ECLI:NL:RBOVE:2024:4689

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
10898157 \ CV EXPL 24-344
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van vastrecht door waterleverancier ondanks afgesloten waterlevering

In deze zaak heeft Vitens N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een pand huurt in Kampen. De vordering betreft de betaling van vastrecht, ondanks dat de drinkwaterlevering is afgesloten. Vitens stelt dat de gedaagde nog steeds verplicht is om vastrecht te betalen, omdat de aansluiting en de meter nog aanwezig zijn, ook al is er geen water verbruikt. De gedaagde heeft in het verleden wel rekeningen ontvangen, maar deze niet betaald. Vitens vordert een bedrag van € 589,36, bestaande uit € 549,36 aan hoofdsom en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.

De gedaagde heeft aangevoerd dat hij geen water heeft verbruikt en daarom geen kosten verschuldigd is. De kantonrechter overweegt echter dat de gedaagde niet heeft betwist dat alleen vastrecht in rekening is gebracht. De kantonrechter wijst erop dat de algemene voorwaarden van Vitens van toepassing zijn en dat de gedaagde niet heeft verzocht om de aansluiting te verwijderen of de overeenkomst op te zeggen. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde het vastrecht moet betalen, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij recht had op vrijstelling van deze kosten.

De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat Vitens geen aanmaning heeft gestuurd die voldoet aan de wettelijke eisen. De gedaagde wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten aan de zijde van Vitens betalen, die zijn begroot op € 779,04. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter op 3 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10898157 \ CV EXPL 24-344
Vonnis van 3 september 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende in Zwolle,
eisende partij, hierna te noemen: Vitens,
gemachtigde: drs. M.D. Brouwer,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 januari 2024;
- de e-mail van [gedaagde] van 16 april 2024, aangemerkt als conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de e-mail van [gedaagde] van 6 augustus 2024, aangemerkt als conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] huurt een pand in Kampen. Het pand heeft een drinkwateraansluiting en een meter van Vitens. De mogelijkheid tot het verbruiken van water is geblokkeerd, maar de aansluiting en meter zijn nog aanwezig.
2.2.
Vitens heeft [gedaagde] in december 2020, december 2021 en december 2022 een jaarafrekening gestuurd. [gedaagde] heeft deze niet betaald.
2.3.
Vitens wil dat [gedaagde] de rekeningen betaalt. De rekeningen bestaan uit vastrecht, niet uit verbruikskosten. Het vastrecht is bedoeld om de installatie en de meter te kunnen onderhouden, aldus Vitens. Vitens vordert daarom dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen om een bedrag van € 589,36 aan Vitens te betalen, bestaande uit € 549,36 aan hoofdsom en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast wil Vitens dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
2.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de drinkwaterlevering is gestopt en dat er dus geen water is verbruikt. Hij ging ervan uit dat er geen kosten meer waren. De paar keer dat hij een rekening van Vitens wel heeft betaald, is dat onbewust gebeurd, aldus [gedaagde]. Inmiddels is de blokkering opgeheven en wordt er weer water verbruikt.
2.5.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat Vitens alleen vastrecht in rekening heeft gebracht. Ook uit de facturen blijkt dat er geen waterverbruik, maar alleen vastrecht in rekening is gebracht. Het verweer van [gedaagde] dat hij geen water heeft verbruikt, slaagt daarom niet, want ook dan is [gedaagde] het vastrecht verschuldigd. Dat staat in artikel 14.1. van de algemene voorwaarden van Vitens, waarvan [gedaagde] niet heeft betwist dat die op de zakelijke overeenkomst tussen Vitens en [gedaagde] van toepassing zijn. Verder heeft [gedaagde] Vitens niet gevraagd om de aansluiting te verwijderen en hij heeft de overeenkomst met Vitens niet opgezegd. Dat er ‘iets administratiefs’ verkeerd zou zijn gegaan, en wat dan, heeft [gedaagde] niet onderbouwd. Dat [gedaagde] ervan uitging dat er geen kosten meer aan de drinkwaterinstallatie verbonden zouden zijn, kan hem ook niet baten. Niet gesteld of gebleken is dat hij daar, bijvoorbeeld door een mededeling van Vitens, op mocht vertrouwen. Dat geldt des te meer omdat onweersproken is dat hij eerdere facturen van Vitens wel heeft betaald, waarop ook vastrecht in rekening werd gebracht. [gedaagde] moet het in rekening gebrachte vastrecht dus betalen. De vordering tot betaling van € 549,36 zal worden toegewezen.
2.6.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. Vitens heeft [gedaagde] geen aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen uit artikel 6:96 lid 6 BW, althans Vitens heeft deze niet overgelegd.
2.7.
[gedaagde] wordt in deze procedure grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten aan de zijde van Vitens betalen. Deze worden begroot op:
kosten dagvaarding € 113,54
griffierecht € 328,00
salaris gemachtigde € 270,00 (2 punten x tarief € 135,00)
nakosten
€ 67,50(½ punt x tarief € 135,00)
totaal € 779,04

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 549,36 aan Vitens te betalen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Vitens begroot op € 779,04;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.(SB)