van de werkelijke bestuurder heeft verstrekt. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de kosten van de gestolen benzine, rente en een deel van de schadevergoeding aan WTS moet betalen. De totale schadevergoeding bedraagt € 159,03, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast moet de gedaagde de proceskosten van € 343,54 vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11092542 \ CV EXPL 24-1866
Vonnis van 27 augustus 2024
in de zaak van
WTS ZWOLLE B.V.,
gevestigd te Dalfsen,
eisende partij,
hierna te noemen: WTS,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
Op 18 februari 2024 is met de auto van [gedaagde] getankt zonder dat voor de benzine is betaald. WTS stelt [gedaagde] aansprakelijk voor de door haar geleden schade. [gedaagde] is het daar niet mee eens, omdat hij niet degene was die op 18 februari 2024 heeft getankt. Toch moet [gedaagde] de benzine met rente en een deel van de door WTS geleden schade vergoeden. De kantonrechter legt dat uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek.
2.2.
Hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] niet meer gereageerd op de conclusie van repliek van WTS.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Wat is er gebeurd?

3.1.
WTS exploiteert een tankstation. Op 18 februari 2024 rond 13:45 uur heeft iemand met een grijze Skoda met kenteken [kenteken] getankt voor een bedrag van € 65,71 bij het tankstation van WTS en daarvoor niet betaald. De gemachtigde van WTS heeft in het kentekenregister achterhaald dat de Skoda op naam staat van [gedaagde].
3.2.
De gemachtigde van WTS heeft [gedaagde] op 29 februari 2024 gesommeerd tot betaling van de benzine en bijkomende kosten, zoals de kosten voor het raadplegen van het kentekenregister. [gedaagde] heeft op de sommatie niet gereageerd. Daarom heeft de gemachtigde [gedaagde] op 8 maart 2024 en 3 april 2024 nogmaals gesommeerd tot betaling. Ook daarop heeft [gedaagde] niet gereageerd.

4.Wat vorderen partijen?

Wat vordert WTS?
4.1.
WTS wil dat [gedaagde] de gestolen benzine met rente betaalt. Ook wil zij dat [gedaagde] de schade vergoedt die WTS lijdt door deze diefstal, zoals de kosten voor het doen van aangifte en de administratie die daarbij hoort. Daarnaast wil WTS dat [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten betaalt en de kosten van deze procedure aan haar vergoedt.
4.2.
WTS voert aan dat degene die getankt heeft zonder daarvoor te betalen, onrechtmatig heeft gehandeld. Als kentekenhouder is [gedaagde] aansprakelijk voor de door WTS door de diefstal geleden schade, tenzij hij tijdig de NAW(Naam, Adres, Woonplaats)-gegevens van degene die gereden heeft deelt met WTS.
Wat vindt [gedaagde] daarvan?
4.3.
[gedaagde] is het niet met WTS eens. Hij voert aan dat hij niet degene is geweest die op 18 februari 2024 heeft getankt. Dat was [naam], geboren op [geboortedatum]. Hij had de auto geleend om zijn kinderen naar school te brengen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling door de kantonrechter

[gedaagde] is aansprakelijk voor de door WTS geleden schade
5.1.
Vast staat dat met de auto van [gedaagde] is getankt bij WTS op 18 februari 2024 en dat daar niet voor is betaald. Doorrijden zonder te betalen is onrechtmatig tegenover de tankstationhouder, in dit geval WTS. [1] Het is immers diefstal en dat mag niet. Deze onrechtmatige gedraging kan aan [gedaagde] worden toegerekend om de volgende reden. Deze situatie kan worden vergeleken met de situatie dat iemand een verkeersovertreding begaat met andermans auto. De boete kan in dat geval worden opgelegd aan de eigenaar van de auto, tenzij de eigenaar de naam én het
volledige adresvan de bestuurder tijdig bekend maakt. [2] De eigenaar van de auto is dus ook in dat geval aansprakelijk. [gedaagde] heeft op de aanmaningen van WTS niet gereageerd. Pas bij conclusie van antwoord heeft hij bekend gemaakt dat de bestuurder [naam] was. Dat is te laat. [gedaagde] heeft dus onvoldoende informatie gegeven om verhaal op [naam] mogelijk te maken. Hij blijft daarom zelf aansprakelijk voor de door WTS geleden schade als gevolg van de onrechtmatige gedraging.
[gedaagde] moet de benzine met rente betalen aan WTS
5.2.
De schade van WTS bestaat in ieder geval uit de gestolen benzine ter waarde van € 65,71. [gedaagde] moet dit bedrag dus aan WTS betalen. Ook moet [gedaagde] de wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment dat de schade is ontstaan betalen. [3] Dat is dus vanaf 18 februari 2024, omdat toen is getankt.
De buitengerechtelijke incassokosten hoeft [gedaagde] niet te betalen, maar de overige gevorderde schadevergoeding wel
5.3.
WTS vordert een bedrag van € 131,00 als schadevergoeding voor verschillende posten. WTS heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat de kosten voor het vaststellen van de diefstal, de online aangifte, het veiligstellen van de videoregistratie, de administratie van de brandstofderving en de kosten voor de controle van het kentekenregister werkzaamheden zijn ter vaststelling van de aansprakelijkheid van [gedaagde]. [4] Deze kosten komen daarom voor vergoeding in aanmerking. Dit gaat om een bedrag van € 91,00.
WTS heeft ook aanspraak gemaakt op een bedrag van € 40,00 voor de (verdere) bemoeienis van de deurwaarder, zoals het versturen van de aanmaningen naar [gedaagde]. Dit gaat om buitengerechtelijke incassokosten. [5] WTS had moeten stellen welke werkzaamheden de deurwaarder voor haar heeft verricht die verder gaan dan het voorbereiden van de procedure en de instructie van de zaak. [6] Niet gebleken is dat de brieven een andere inhoud dan een eenvoudige aanmaning hebben gehad. De brieven die zijn overgelegd bij dagvaarding zijn eenvoudige gestandaardiseerde aanmaningen. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
Wat zijn de gevolgen van het voorgaande voor de vorderingen van WTS?
5.4.
Gelet op het voorgaande moet [gedaagde] het volgende betalen aan WTS:
Benzine
65,71
Rente 18-02-2024 t/m 20-08-2024
2,32
Schadevergoeding
91,00
Buitengerechtelijke kosten
0,00
+
Totaal
159,03
Te vermeerderen met de wettelijke rente over € 65,71 vanaf 21 augustus 2024 tot aan de dag dat [gedaagde] alles heeft betaald.
5.5.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WTS worden begroot op:
Kosten van de dagvaarding
113,54
Griffierecht
130,00
Salaris gemachtigde
80,00
(2,00 punten × € 40,00)
Nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
343,54

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan WTS te betalen een bedrag van € 159,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 56,71 met ingang van 21 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 343,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 181 Wegenverkeerswet 1994.
3.Artikel 6:83 sub b BW.
4.Artikel 6:96, lid 2, sub b, BW.
5.Artikel 6:96, lid 2, sub c, BW.
6.Vergelijk HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.