Op 30 september 2024 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van de behandelend rechter in een civiele procedure. Verzoekster, die zonder advocaat procedeerde, had op 19 september 2024 een verzoek tot wraking ingediend, omdat zij meende dat de rechter vooringenomen was. Verzoekster was van mening dat er op 24 september 2024 een vonnis zou worden gewezen, maar dit bleek niet het geval te zijn. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de zaak nog niet aan een rechter was toebedeeld en dat verzoekster op de genoemde datum een proceshandeling moest verrichten.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling benadrukt dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Verzoekster had meerdere keren om uitstel gevraagd en was niet akkoord gegaan met het feit dat er niet op haar verzoeken was gereageerd. De wrakingskamer oordeelde echter dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond was, omdat verzoekster geen feiten of omstandigheden had aangedragen die een aanwijzing voor (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter konden onderbouwen.
De beslissing is genomen op basis van artikel 5 lid 2 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank, wat betekent dat de wrakingskamer zonder behandeling ter zitting het verzoek ongegrond verklaarde. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.