ECLI:NL:RBOVE:2024:5149
Rechtbank Overijssel
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Energiecontract na faillissement van de vorige energieleverancier; aanbod en aanvaarding; geen overeenkomst tot stand gekomen; verbod ongevraagde levering
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft de besloten vennootschap Innova Energie B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering betreft een energiecontract dat zou zijn ontstaan na het faillissement van de vorige energieleverancier. De procedure begon met een tussenvonnis op 12 september 2023, waarin de kantonrechter oordeelde dat een overeenkomst voor de levering van energie tot stand komt door aanbod en aanvaarding, conform artikel 6:217 BW, en dat er een schriftelijkheidsvereiste geldt (artikel 6:230v lid 6 BW). Innova werd gevraagd om bewijs te leveren van het aanbod en de aanvaarding door de gedaagde.
Innova stelde dat zij het aanbod niet meer kon overleggen, maar dat de contractbevestiging en een betalingsregeling voldoende bewijs zouden zijn voor de aanvaarding van het aanbod door de gedaagde. De kantonrechter oordeelde echter dat Innova haar stelling onvoldoende had onderbouwd. De contractbevestiging alleen was niet voldoende om te concluderen dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. Ook het treffen van een betalingsregeling was niet voldoende bewijs voor de aanvaarding van het aanbod.
Daarnaast voerde Innova een subsidiaire rechtsgrond aan van onverschuldigde betaling, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen verplichting tot betaling bestond bij ongevraagde levering van elektriciteit, zoals vastgelegd in artikel 7:7 lid 2 BW. De kantonrechter concludeerde dat er geen bewijs was dat de gedaagde ooit had aangegeven energie te willen afnemen, waardoor de subsidiaire vordering ook werd afgewezen. De proceskosten werden aan Innova opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in deze zaak.