ECLI:NL:RBOVE:2024:5096

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
71.295663.23 en 71.085224.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in drugs met gevangenisstraf en geldboete

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1978 in de Volksrepubliek China, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van € 2.000,-. De zaak kwam voort uit een onderzoek van de landelijke recherche, genaamd '26Alblas', waarbij op 8 november 2023 een medeverdachte werd aangehouden met een tas vol MDMA. De verdachte was op dat moment in een woning aanwezig waar ook verdovende middelen werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij het verstrekken en aanwezig hebben van MDMA, maar sprak hem vrij van de beschuldiging met betrekking tot ketamine, omdat niet kon worden vastgesteld dat de aangetroffen stof daadwerkelijk ketamine was.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en de maatschappelijke impact van drugshandel. De verdachte had geen eerdere veroordelingen in Nederland en de rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een geldbedrag van € 1.800,- aan de verdachte, terwijl de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken werden aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 71.295663.23 en 71.085224.24 (P)
Datum vonnis: 1 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] (Volksrepubliek China),
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 september 2024. Het onderzoek is op 1 oktober 2024 gesloten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat in Schiedam, naar voren is gebracht.
Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten als volgt:
  • het feit van de zaak met parketnummer 71-295663-23 als feit 1;
  • het feit van de zaak met parketnummer 71-085224-24 als feit 2;

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 3 april 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met anderen of alleen,
feit 1:verschillende soorten verdovende middelen heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of aanwezig heeft gehad.
feit 2:ketamine in voorraad heeft gehad, zonder te beschikken over een registratie of handelsvergunning.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2023 tot en met 8 november 2023, te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Maarssen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
- heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
aanwezig heeft gehad (1,03 gram cocaïne, en/of 9,14 gram metamfetamine, en/of 16,76 gram MDMA (XTC) en/of 2197 gram MDMA (XTC)),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of metamfetamine en/of MDMA (XTC), zijnde cocaïne en/of metamfetamine en/of MDMA (XTC) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2023, te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in verenging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk zonder registratie (een grote hoeveelheid/hoeveelheden van een) werkzame stoffen en/of een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 1,79 gram ketamine, in voorraad heeft gehad.

3.3. De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
[verdachte] is één van de verdachten die betrokken zijn bij het opsporingsonderzoek van de landelijke recherche genaamd ‘26Alblas’. Dit onderzoek vangt aan nadat er op 2 en 3 juni 2023 vier postpakketten, alle bestemd voor hetzelfde adres in Maleisië, op Schiphol zijn gecontroleerd. De pakketten bleken in totaal 72 kilogram MDMA-pillen te bevatten. Na verder onderzoek is medeverdachte [medeverdachte] door een verbalisant op camerabeelden herkend als verzender van een van deze postpakketten. [medeverdachte] is na deze onderzoeksbevindingen vanaf 2 oktober 2023 enige tijd geobserveerd. Op 8 november 2023 bezocht [medeverdachte] een portiekwoning aan de [adres 1]. [medeverdachte] verliet het portiek met een gevulde Albert Heijn-tas. Toen hij deze tas bij een woning aan de [adres 2] wilde afleveren, werd hij staande gehouden door de politie. De verbalisanten zagen dat in de tas verpakkingen met gekleurde pillen zaten. [medeverdachte] is daarop op heterdaad aangehouden. Bij nader onderzoek bleek het om twee kilogram MDMA te gaan. De woning aan de [adres 1] werd na de aanhouding van [medeverdachte] doorzocht. [verdachte] was bij binnentreding van die woning als enige persoon in de woning aanwezig. In de woning zijn verschillende soorten verdovende middelen en geld aangetroffen, waarna [verdachte] is aangehouden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat [verdachte] van beide feiten vrijgesproken moet worden.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Het verwijt dat [verdachte] gemaakt wordt onder feit 1 kan in twee delen opgesplitst worden: de verdovende middelen die in de woning zijn aangetroffen en de verdovende middelen die bij medeverdachte [medeverdachte] in de Albert Heijn-tas zijn aangetroffen.
Verdovende middelen in de woning
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van het aanwezig hebben van de verdovende middelen in de woning aan de [adres 1]. [verdachte] was niet de enige persoon die in de woning verbleef. De verdovende middelen lagen verspreid door de woning, soms verstopt in blikjes of in een sigarettendoosje. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de drugs van [verdachte] waren en/of dat hij daarover kon beschikken. De enkele omstandigheid dat deze drugs in de woning zijn aangetroffen, terwijl hij ook in de woning was, is daartoe onvoldoende.
Verdovende middelen in de Albert Heijn-tas
De rechtbank acht dit deel van de tenlastelegging wel wettig en overtuigend bewezen.
Medeverdachte [medeverdachte] is op 8 november 2023 op heterdaad aangehouden met ruim 2 kilogram MDMA in een Albert Heijn-tas. Deze tas met MDMA kreeg hij in de woning aan de [adres 4] overhandigd in het bijzijn van een man en een vrouw. Nadat [medeverdachte] met de tas MDMA aangehouden werd, bleek [verdachte] als enige in de woning aan de [adres 1] aanwezig te zijn. In de telefoon van [verdachte] zijn foto’s van etiketten en postpakketten aangetroffen die vanaf verschillende adressen in Den Haag naar het buitenland werden verzonden. Ook bevat de telefoon video’s en foto’s van vermoedelijk synthetische drugs en van verschillende op XTC gelijkende tabletten en de productie daarvan. Er is tot slot een video aangetroffen van een tabletteermachine en video’s van het openen van goederen waarin vermoedelijk verdovende middelen verborgen zaten. Uit de telefoongegevens van [verdachte] en [medeverdachte] volgt verder dat zij regelmatig telefonisch contact hadden. Ze stuurden berichten om met elkaar af te spreken, spraken over bestellingen, kosten van snoepjes en stenen die gebracht gaan worden en er is een foto gestuurd van vermoedelijk MDMA/XTC pillen.
De rechtbank concludeert op basis van de bewijsmiddelen in onderling verband en in samenhang bezien, dat [verdachte] aanwezig was bij het overhandigen van de tas met MDMA aan [medeverdachte]. [verdachte] heeft aldus samen met een onbekend gebleven vrouw de verdovende middelen aanwezig gehad en verstrekt aan [medeverdachte], die de drugs vervolgens heeft vervoerd. [verdachte] kan daarom aangemerkt worden als medepleger van het bezit en het verstrekken van de drugs.
Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat de aangetroffen stof ketamine betreft. Er is slechts een indicatieve test gedaan, de stof is niet nader onderzocht door het NFI.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 november 2023, te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
- heeft verstrekt en
- aanwezig heeft gehad
2197 gram MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan [verdachte] een gevangenisstraf van veertien maanden en een geldboete van € 2.000,-- op te leggen. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet op de gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt aan [verdachte] een straf op te leggen die gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, gecombineerd met een voorwaardelijke strafdeel.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van het strafbare feit
[verdachte] heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het verstrekken en aanwezig hebben van ruim twee kilogram MDMA.
Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die ermee gepaard gaat en het ondermijnende karakter daarvan. Een aanmerkelijk deel van de criminaliteit vindt haar oorsprong direct of indirect in de productie, handel en het gebruik van drugs. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd en heeft hier door zijn zwijgende houding geen verantwoordelijkheid voor genomen.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 6 september 2024 volgt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de handel in verdovende middelen krachtig bestreden moet worden en zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan [verdachte] opleggen. De Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vormen voor de rechtbank het uitgangspunt bij het bepalen van de strafmaat. Het oriëntatiepunt voor het handelen in verdovende middelen van deze omvang, is een gevangenisstraf van twaalf maanden. De handel in verdovende middelen heeft vaak een financieel motief, daarom zal de rechtbank ook een geldboete aan [verdachte] opleggen, zodat hij de straf ook “in zijn portemonnee” voelt.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden en een geldboete van € 2.000,-- passend en geboden. De tijd die [verdachte] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt op de straf in mindering gebracht.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De geldbedragen en verdovende middelen die in de woning van [verdachte] zijn aangetroffen zijn in beslag genomen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de geldbedragen in bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gegeven mogen worden en dat de verdovende middelen onder de nummers 1 tot en met 22 onttrokken moeten worden aan het verkeer.
De raadsman betoogt dat [verdachte] afstand doet van het beslag, behalve van het geld ten bedrage van € 1.800,-- dat in zijn portemonnee is aangetroffen. Dit geldbedrag moet aan hem teruggegeven worden.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde verdovende middelen (1 t/m 22) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het bedrag van € 1.800,-- (nummer 23), aangezien het niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten van de overige op de beslaglijst vermelde geldbedragen (24 t/m 26) nu op dit moment niet duidelijk is wie als zodanig kan of kunnen worden aangemerkt.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 (71-085224-24) ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 (71-295663-23) ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 (71-295663-23), het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 2.000,-- (zegge: tweeduizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten verdovende middelen (nummers 1 t/m 22);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de in beslag genomen voorwerpen, te weten geldbedragen (nummers 24 t/m 26);
- gelast de teruggave van het bedrag van € 1.800,-- (nummer 23) aan verdachte;
bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
Buiten staat
Mr. M.J.A.L. Beljaars is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie landelijke eenheid, onderzoeksnaam 26Alblas, zaaksdossier 2 met kenmerk LEFCQ23005-297. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. Proces-verbaal van bevindingen, ZD02, bijlage 2, pagina's 5 t/m 8:
Op woensdag 8 november 2023, omstreeks 13:44 uur, zagen wij dat [medeverdachte] liep in de richting van het portiek met perceelnummers [nummer 1] t/m [nummer 2] gelegen aan de [adres 1]. Wij zagen dat er een Aziatische vrouw klaar stond in de hal van het portiek. Wij zagen dat deze vrouw contact maakte met [medeverdachte]. Wij zagen dat de vrouw en [medeverdachte] samen de lift ingingen. Omstreeks 13:54 uur, zagen wij dat [medeverdachte] weer uit de lift stapte. Wij zagen dat [medeverdachte] nu een blauwe Albert Heijn plastic tas in zijn rechterhand hield. Wij zagen dat deze tas zichtbaar gevuld was met goederen. Wij zagen dat [medeverdachte] vervolgens wegreed in de richting van de [adres 3]. Wij zagen dat [medeverdachte] zijn voertuig parkeerde in deze straat. Wij zagen dat [medeverdachte] uit zijn voertuig stapte en zijn kofferbak opende. Wij zagen dat hij de Albert Heijn tas pakte. Wij zagen dat hij de voortuin inliep van de [adres 2]. Wij zagen dat hij zijn telefoon pakte en aan wilde bellen bij de woning. Hierop spraken wij [medeverdachte] aan. Ik zag direct dat de tas open stond en zag groene pillen in een doorzichtige plastic zak. Wij herkenden deze pillen als zijnde XTC pillen. Vervolgens hielden wij omstreeks 14:04 [medeverdachte], op heterdaad, aan op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
2. Proces-verbaal van bevindingen observatie 8 november 2023, ZD02, bijlage 3 pagina's 9 t/m 11:
Wij, verbalisanten, zagen op woensdag 8 november 2023 omstreeks 13.40 uur verdachte [medeverdachte], uitstappen en richting het portiek van [adres 1] lopen. Ik zag buiten ter hoogte van het portiek een vrouw met Aziatisch uiterlijk, lang donker haar in een staart, gekleed in een grijze driekwart jas met capuchon, wachten en contact maken met [medeverdachte]. Vervolgens zag ik beide personen het portiek van [adres 1] in lopen en ik zag dat ze vervolgens in de lift naar boven stapten. Ik liep via de trappen mee naar boven en zag dat de lift gestopt was op de vijfde (hoogste) etage. Ik zag dat op deze etage de huisnummers [adres 1] tot en met [adres 1] zaten. Ik keek genoemde huisnummers na in de politiesystemen. Ik zag dat alleen op [adres 4] een persoon van Aziatische afkomst (Chinees) stond ingeschreven.
3. Proces-verbaal van relaas, ZD02, pagina 22,23:
In paragraaf 2.2 is beschreven dat verdachte [medeverdachte] bij de woning aan de [adres 4] een tas had opgehaald en daarmee naar de woning aan de [adres 2] is gereden. Voor deze woning werd verdachte [medeverdachte] aangehouden en bleek in de tas een hoeveelheid tabletten aanwezig te zijn.
[Afbeelding]
4. Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, ZD02, bijlage 27, pagina 174 t/m 178
Relatie met SIN [code 1]
Kenmerk [code 2]
Omschrijving FO tablet, groen, uit 2197,07 gram;
Conclusie bevat MDMA
MDMA is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
5. De getuigenverklaring van [medeverdachte], afgelegd op de zitting van 10 september 2024, voor zover inhoudende:
Op 8 november 2023 had ik een afspraak aan de [adres 4]. Ik was daar in opdracht van een ander om een tas op te halen. Deze tas moest ik even later ergens anders afgeven. De vrouw gaf de tas aan mij, maar er was ook een man bij. Beiden waren zij bij het overhandigen van de tas aanwezig.
6. Proces-verbaal van bevindingen, Aanvullend pv doorzoeking [adres 1], ZD02, bijlage 15, pagina's 72 t/m 76
Op 8 november 2023 was ik, verbalisant, aanwezig bij de aanhouding van verdachte [verdachte] en de doorzoeking van de woning aan de [adres 4].
Verdachte [verdachte] werd in de gang van de woning aangehouden, nadat hij de voordeur opende. Behalve [verdachte] was er niemand in de woning aanwezig.
Aan het einde van de gang bevond zich slaapkamer 2. Aan beide zijden van het bed bevonden zich nachtkastjes. Op het linker nachtkastje lagen 2 telefoons, 1 van deze telefoons, de telefoon met code IBN-code [code 3], kon na onderzoek gekoppeld worden aan verdachte [verdachte]. Op het rechternachtkastje lag 1 telefoon. In de grote kast in slaapkamer 2 werden diverse identiteitsbewijzen van verdachte [verdachte] gevonden.
7. Proces-verbaal van bevindingen Onderzoek telefoon Redmi Xiaomi [code 4], ZD02, bijlage 21, pagina's 100 t/m 111:
In verband met onderzoek 26Alblas heeft op woensdag 8 november 2023 een doorzoeking van de woning, [adres 4] plaatsgevonden. In de woning werden naast een hoeveelheid verdovende middelen, meerdere telefoons aangetroffen. De mobiele telefoon (Xiaomi Redmi) is vermoedelijk in gebruik geweest bij Nengxin [verdachte].
Gekoppelde accounts
- email: [e-mailadres 1]
- whatsapp: [e-mailadres 2] [verdachte] (owner)
- We Chat ID: [accountnaam 1] Name [verdachte]
In het toestel staan 146 chats. Hiervoor is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van het chatprogramma “We Chat”. Uit de foto's verzonden in de chats kan opgemaakt worden dat vrijwel alle aangetroffen chats betrekking hebben op het verzenden van postpakketten, verzenden van synthetische drugs en het vervoeren van pakketten.
Er is een chat aangemaakt tussen “[verdachte]”’ gebruikmakend van het wechat account [accountnaam 1] en een gebruikersnaam [accountnaam 2].
[medeverdachte], maakte gebruik van het wechat account [accountnaam 3].
De samenvatting van de hieronder beschreven chat betreft dus een chat tussen verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte]. De chat is gestart op 29 september 2023 en geëindigd op 25 oktober 2023. Uit het bericht valt op te maken dat er in versluierde taal gesproken wordt over productie/handel in verdovende middelen en de betaling ervan.
In het toestel zijn onder andere afbeeldingen en screenshots aangetroffen van verdovende middelen. Meerdere aangetroffen afbeeldingen zijn foto’s van etiketten/postpakketten die van verschillende adressen in Den Haag naar het buitenland werden verzonden. Meerdere in de telefoon aangetroffen videopnames en foto's betreffen opnames van vermoedelijk synthetische drugs danwel grondstoffen voor de productie ervan. Op de mobiele telefoon zijn meerdere foto’s en video's aangetroffen van verschillende op XTC gelijkende tabletten en de productie daarvan.
Bij ondergronds bankieren of ‘underground banking’ worden zogenoemde “tokens” gebruikt als betalingsbewijs in verband met het overdragen van grote sommen contant geld. De tokens betreffen vaak bankbiljetten van kleine valuta. Op de telefoon zijn meerdere foto's van bankbiljetten aangetroffen Uit enkele chats kan opgemaakt worden dat [verdachte] gebruik maakt van zogenoemde tokens voor underground banking. In het toestel werden onder andere videobestanden aangetroffen van een tabletten machine voor het vervaardigen van xtc tabletten en het openen van goederen waarin vermoedelijk verdovende middelen verborgen zaten.
8. Proces-verbaal van bevindingen telefoon [medeverdachte] [code 5], ZD02, bijlage 18, pagina's 80-86 Telefoon [medeverdachte]:
Merk telefoon: OPPO A98 5G. Aangetroffen bij fouilleren [medeverdachte].
WeChat chat met [accountnaam 4]. In dit gesprek wordt een foto gedeeld van de [adres 2] en daarna word er [nummer 3] genoemd. De ontvanger zegt ok en 14.00 uur. Dit is verstuurd op 08 november 2023. De dag dat [medeverdachte] ook aangehouden word op de [adres 2].
WeChat gesprek met '[verdachte] '. In dit gesprek worden veel bestanden verstuurd. Een foto van twee vermoedelijk XTC/MDMA pillen in de vorm van een uil. In dit gesprek wordt veel gebeld, maar geen textberichten verzonden.