ECLI:NL:RBOVE:2024:4784

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
08-206204-23, 08-232590-24 (gev. ttz) en 08-235157-21 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor bedreiging met misdrijf tegen het leven en zware mishandeling van zijn (ex)partner

Op 13 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling van zijn (ex)partner. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 30 augustus 2024, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. K. Meijer. De tenlastelegging omvatte onder andere het dreigen met geweld en het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van de (ex)partner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 14 juli 2024 in Hengelo de (ex)partner bedreigde met de dood en zware mishandeling, terwijl zij zich in een rijdende auto bevond. De rechtbank achtte de bedreigingen bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat de feiten niet in de juiste gemeente waren gepleegd zoals in de tenlastelegging was vermeld. De rechtbank hield rekening met de ernst van de bedreigingen en de impact op de (ex)partner, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de schade verband hield met de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank weigerde ook een contactverbod op te leggen, omdat de (ex)partner zelf contact zocht met de verdachte, wat de effectiviteit van een dergelijk verbod in twijfel trok.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-206204-23, 08-232590-24 (gev. ttz) en 08-235157-21 (tul) (P)
Datum vonnis: 13 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door [naam 1] , juridisch medewerker bij Slachtofferhulp Nederland, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

in de zaak onder parketnummer 08-206204-23:
De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2023 in de gemeente Enschede opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- als bestuurder van een auto met aanzienlijke snelheid in de richting van die [slachtoffer] te rijden en vlak voor haar te stoppen en/of
- ( vervolgens) uit de auto te stappen en dreigend en dwingend meermalen tegen die
[slachtoffer] te zeggen 'Stap in, ik wel met je praten.' en 'Ik pak je spullen af.', in ieder
geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] met kracht aan beide polsen te pakken en haar vervolgens naar de bijrijderskant van de auto te sleuren en/of
- die [slachtoffer] met kracht bij de schouders te pakken en haar in de auto te duwen en bovenop haar te gaan zitten en het portier dicht te trekken en/of (vervolgens) snel hard weg te rijden en/of haar (met kracht) aan haar been vast te houden en/of
- op het moment dat hij, verdachte, door de politie tot stoppen werd gedwongen tegen die [slachtoffer] dreigend en dwingend te zeggen 'Niet zeggen wat er aan de hand is. Blijf in de auto zitten.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
in de zaak onder parketnummer 08-232590-24:
De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2024 in de gemeente Hengelo (O), in ieder geval in
Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend (scheeuwend) meermalen (ondermeer) de woorden toe te voegen "Ik pak je nog, ik bombardeer je huis en ik ga je vader bellen. Ik weet je wel te vinden. Ik maak je dood. Ik schiet op je kankermoeder der huis. Ik sla al je
kankerhoerentanden eruit. Er komt een dag dat je kankerhard gaat boeten voor dit. Als jij met een bekende van mij praat, neuk ik je moeder. Ik schiet op jou en je moeder. Je gaat schrikken als je ziet wat ik heb.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, (terwijl die [slachtoffer] zich in een rijdende auto bevond met verdachte als bestuurder).

3.De bewijsmotivering

3.1
Parketnummer 08-206204-23
3.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie acht de aangifte van [slachtoffer] betrouwbaar. De aangifte vindt steun in de verklaring van getuige
[getuige] , een onafhankelijke getuige. De aangifte vindt verder steun in de verklaring van [naam 2] . Hoewel [naam 2] heeft gelogen over de aanwezigheid van een deurbelcamera, komt hetgeen hij bij de rechter-commissaris en de politie heeft verklaard op wezenlijke onderdelen overeen met de verklaring van aangeefster. Uit niets blijkt dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de getuigenverklaringen van [naam 2] en [naam 3] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd, omdat deze verklaringen niet betrouwbaar zijn. [naam 2] en [naam 3] hebben tijdens het politieverhoor verklaard dat zij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] hadden waargenomen via een deurbelcamera, maar bij het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris hebben zij verklaard dat deze verklaring over de deurbelcamera niet klopte. Het is mogelijk dat aangeefster [slachtoffer] en getuigen [naam 2] en [naam 3] hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.1.3.1. Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 16 augustus 2023 omstreeks 20:30 uur reed verdachte met zijn auto naar de woning van aangeefster aan de [adres 2] . Er was op dat moment geen sprake meer van een relatie tussen verdachte en aangeefster. Verdachte reed met hoge snelheid en bracht zijn auto vlak voor aangeefster tot stilstand. Hij stapte uit en beval aangeefster in de auto te stappen, omdat hij met haar wilde praten. Toen zij dit weigerde, dreigde verdachte haar spullen af te pakken. Verdachte pakte aangeefster met kracht aan beide polsen vast en sleurde haar naar de bijrijderskant van de auto. Hij pakte haar met kracht bij de schouders vast en duwde haar de auto in. Zij opende het portier en probeerde weg te lopen. Verdachte duwde aangeefster opnieuw de auto, ging bovenop haar zitten en trok het portier van de auto dicht. Vervolgens reed verdachte snel en hard weg. Hij hield ondertussen het been van aangeefster vast. Gedurende de autorit huilde aangeefster en schreeuwde zij dat zij uit de auto wilde. Verbalisanten zagen de auto van verdachte rijden op de [adres 3] . De verbalisanten gaven een stopteken, waarna verdachte de auto tot stilstand bracht. Verdachte zei tegen aangeefster dat zij niet mocht zeggen wat er aan de hand was en dat zij in de auto moest blijven zitten. Aangeefster stapte om 20:51 uur uit de auto. Zij was op dat moment zichtbaar geschrokken en angstig. Zij trilde en keek angstig uit haar ogen.
3.1.3.2 Vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte desalniettemin vrijspreken van het tenlastegelegde feit. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. In de tenlastelegging is uiteengezet dat verdachte aangeefster in de gemeente Enschede wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden. Uit hetgeen de rechtbank onder 3.1.3.1 aan feiten en omstandigheden heeft uiteengezet kan naar het oordeel van de rechtbank vastgesteld worden dat verdachte de feitelijke handelingen, zoals deze zijn tenlastegelegd onder het eerste tot en met het vierde gedachtestreepje heeft gepleegd en daarmee aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. Deze feitelijke handelingen hebben zich echter niet in de gemeente Enschede, zoals is tenlastegelegd, voorgedaan, maar in Hengelo. Deze plaats is niet in de tenlastelegging opgenomen. Ook is in de tenlastelegging geen alternatief voor de pleegplaats Enschede opgenomen, zoals bijvoorbeeld de zinsnede ‘althans in Nederland’. Hengelo valt onder de gemeente Hengelo en aldus niet onder de reikwijdte van de gemeente Enschede. De rechtbank is in haar oordeel gebonden aan de grondslag van de tenlastelegging. Zij kan in de tekst voorkomende misslagen verbeteren, indien de verdachte daardoor niet in zijn verdediging wordt geschaad. Dat kan alleen als het slechts een vaststelling betreft van de juiste inhoud van de tenlastelegging, waarvoor geen medewerking van het Openbaar Ministerie of de verdachte is vereist. De rechtbank staat het in dit geval niet vrij de pleegplaats verbeterd te lezen, omdat dit een zodanige wijziging betreft dat dit slechts kan plaatsvinden op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting. Een dergelijke wijziging is echter niet gevorderd.
Uit de hiervoor uiteengezette feiten en omstandigheden blijkt weliswaar wél dat verdachte aangeefster van haar vrijheid beroofd heeft gehouden in de gemeente Enschede – hetgeen in de tenlastelegging is verfeitelijkt in het vijfde gedachtestreepje – maar de rechtbank acht het dreigend en dwingend tegen aangeefster zeggen dat ze niet moet zeggen wat er aan de hand is en in de auto moet blijven zitten onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het beroofd houden te komen..
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de verdediging met betrekking tot de betrouwbaarheid van aangeefster, getuige [naam 2] en getuige [naam 3] , gelet op de vrijspraak van het tenlastegelegde feit, geen nadere bespreking behoeft.
3.2.
Parketnummer 08-232590-24
3.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 augustus 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , van 15 juli 2024, p. 14 e.v.
3.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-232590-24 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 juli 2024 in de gemeente Hengelo (O) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend (scheeuwend) meermalen (ondermeer) de woorden toe te voegen "Ik pak je nog, ik bombardeer je huis en ik ga je vader bellen. Ik weet je wel te vinden. Ik maak je dood. Ik schiet op je kankermoeder der huis. Ik sla al je kankerhoerentanden eruit. Er komt een dag dat je kankerhard gaat boeten voor dit. Als jij met een bekende van mij praat, neuk ik je moeder. Ik schiet op jou en je moeder. Je gaat schrikken als je ziet wat ik heb", terwijl die [slachtoffer] zich in een rijdende auto bevond met verdachte als bestuurder.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een maatregel in de zin van artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contact- en locatieverbod voor de duur van vijf jaren, en daarbij de vervangende hechtenis van ten hoogste één week te bevelen voor iedere keer dat niet aan die maatregel wordt voldaan tot een maximum van zes maanden hechtenis. De officier van justitie heeft gevorderd om de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel te bevelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat in verband daarmee aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest opgelegd dient te worden. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om daarnaast geen voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen maatregel in de zin van artikel 38v Sr opgelegd dient te worden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 14 juli 2024 schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn (ex) partner [slachtoffer] . Hij liep ten tijde van deze bedreiging in de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, die was bevolen in verband met de verdenking van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] , waarbij als schorsingsvoorwaarde ook een contactverbod met haar gold. Verdachte heeft zich hier klaarblijkelijk weinig van aangetrokken en opnieuw het contact met [slachtoffer] gezocht. Hij heeft een aantal ernstige bedreigingen tegen haar geuit, terwijl zij samen in een auto zaten. [slachtoffer] kon zich hierdoor niet aan de situatie onttrekken. Het moet voor haar een bijzonder angstige situatie zijn geweest. De bedreigingen van verdachte hebben bij [slachtoffer] gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Het strafbare feit hangt samen met de toxische relatie tussen verdachte en [slachtoffer] . Verdachte heeft ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn dominante, jaloerse en agressieve gedrag tegen [slachtoffer] . Hij legt de schuld veelal buiten zichzelf, en kijkt vooral naar het gedrag van [slachtoffer] . De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 2 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 23 december 2022 is veroordeeld voor (onder meer) de wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging van [slachtoffer] . Bij vonnis van voornoemde datum is aan verdachte een taakstraf en een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Hij liep ten tijde van het plegen van het onderhavige bewezenverklaarde feit nog in de proeftijd van deze veroordeling. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw een ernstig strafbaar feit tegen opnieuw [slachtoffer] te plegen. De rechtbank weegt dit mee in strafverzwarende zin. De rechtbank merkt op dat aan verdachte op 20 juni 2024 een strafbeschikking is opgelegd in verband met het overtreden van de Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Artikel 63 Sr is derhalve van toepassing.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 25 juni 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland en het aanvullende reclasseringsadvies van 30 juli 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker 2] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Hieruit komt, in onderling verband en samenhang bezien, het volgende naar voren. Het risico op recidive en het risico op letsel wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De interventies die door de reclassering zijn ingezet tijdens het lopende toezicht zijn niet voldoende gebleken om te werken aan beperking van risico’s en om gedragsverandering te bewerkstelligen.
De op te leggen straf en/of maatregel
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde bedreiging en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal evenwel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu zij niet tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving komt. Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank zal aan verdachte geen maatregel in de zin van artikel 38v Sr opleggen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Een contact- en locatieverbod is bedoeld ter bescherming van een slachtoffer. In onderhavig geval zoekt [slachtoffer] echter zelf ook contact met verdachte. Aan verdachte was gedurende de schoring van zijn voorlopige hechtenis een contactverbod met [slachtoffer] als schorsingsvoorwaarde opgelegd. Zowel verdachte als [slachtoffer] hebben desondanks veelvuldig contact met elkaar gezocht. Daarnaast heeft [slachtoffer] meermalen contact opgenomen met het Openbaar Ministerie om het contactverbod te doen laten vervallen. Door onder voornoemde omstandigheden aan verdachte een contact- en locatieverbod op te leggen, ontstaat de situatie dat [slachtoffer] contact met verdachte kan opnemen, terwijl verdachte geen contact met [slachtoffer] mag hebben. Dat is niet werkbaar. De zwaarte van een maatregel in de zin van artikel 38v Sr verhoudt zich bovendien niet tot de bewezenverklaarde bedreiging.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.250,00 ter vergoeding van immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 800,00 toewijsbaar is. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 150,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal in het geheel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Uit de het verzoek tot schadevergoeding en de onderbouwing hiervan is onvoldoende vast komen te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde bedreiging. De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-235157-21

8.1.
De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 23 december 2022 met parketnummer 08-235157-21 aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf op twee manieren aangebracht bij de rechtbank, te weten als een vordering in verband met het overtreden van de
algemenevoorwaarde én als een vordering in verband met het overtreden van de bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging in verband met het overtreden van de
bijzonderevoorwaarden – bij afzonderlijk opgemaakte beslissing – toewijzen. Gelet op deze toewijzing acht de rechtbank, hoewel verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten, het toewijzen van de vordering tot tenuitvoerlegging in verband met het overtreden van de algemene voorwaarde niet opportuun.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-206204-23 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-232590-24 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
parketnummer 08-232590-24, het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) maand;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-235157-21
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. D. van den Berg en mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024.
Buiten staat
Mr. R.G.J. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023113095. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.