ECLI:NL:RBOVE:2024:5075

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
08.106602.24 en 08.205765.24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen en inbraken met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan meerdere diefstallen en inbraken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht schadevergoedingen te betalen aan de benadeelde partijen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan inbraken in woningen in Enschede, waarbij hij goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Tijdens de zittingen op 23 juli en 17 september 2024 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten erkend en excuses aangeboden aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de noodzaak van begeleiding om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandelprogramma.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.106602.24 en 08.205765.24 (gev. ttz) (P)
Datum vonnis: 1 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 juli 2024 en 17 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

Parketnummer 08.106602.24
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 6 maart 2024 in Enschede heeft ingebroken in een woning;
feit 2:op 22 februari 2024 in Enschede heeft ingebroken in een woning;
feiten 3, 4 en 5:op 1 juli 2023 in Enschede in drie woningen heeft geprobeerd in te breken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 6 maart 2024 te Enschede,
in een woning, gelegen aan de [adres 1]
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
- een rugtas (merk: Northface) en/of
- een Lenovo laptop en/of
- een pasjeshouder (met daarin een rijbewijs, OV-kaart, studentenpas en/of
bankpas) en/of
- een airtag en/of
- een set airpods en/of
- een macbook,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of gedeeltelijk aan [slachtoffer 2], in elk geval aan
een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 22 februari 2024 te Enschede,
in een woning, gelegen aan de [adres 2]
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
een portemonnee (met daarin een id-kaart, een verblijfsvergunning en/of bankpas)
in elk geval enig goed, dat/die geheel of gedeeltelijk aan [slachtoffer 3], in elk geval aan
een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
insluiping, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 1 juli 2023 te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3],
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
enig goed
dat/die geheel of gedeeltelijk aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming met dat opzet,
via een raam en/of voordeur de woning wederrechtelijk heeft betreden en/of aldaar
een of meerdere kasten heeft geopend en/of doorzocht en/of zoekend heeft
rondgekeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 1 juli 2023 te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om in/uit een woning, gelegen aan de [adres 4],
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
enig goed
dat/die geheel of gedeeltelijk aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming met dat opzet,
een ruit van voornoemde woning heeft verbroken en/of de scharnieren van deze
ruit heeft losgehaald en/of (vervolgens) de woning wederrechtelijk heeft betreden
en/of zoekend heeft rondgekeken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 1 juli 2023 te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3],
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
enig goed
dat/die geheel of gedeeltelijk aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming met dat opzet,
met een koevoet de voordeur van voornoemde woning heeft geforceerd en/of
gebroken en/of (vervolgens) woning wederrechtelijk heeft betreden, en/of zoekend
heeft rondgekeken en/of een of meerdere dozen heeft doorzocht
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ad informandum gevoegde feiten
Op de terechtzitting van 23 juli 2024 is aan verdachte mededeling gedaan dat drie door verdachte bekende strafbare feiten, te weten drie diefstallen op 27 januari 2024 in Enschede, ter kennis van de rechter worden gebracht, dat de rechter bij het bepalen van de straf ook met deze feiten rekening kan houden en waarbij die feiten vervolgens als strafrechtelijk afgedaan kunnen worden beschouwd.
Parketnummer 08.205762.24
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 1 april 2024 in Enschede heeft ingebroken in een woning;
feiten 2 en 3:op 4 april 2024 in Enschede twee diefstallen heeft gepleegd;
feiten 4 en 5:op 6 april 2024 in Enschede twee diefstallen heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 1 april 2024 te Enschede,
in een woning, gelegen aan de [adres 5],
alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond,
- een of meerdere sieraden en/of
- ondergoed
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een
ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking, inklimming en/of insluiping;
2.
hij op of omstreeks 4 april 2024 te Enschede
een portemonnee (met daarin een geldbedrag, identiteitsbewijs, rijbewijs, bankpas
en/of ov-kaart),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7], in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 4 april 2024 te Enschede
een portemonnee (met daarin een geldbedrag, identiteitsbewijs, bankpas,
studentenkaart en/of ov-kaart),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8], in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Enschede
- een ING bankpas en/of
- een geldbedrag van ongeveer 120 euro,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9],
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Enschede
- een zilveren/gouden ketting en/of
- een zonnebril (merk: Ray Ban)
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan of [slachtoffer 10],
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich in op het standpunt gesteld dat – behoudens het onder parketnummer 08.205762.24 in feit 1 ten laste gelegde ‘ondergoed’ – de onder beide parketnummers ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
De ad informandum gevoegde feiten heeft verdachte bekend, zodat daarmee bij de strafoplegging rekening gehouden kan worden.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08.106602.24
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 september 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 12 maart 2024 (pag. 118);
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 22 februari 2024 (pag. 88);
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 2 juli 2023 (pag. 45);
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 2 juli 2023 (pag. 48);
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 2 juli 2024 (pag. 50).
Ten aanzien van de drie ad informandum gevoegde feiten is de rechtbank van oordeel dat is vast komen te staan dat ten aanzien van elk van deze feiten aangifte is gedaan en dat verdachte deze feiten heeft bekend.
Parketnummer 08.205762.24
De rechtbank komt - met uitzondering van het onder feit 1 ten laste gelegde ‘ondergoed’, waarvan de rechtbank verdachte zal vrijspreken - tot een bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [2] :
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 september 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
8. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 5 april 2024 (pag. 105);
9. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] van 8 april 2024 (pag. 110);
10. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 8 april 2024 (pag. 112);
11. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] van 11 april 2024 (pag. 168);
12. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] van 8 april 2024 (pag. 171).
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08.106602.24
1.
hij op 6 maart 2024 in een woning gelegen aan de [adres 1]
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
- een rugtas (merk: Northface) en
- een Lenovo laptop en
- een pasjeshouder met daarin een rijbewijs, OV-kaart, studentenpas en bankpas, en
- een airtag en
- een set airpods en
- een macbook,
die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
2.
hij op 22 februari 2024 in een woning gelegen aan de [adres 2]
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond een portemonnee met daarin een ID-kaart, een verblijfsvergunning en bankpas, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van insluiping;
3.
hij op 1 juli 2023 ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning gelegen aan de [adres 3], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, enig goed dat aan [slachtoffer 4] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming, met dat opzet via een raam of voordeur de woning wederrechtelijk heeft betreden en aldaar kasten heeft geopend en doorzocht en zoekend heeft rondgekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 1 juli 2023 ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om in/uit een woning gelegen aan de [adres 4], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, enig goed dat aan
[slachtoffer 1] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, met dat opzet de scharnieren van een ruit heeft losgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 1 juli 2023 ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om in/uit een woning gelegen aan de [adres 3], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, enig goed dat aan
[slachtoffer 5] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, met dat opzet met een koevoet de deur van voornoemde woning heeft geforceerd en vervolgens de woning wederrechtelijk heeft betreden en zoekend heeft rondgekeken en dozen heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feiten 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Parketnummer 08.205762.24
1.
hij op of omstreeks 1 april 2024 in een woning gelegen aan de [adres 5],
alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden die aan [slachtoffer 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij op 4 april 2024 te Enschede een portemonnee met daarin een geldbedrag, identiteitsbewijs, rijbewijs, bankpas en ov-kaart die aan [slachtoffer 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 4 april 2024 te Enschede een portemonnee met daarin een geldbedrag, identiteitsbewijs, bankpas, studentenkaart en ov-kaart die aan [slachtoffer 8] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 6 april 2024 te Enschede een ING bankpas en een geldbedrag van 120 euro die aan
[slachtoffer 9] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 6 april 2024 te Enschede een gouden ketting en een zonnebril (merk: Ray Ban) die aan [slachtoffer 10] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feiten 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4.4
Het ad informandum gevoegde in 08.106602.24
De rechtbank zal ook met de ad informandum gevoegde feiten rekening houden nu verdachte deze feiten heeft bekend. Het betreft:
6. diefstal, gepleegd op 27 januari 2024 in Enschede;
7. diefstal, gepleegd op 27 januari 2024 in Enschede;
8. diefstal, gepleegd op 27 januari 2024 in Enschede.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Parketnummer 08.106602.24
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
feit 2
het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 3
het misdrijf:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
feit 4
het misdrijf:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 5
het misdrijf:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 08.205762.24
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 311 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feiten 2, 3, 4 en 5
telkens het misdrijf:
diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de onder 08.106602.24 en 08.205762.24 bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 27 augustus 2024. De officier van justitie heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel 190 dagen bedraagt zodat verdachte op de dag dat het vonnis onherroepelijk kan worden, naar De Ontmoeting kan. Daarnaast dient een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van drie jaren te worden opgelegd. Indien de rechtbank van oordeel is dat het onvoorwaardelijke strafdeel te laag is, kan daarnaast aan verdachte een taakstraf worden opgelegd die wellicht bij De Ontmoeting kan worden verricht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de ad informandum gevoegde feiten daarin begrepen, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De feiten
Verdachte heeft op 1 juli 2023, 22 februari 2024 en 6 maart 2024 inbraken en pogingen daartoe in studentenwoningen op de campus van de Universiteit Twente in Enschede gepleegd. Ook heeft verdachte op 27 januari 2024 tot drie keer toe gestolen uit kleedkamers van het sportcentrum van de Universiteit Twente. Nadat de voorlopige hechtenis van verdachte op 29 maart 2024 is geschorst, is verdachte binnen enkele dagen teruggevallen in zijn oude gedrag en heeft hij op 4 april 2024 en 6 april 2024 opnieuw goederen gestolen uit die kleedkamers.
De door verdachte gepleegde misdrijven zijn brutale en buitengewoon ergerlijke feiten. Inbraken en diefstallen brengen naast veel materiële schade, voor betrokkenen ook gevoelens van onveiligheid met zich. Verdachte lijkt het universiteitsterrein te beschouwen als een plek waar hij ongelimiteerd en zonder enige terughoudendheid kan toeslaan.
Wat een poging tot woninginbraak teweeg heeft gebracht op de campus is namens een van de benadeelden treffend verwoord op de zitting. Pas nadat via de wijkagent het bericht kwam dat een verdachte was aangehouden, is de rust onder de campusbewoners teruggekeerd. Daar komt bij dat de diefstallen die verdachte heeft gepleegd om zijn verslaving te bekostigen ook met zich hebben gebracht dat studenten problemen ondervonden in/tijdens hun studie omdat hun laptop met studiemateriaal en/of onderzoeksgegevens was weggenomen. Dit heeft naast financiële problemen – vanwege de aanschaf van vervangende noodzakelijke laptops – ook tot stress en extra werk geleid.
De rechtbank rekent verdachte de bewezenverklaarde feiten zwaar aan.
In het voordeel van verdachte speelt zijn gewijzigde opstelling mee. Verdachte heeft ervoor gekozen schoon schip te maken. Hij heeft de vele delicten vol bekend en ter zitting zijn excuses aangeboden aan de aanwezige benadeelde partij. Verdachte heeft blijk gegeven van de kwalijke gevolgen van zijn handelen. Door het openhartig bespreken van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de benadeelde bovendien inzicht gekregen in de persoonlijke situatie van verdachte.
De persoonlijke omstandigheden
Uit het reclasseringsrapport van 27 augustus 2024 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van forse verslavingsproblematiek: verdachte gebruikt sinds zijn achttiende jaar cocaïne in combinatie met alcohol. Om zijn middelengebruik te bekostigen, pleegt hij vermogensdelicten. In de afgelopen jaren zijn diverse straffen opgelegd en zijn verschillende reclassering- en hulpverleningstrajecten ingezet met wisselend resultaat. In de jaren 2022 en 2023 heeft verdachte een periode van abstinentie en stabiliteit gekend.
In die periode heeft hij zijn laatste reclasseringstoezicht afgerond. Verdachte had toen huisvesting en werk. Toen hij zowel zijn baan als zijn huisvesting kwijt raakte, viel hij terug in middelengebruik en strafbaar gedrag.
Het is zeer zorgelijk dat verdachte snel afglijdt en dan weer terug is bij af. Verdachte is volgens de reclassering niet bij machte om zich op eigen kracht te herpakken of om hulp in te schakelen. Hij ziet geen andere weg meer dan het gebruiken van middelen en leeft bij de dag. In die gemoedstoestand deert het hem niet dat anderen het slachtoffer worden van zijn zucht naar middelen en de daarvoor gepleegde diefstallen. Verdachte ervaart steun van zijn ouders en zijn zus, maar ook zij kunnen hem in een dergelijke situatie niet op het rechte pad houden.
Volgens de reclassering heeft verdachte langdurige en intensieve begeleiding nodig om terugval in middelen en criminaliteit te voorkomen. Verdachte erkent dit en hij is bereid zich daarvoor in te zetten.
De reclassering heeft geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling met de mogelijkheid van kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan middelencontrole.
Met ingang van 15 oktober 2024 kan verdachte geplaatst worden bij De Ontmoeting in Epe. Een voorwaarde voor die plaatsing is dat er een ambulante behandeling van verdachte is. De reclassering heeft verdachte daarom aangemeld bij JusTact, de forensische polikliniek van Tactus verslavingszorg.
Het strafblad van verdachte
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 augustus 2024 blijkt dat verdachte een uitgebreid strafblad heeft met voornamelijk vermogensdelicten.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst en de hoeveelheid van de gepleegde feiten maken dat in beginsel een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur op zijn plaats is. Gelet op verdachtes gewijzigde opstelling én vanwege het feit dat hulp voor verdachte om van zijn verslavingen af te komen noodzakelijk is om niet weer tot het plegen van vermogensdelicten te komen, zal de rechtbank het onvoorwaardelijk deel van de straf matigen en daarnaast een fors voorwaardelijk deel opleggen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat ter zitting ook is gebleken dat verdachte de hulp en steun van de reclassering graag wil en gemotiveerd is om de voorwaarden na te komen om zijn leven weer op de rit te krijgen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, behoudens de voorwaarde van het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), nu de toets tot toelating tot de WSNP is voorbehouden aan de civiele rechter.
De dadelijke uitvoerbaarheid
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden niet opleggen, nu de bewezenverklaarde feiten niet voldoen aan de criteria voor een dadelijke uitvoerbaarheid, inhoudende dat bij oplegging van de dadelijke uitvoerbaarheid er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank bij de bewezenverklaarde vermogensdelicten in deze zaak niet gebleken.

8.De schade van benadeelden in parketnummer 08.106602.24

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
De vier hierna te noemen personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
Feit 1
[slachtoffer 2] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.152,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten:
Afschrijving € 53,74;
MacBook Pro 13 € 699,60;
Laptop Lenovo IdeaPad Gaming 3 € 379,60;
Rugzak The North Face € 19,99.
Feit 4
[slachtoffer 1] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 299,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten:
Reparatie beschadigde deur € 200,01;
Aanschaf inbraakalarm € 9,16;
Aanschaf slim gordijn € 89,99.
Ad info feit
[aangever 1] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 1.160,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade betreft een Lenovo laptop.
Ad info feit
[aangever 2] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.028,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten:
Laptop Dell € 500,--;
Tas € 30,--;
Aanvraag nieuwe verblijfsvergunning € 154,--;
Rekenmachine € 15,--;
Pennenetui en overige schrijfwaren € 50,--;
Notebooks € 50,--;
Aanvraag nieuwe bankpas € 9,--;
Handschoenen € 20,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 200,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [aangever 1] toewijsbaar zijn en dat [aangever 2] in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze niet is onderbouwd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte bereid is de geleden schade te vergoeden en dat de vorderingen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [aangever 1] kunnen worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [aangever 2] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat volgens de raadsman bij strafbare feiten als de onderhavige geen vordering tot het vergoeden van immateriële schadevergoeding kan worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1
De vordering van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [aangever 1]
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoedingen daarom toewijzen als hierna te melden.
8.4.2
De vordering van [aangever 2]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [aangever 2] tot een bedrag van € 154,-- (zijnde leges voor de aanvraag van een nieuwe verblijfsvergunning) kan worden toegewezen, nu deze kostenpost is onderbouwd. De overige kostenposten zijn niet onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat op grond van het bepaalde in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegewezen indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Daarvan is bij diefstal als zodanig geen sprake. Gezien deze beperking laat de wet geen mogelijkheid de immateriële schade van de benadeelde partij toe te wijzen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook afwijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk 21 dagen ([slachtoffer 2]), 5 dagen ([slachtoffer 1]), 21 dagen ([aangever 1]) en 3 dagen ([aangever 2]) dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b,14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.106602.24 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde en het onder parketnummer 08.205762.24 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08.106602.24 en parketnummer 08.205762.24 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder parketnummer 08.106602.24 en parketnummer 08.205762.24 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.106602.24
feit 1, het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
feit 2, het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 3, het misdrijf:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
feit 4, het misdrijf:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 5 het misdrijf:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
parketnummer 08.205762.24
feit 1, het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2, 3, 4 en 5 telkens het misdrijf:
diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.106602.24 en parketnummer 08.205762.24 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd en gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Iriszorg op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
- verblijft in De Ontmoeting of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aan het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem zal opstellen;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en harddrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding 08.106602.24 (feit 1)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.152,93 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.152,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
6 maart 2024;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.152,93 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding parketnummer 08.106602.24 (feit 4)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 299,16 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 299,16, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 juli 2023;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 299,16, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding 08.106602.24 (ad informandum)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] toe tot een bedrag van
€ 1.160,99 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van een bedrag van € 1.160,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 januari 2024;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.160,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 januari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding 08.106602.24 (ad informandum)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] toe tot een bedrag van
€ 154,-- (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] van een bedrag van € 154,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
27 januari 2024;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 154,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 januari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 2] voor een deel van € 674,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst af de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 200,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
Mr. De Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024108295 van 26 juni 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024159356 van 26 juni 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.