ECLI:NL:RBOVE:2024:4795

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
11234248 \ CV EXPL 24-2842
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toewijzing van een woning aan een woningzoekende met urgentieverklaring

In deze zaak vordert eiser, die ingeschreven staat als woningzoekende met een urgentieverklaring, dat de woningcorporaties hem een passende woning aanbieden. Eiser heeft gereageerd op verschillende woningen, maar de woningcorporaties weigeren hem een woning aan te bieden, wat eiser als onrechtmatig beschouwt. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen. Eiser heeft in het verleden samen met zijn ex-partner en kinderen in een woonwagen gewoond, maar na een ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruiming is hij zonder vaste woon- of verblijfplaats geraakt. Eiser heeft een urgentieverklaring aangevraagd en gekregen, maar de woningcorporaties hebben geweigerd hem een woning aan te bieden vanwege een negatieve verhuurdersverklaring die voortkomt uit eerdere overlast en huurachterstand. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de woningcorporaties voldoende redenen hebben om eiser geen woning aan te bieden, gezien de voorgeschiedenis en de belangen van andere huurders. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat er sprake is van een noodtoestand die de woningcorporaties zou verplichten om hem een woning aan te bieden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser niet toewijsbaar zijn en heeft hem in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Voorzieningenrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11234248 \ CV EXPL 24-2842
Vonnis in kort geding van 16 september 2024
in de zaak van
[eiser],
momenteel zonder vaste woon en/of verblijfplaats,
eisende partij,
gemachtigde: mr. V.W.J.H. Kobossen,
tegen

1.de stichting STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1,

gevestigd te Deventer,
2. de stichting
WONINGSTICHTING RENTREE,
gevestigd te Deventer,
3. de stichting
WOONSTICHTING DE MARKEN,
gevestigd te Schalkhaar,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. M. Douwenga.
Eisende partij wordt hierna [eiser] genoemd. Gedaagde partijen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als ‘de woningcorporaties’ en afzonderlijk als respectievelijk Woonbedrijf Ieder1, Rentree en De Marken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 augustus 2024;
- de producties (1 t/m 18) van de woningcorporaties;
- de mondelinge behandeling van 2 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij de gemachtigde van de woningcorporaties spreekaantekeningen heeft voorgedragen.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.2. Samenvatting

2.1.
[eiser] staat ingeschreven als woningzoekende en heeft een urgentieverklaring. [eiser] heeft op een aantal woningen in [plaats] gereageerd, maar de woningcorporaties weigeren hem een woning aan te bieden. [eiser] vindt dat, mede gezien zijn persoonlijke omstandigheden, onrechtmatig en vordert dat de woningcorporaties worden veroordeeld om hem een passende woning aan te bieden. De woningcorporaties voeren gemotiveerd verweer. De voorzieningenrechter wijst de vordering van [eiser] af. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

3.1.
[eiser] woonde tot omstreeks maart 2020 samen met zijn toenmalige partner, hierna ook wel [naam] te noemen, en hun vijf minderjarige kinderen in een woonwagen aan de [adres 1] . De vader van [eiser] was de huurder van de woonwagen en de gemeente Deventer de verhuurder. Bij vonnis van 19 november 2019 van de kantonrechter van deze rechtbank is de huurovereenkomst op vordering van de gemeente Deventer ontbonden en is de ontruimingsvordering toegewezen. Bij arrest van 17 maart 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd voor zover het de uitgesproken ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming betreft.
3.2.
Op 27 november 2019 heeft de gemeente Deventer tijdens een multidisciplinair overleg (MDO) aan Woonbedrijf Ieder1 en Rentree gevraagd of zij – vanwege de toen aanstaande ontruiming – bereid waren om aan [eiser] en zijn gezin een woning toe te wijzen buiten het woningverdeelsysteem ( [eiser] stond tot 2020 niet ingeschreven als woningzoekende). Daarop heeft Woonbedrijf Ieder1 met ingang van 28 februari 2020 de woning aan [adres 2] aan [eiser] en [naam] verhuurd. Woonbedrijf Ieder1 stelde daarbij de voorwaarde dat [eiser] en [naam] akkoord zouden gaan met aanvullende huurvoorwaarden die onder meer betrekking hebben op het voorkomen van overlast. De achtergrond hiervan is de bij de gemeente Deventer binnengekomen klachten over overlast veroorzaakt door [eiser] en zijn gezin en het feit dat zich in het verleden op het woonwagenkamp incidenten met vuurwapens hebben voorgedaan. [eiser] en [naam] zijn akkoord gegaan met de aanvullende huurvoorwaarden.
3.3.
De affectieve relatie tussen [eiser] en [naam] is geëindigd. [eiser] en [naam] hebben samen op 3 mei 2023 aan Woonbedrijf Ieder1 te kennen gegeven dat zij hun samenwoning hebben beëindigd en dat [naam] als enige huurder in de woning aan [adres 2] blijft wonen. Daarbij heeft [eiser] de huur eenzijdig opgezegd. Woonbedrijf Ieder1 heeft die opzegging geaccepteerd. Vanaf 3 juni 2023 is [naam] de enige huurder van de woning aan [adres 2] .
3.4.
[eiser] en [naam] hebben sinds de aanvang van de huurovereenkomst de huurpenningen structureel niet tijdig betaald. Woonbedrijf Ieder1 heeft daarom [eiser] en [naam] in rechte betrokken en gevorderd dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat het gehuurde wordt ontruimd. Bij verstekvonnis van de kantonrechter van 21 november 2023 is de huurovereenkomst ontbonden en is de ontruimingsvordering toegewezen. Op verzoek van de gemeente Deventer heeft Woonbedrijf Ieder1 vervolgens aan [naam] een andere woning in [plaats] aangeboden, zodat zij daar met de kinderen kan wonen.
3.5. Op 23 januari 2024 heeft [eiser] een urgentieverklaring aangevraagd, zodat hij voorrang kan krijgen op andere woningzoekenden bij de toewijzing van een sociale huurwoning.
3.6.
Bij brief van 28 maart 2024 heeft de urgentiecommissie van de gemeente Deventer urgentie verleend. De urgentie is geldig in de regio [locatie] vanaf 28 maart 2024 tot en met 28 juli 2024. In de brief staat verder, voor zover relevant, het volgende:

In de verhuurdersverklaring in uw urgentiedossier staat dat er sprake is geweest van huurachterstand en u overlast heeft veroorzaakt. We noemen dit een negatieve verhuurdersverklaring. Met een negatieve verhuurdersverklaring kan de woningcorporatie u als huurder weigeren. Ook al krijgt u nu urgentie van de urgentiecommissie.
3.7.
Bij brief van 8 mei 2024 hebben de woningcorporaties aan [eiser] het volgende meegedeeld:

(…)In [plaats] bespreken de gemeente, politie en de woningcorporaties eenmaal per maand de meest ernstige overlastadressen in de gemeente. In dit overleg is uw adres aan [adres 2] ook aan de orde gekomen. U bent hierover begin april geïnformeerd per brief. We hebben begrepen dat er naast het veroorzaken van overlast vanaf dat adres, ook sprake is van huurachterstand. Dat maakt dat Woonbedrijf Ieder1 geen positieve verhuurdersverklaring kan opstellen.
Door de veroorzaakte overlast in het recente verleden en het ontbreken van een positieve verhuurdersverklaring is er dan ook door de gemeente en de woningcorporaties van de gemeente Deventer afgesproken dat u geen woning toegewezen krijgt.(…)
3.8.
Op 26 juli 2024 heeft [eiser] via Woonbedrijf Ieder1 verlenging van de urgentie aangevraagd. Bij brief van 8 augustus 2024 heeft de urgentiecommissie meegedeeld dat er nog niet op het verlengingsverzoek kan worden beslist omdat er informatie ontbreekt. Daarbij is [eiser] gevraagd om antwoord te geven op een aantal vragen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad, de woningcorporaties gelast om binnen een periode van veertien dagen na dit vonnis aan [eiser] één of meerdere passende woningen aan te bieden binnen de gemeentegrenzen van [gemeente] , waarbij de urgentieverklaring in acht dient te worden genomen, bij gebreke waarvan de woningcorporaties aan [eiser] een dwangsom verbeuren van € 5.000,- per week voor elke week of gedeelte van een week dat zij in gebreke blijven en het vonnis niet in acht nemen, kosten rechtens.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering – kort gezegd – het volgende ten grondslag. [eiser] heeft urgentie aangevraagd en gekregen, maar de woningcorporaties weigeren hem een passende woning aan te bieden. De reden hiervan is de negatieve verhuurdersverklaring. De woningcorporaties hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid en het weigeren van een woning aan een in nood verkerende woningzoekende is onrechtmatig, ook als sprake is van een negatieve verhuurdersverklaring. Bovendien meent [eiser] dat de negatieve verhuurdersverklaring ten onrechte is afgegeven. Ten eerste heeft de overlast betrekking op de periode nadat [eiser] is vertrokken uit de woning aan [adres 2] . Ten tweede is het feit dat er een betalingsachterstand is, op zichzelf onvoldoende grond voor een negatieve verhuurdersverklaring. [eiser] is weliswaar samen met [naam] bij verstek veroordeeld om de huurachterstand te voldoen, maar [eiser] vindt dat hij niet verantwoordelijk is voor de ontstane huurachterstand, omdat de huurachterstand is ontstaan nadat hij al uit de woning was vertrokken. [eiser] is desondanks een betalingsregeling met Woonbedrijf Ieder1 overeengekomen en de huurachterstand is al deels ingelopen.
4.3.
De woningcorporaties hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering en zij hebben daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat zij niet onrechtmatig handelen jegens [eiser] . De woningcorporaties vinden dat zij [eiser] , gezien de voorgeschiedenis en negatieve verhuurdersverklaring, geen woning hoeven aan te bieden. De woningcorporaties concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiser] in ieder geval sinds medio 2023 geen vaste woon- of verblijfadres heeft, dat hij wisselend bij vrienden verblijft en dat hij aldus een zwervend bestaan leidt. [eiser] heeft toegelicht dat hij, nadat hij de woning aan [adres 2] had verlaten, eerst heeft geprobeerd om te kijken of de afstand de relatie met zijn ex-partner goed zou doen. Toen bleek dat dat niet het geval was en [eiser] zonder eigen woning zijn rol binnen het co-ouderschap niet kon vervullen, heeft [eiser] meteen urgentie aangevraagd. De urgentie is op 28 maart 2024 verleend. Na ontvangst van de brief van 8 mei 2024, waarin de woningcorporaties laten weten dat zij [eiser] geen woning zullen aanbieden vanwege de veroorzaakte overlast in het recente verleden en het ontbreken van een positieve verhuurdersverklaring, heeft [eiser] meerdere keren verzocht om dit besluit te herzien. De woningcorporaties zijn daartoe niet bereid gebleken. Daarop heeft [eiser] , mede gezien het naderen van het einde van de urgentietermijn, dit kort geding gestart. Uit het voorgaande volgt dat [eiser] een voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot toekenning van een woning.
Handelen de woningcorporaties onrechtmatig door [eiser] geen woning toe te wijzen?5.2. De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Bij het toewijzen van een huurwoning geldt als uitgangspunt het beginsel van contractsvrijheid. Het staat de woningcorporaties – binnen de grenzen van wat de Woningwet daarover bepaalt – vrij om al dan niet een huurovereenkomst met [eiser] te sluiten. Maar ten aanzien van personen die behoren tot de doelgroep uit artikel 46 van de Woningwet (zij die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van passende huisvesting) hebben de woningcorporaties een bijzondere verantwoordelijkheid. Onbetwist is dat [eiser] tot die doelgroep behoort. [eiser] had een urgentieverklaring (die geldig was tot en met 28 juli 2024) en inmiddels loopt een verlengingsaanvraag. Het blokkeren van de mogelijkheden van [eiser] tot het verkrijgen van een huurwoning van de woningcorporaties kan dan onder omstandigheden onrechtmatig zijn. Of sprake is van een dergelijk bijzonder geval, hangt af van de redenen die de woningcorporaties aan hun handelwijze ten grondslag leggen, bezien in verband met het woonbelang van [eiser] (vergelijk ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ6606). Dat betekent dat in dit kort geding de belangen van [eiser] moeten worden afgewogen tegen de belangen van de woningcorporaties.
5.3.
De voorzieningenrechter acht het voorshands niet aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de woningcorporaties onrechtmatig handelen door aan [eiser] geen woning toe te wijzen en daarom ook niet om [eiser] geen woning aan te bieden. Bovendien weegt het belang van de woningcorporaties om [eiser] niet als huurder te aanvaarden zwaarder dan het woonbelang van [eiser] . De voorzieningenrechter zal dit hierna uitleggen.
5.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat er geen algehele en ongeclausuleerde aanspraak bestaat op toewijzing van een woning bij een zogenoemde toegelaten instelling, zoals de woningcorporaties zijn. Daarbij maakt het niet uit of de ingeschrevene een urgentieverklaring heeft of niet. Want de urgentiecommissie van de gemeente Deventer heeft in dit geval weliswaar urgentie aan [eiser] verleend, maar de urgentiecommissie staat los van de woningcorporaties. De woningcorporaties verstrekken alleen informatie aan de urgentiecommissie in het kader van de urgentieaanvraag om de urgentiecommissie in de gelegenheid te stellen te beoordelen of er aanleiding is om aan een woningzoekende met voorrang boven andere woningzoekenden een sociale huurwoning toe te wijzen. Maar dat betekent niet dat de woningcorporaties ook verplicht zijn om een woningzoekende die een urgentieverklaring heeft, ook een woning aan te bieden.
5.5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben de woningcorporaties voldoende redenen om [eiser] geen nieuwe woning aan te bieden. Tussen Woonbedrijf Ieder1 en [eiser] heeft eerder een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot de woning aan [adres 2] . Bij aanvang van de huur zijn aanvullende huurvoorwaarden overeengekomen als gevolg van de ontruiming van de woonwagen aan de [adres 1] (zie 2.1. en 2.2.). [eiser] heeft op de mondelinge behandeling niet langer betwist dat er overlast is geweest op het adres aan [adres 2] in de periode dat ook hij daar nog woonde. Inmiddels is die woning als gevolg van een huurachterstand ook ontruimd. Woonbedrijf Ieder1 heeft vervolgens op uitdrukkelijk verzoek van de gemeente Deventer een nieuwe woning toegewezen aan de
ex-partner van [eiser] . De kinderen wonen nu bij de ex-partner op dat nieuwe adres. [eiser] heeft niet bestreden dat de kinderen ook daar overlast veroorzaken. Daarnaast verblijven de kinderen regelmatig bij hun oma in [plaats] en de woningcorporaties hebben onweersproken gesteld dat ook op dat adres overlast wordt ervaren. De woningcorporaties willen voorkomen dat zij, in het geval zij [eiser] een woning aanbieden, een derde adres in [plaats] erbij krijgen waar overlast zal worden ervaren. Daarbij hebben zij gewezen op hun verplichting om ook hun andere huurders ongestoord woongenot te verschaffen. [eiser] heeft hier slechts tegenin gebracht dat hij verantwoordelijk is voor zijn kinderen en dat hij zijn kinderen altijd op het hart drukt dat zij geen overlast mogen veroorzaken. De voorzieningenrechter kan dan ook niet anders dan concluderen dat de door de kinderen van [naam] en [eiser] veroorzaakte overlast voortduurt, zoals ook blijkt uit de door de woningcorporaties overgelegde geanonimiseerde klachtmeldingen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de woningcorporaties er een gerechtvaardigd belang bij hebben om nieuwe overlastlocaties te voorkomen. Dat belang weegt zwaarder dan het belang van [eiser] om een woning toegewezen te krijgen door de woningcorporaties.
5.6.
[eiser] heeft verder gesteld dat sprake is van een noodtoestand. Hij leidt inmiddels al erg lang een zwervend bestaan en zijn situatie wordt steeds nijpender. Ook kan [eiser] , doordat hij geen eigen woning heeft, niet voor zijn kinderen zorgen en merkt hij dat het contact met zijn kinderen verwatert. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het op de weg van [eiser] zelf ligt om, met of zonder (verlengde) urgentie, te reageren op advertenties van de andere woningcorporaties in de regio (buiten de stad [plaats] ). Dat heeft [eiser] vooralsnog onvoldoende gedaan. De woningcorporaties hebben onweersproken gesteld dat die andere woningcorporaties [eiser] mogelijk wel woning (buiten [plaats] ) zullen aanbieden, ondanks de negatieve verhuurdersverklaring. Bovendien was (en is de mogelijk te verlengen) urgentie ook daar geldig. Dat [eiser] er zelf voor heeft gekozen om niet te reageren op woning buiten de stad [plaats] omdat een woning in de nabijheid van zijn kinderen grote (praktische) voordelen heeft, is begrijpelijk, maar die omstandigheid legt onvoldoende gewicht in de schaal om te oordelen dat sprake is van een noodtoestand.
5.7.
Al met al is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat niet aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de woningcorporaties onrechtmatig handelen door [eiser] geen woning aan te bieden. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
Proceskosten
5.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de woningcorporaties worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
67,50
Totaal
881,50

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 881,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2024. (DG)