ECLI:NL:RBOVE:2024:510

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
306554 FT RK 23.674
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld – Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens afwezigheid van een problematische schuldensituatie

Op 29 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Verzoekster, een ongehuwde vrouw van 61 jaar, had op 4 december 2023 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 16 januari 2024 werd duidelijk dat verzoekster een schuldenlast had van € 91.490,32, maar ook een overwaarde van haar woning van circa € 224.000,--. De rechtbank oordeelde dat verzoekster in staat was om al haar schulden af te betalen door de verkoop van de woning, en dat er geen sprake was van een problematische schuldensituatie. De rechtbank verwierp het verweer van verzoekster dat de woning van haar partner was, en concludeerde dat zij recht had op de helft van de overwaarde. De rechtbank wees het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 sub a en b van de Faillissementswet, en oordeelde dat verzoekster niet te goeder trouw was in het onbetaald laten van haar schulden. De uitspraak werd gedaan door mr. S.J.S. Groeneveld – Koekkoek, en verzoekster heeft het recht om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
rekestnummer: 306554 FT RK 23.674
uitspraakdatum: 29 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:

[verzoekster],

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, verder [verzoekster] te noemen.
Ten aanzien van de goederen van de schuldenares is op 16 december 2021 een onderbewindstelling uitgesproken, met benoeming van Loyaal Bewindvoering B.V. te Groningen tot (beschermings)bewindvoerder.

Het procesverloop

[verzoekster] heeft op 4 december 2023 een verzoekschrift ingediend om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 januari 2024, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting is [verzoekster] verschenen.

De beoordeling

De feiten
Volgens het verzoekschrift heeft [verzoekster] een schuldenlast van € 91.490,32, bestaande onder andere uit:
  • [bedrijf 1] B.V. ad € 50.383,70;
  • [bedrijf 2] namens ‘[naam 1]’ ad € 19.698,09;
  • [naam 2] namens ‘[naam 3]’ ad € 16.611,53;
  • [naam 4] ad € 3.812,--.
[verzoekster] is een ongehuwde vrouw van 61 jaar. [verzoekster] was tot 2013 gehuwd in gemeenschap van goederen met de heer [naam 5] (hierna: [naam 5]). Op dit moment is [verzoekster] ongehuwd samenwonend met [naam 5]. [verzoekster] werkt 15-18 uur per week bij BTK Zorg (thuiszorg) en circa 20 uur per week bij [bedrijf 3] (horeca). [verzoekster] heeft schriftelijk verklaard dat de schulden zijn ontstaan toen zij een woning wilde kopen, maar dit op enig moment niet is doorgegaan. [verzoekster] werd geconfronteerd met een boete en de daarbij samenhangende rente.
Op 15 maart 1990 heeft [naam 5] de kavel aan [adres] gekocht. Door het huwelijk van [verzoekster] en [naam 5] in gemeenschap van goederen is de daarop gebouwde woning automatisch eigendom geworden van [verzoekster]. Op 17 juli 2023 heeft [verzoekster] samen met [naam 5] een recht van hypotheek aan de ING Bank N.V. gegeven met als onderpand de woning aan de [adres]. ING Bank N.V. heeft [verzoekster] en [naam 5] een geldlening van € 205.000,-- verstrekt.
Volgens het verzoekschrift is de WOZ-waarde van de woning € 402.000,--. Conform het hypotheekoverzicht resteert er nog een totale hypotheekschuld ad € 178.135,82. Dit betekent dat sprake is van een overwaarde van circa € 224.000,-- (€ 402.000,00 - € 178.135,82).
De behandeling ter zitting van 16 januari 2024
[verzoekster] heeft toegelicht dat de vorderingen van ‘[naam 1]’, ‘[naam 3]’ en ‘[naam 4]’ allen verband houden met de mislukte koop van een woning. De vordering van [bedrijf 1] ziet op de opgelegde boete van deze niet-gekochte woning.
[verzoekster] heeft verklaard dat de gezamenlijke en huidige woning aan de [adres] niet is verkocht, omdat [naam 5] dit niet wil. [verzoekster] stelt zich op het standpunt dat de woning van [naam 5] is, omdat hij de kavel al had gekocht voordat zij in gemeenschap van goederen waren getrouwd. [verzoekster] heeft toegelicht dat [naam 5] weigert de woning te verkopen, omdat hij dan ook de woning moet verlaten. [verzoekster] heeft verklaard dat zij nooit heeft onderzocht of zij een financiering kan krijgen met de woning als onderpand.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen.
Door het huwelijk in gemeenschap van goederen is [verzoekster] voor de helft eigenaar geworden van de woning aan de [adres]. Het verweer van [verzoekster], dat de woning van [naam 5] is omdat hij de kavel reeds in eigendom had voor de huwelijksdatum, wordt door de rechtbank verworpen en aangemerkt als juridisch onjuist.
[verzoekster] heeft recht op de helft van de overwaarde ad € 224.000,--. Dit betekent dat [verzoekster] recht heeft op circa € 112.000,--. Bij verkoop van de woning heeft [verzoekster] voldoende gelden om al haar schulden van in totaal ad € 91.490,32 af te betalen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een problematische schuldensituatie bij [verzoekster]. [verzoekster] kan bij verkoop van de woning al haar schulden aflossen.
Dat [verzoekster] zich verschuilt achter de wensen van [naam 5] om de woning niet te verkopen, brengt daarnaast met zich mee dat [verzoekster] niet te goede trouw is met betrekking tot het onbetaald laten van haar schulden. Het ligt op de weg van [verzoekster] om zich door een professional te laten voorlichten over de mogelijkheden van verkoop (of financiering) en om adequaat over te gaan tot het nemen van dergelijke stappen om de vorderingen van de schuldeisers te betalen.
Op grond van vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van [verzoekster] af op grond van artikel 288 lid 1 sub a en b Faillissementswet.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
Gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld – Koekkoek, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .