ECLI:NL:RBOVE:2024:5149

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
10581572 \ CV EXPL 23-2354
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Energiecontract na faillissement van de vorige energieleverancier; aanbod en aanvaarding; geen overeenkomst tot stand gekomen; verbod ongevraagde levering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft de besloten vennootschap Innova Energie B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering betreft een energiecontract dat zou zijn ontstaan na het faillissement van de vorige energieleverancier. De procedure begon met een tussenvonnis op 12 september 2023, waarin de kantonrechter oordeelde dat een overeenkomst voor de levering van energie tot stand komt door aanbod en aanvaarding, conform artikel 6:217 BW, en dat er een schriftelijkheidsvereiste geldt (artikel 6:230v lid 6 BW). Innova werd gevraagd om bewijs te leveren van het aanbod en de aanvaarding door de gedaagde.

Innova stelde dat zij het aanbod niet meer kon overleggen, maar dat de contractbevestiging en een betalingsregeling voldoende bewijs zouden zijn voor de aanvaarding van het aanbod door de gedaagde. De kantonrechter oordeelde echter dat Innova haar stelling onvoldoende had onderbouwd. De contractbevestiging alleen was niet voldoende om te concluderen dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. Ook het treffen van een betalingsregeling was niet voldoende bewijs voor de aanvaarding van het aanbod.

Daarnaast voerde Innova een subsidiaire rechtsgrond aan van onverschuldigde betaling, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen verplichting tot betaling bestond bij ongevraagde levering van elektriciteit, zoals vastgelegd in artikel 7:7 lid 2 BW. De kantonrechter concludeerde dat er geen bewijs was dat de gedaagde ooit had aangegeven energie te willen afnemen, waardoor de subsidiaire vordering ook werd afgewezen. De proceskosten werden aan Innova opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10581572 \ CV EXPL 23-2354
Vonnis van 2 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
INNOVA ENERGIE B.V.,
gevestigd te Delft,
eisende partij, hierna te noemen Innova,
gemachtigde: B.E.J. Caminada,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 september 2023
- de akte van Innova van 9 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding daarop terug te komen.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat een overeenkomst voor het leveren van energie tot stand komt door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW) en is gebonden aan het schriftelijkheidsvereiste (artikel 6:230v lid 6 BW). Innova is in de gelegenheid gesteld om nader te onderbouwen met stukken hoe het aanbod eruit zag en hoe [gedaagde] dit aanbod heeft geaccepteerd.
2.3.
Innova heeft bij akte gesteld dat zij het aanbod niet meer voor handen heeft en ook niet kan aantonen hoe [gedaagde] dit aanbod heeft geaccepteerd. Zij heeft gesteld dat uit de contractbevestiging wel blijkt dat [gedaagde] het aanbod heeft geaccepteerd en ook uit het feit dat [gedaagde] voor de achterstand een betalingsregeling heeft getroffen.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat Innova haar stelling dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, onvoldoende onderbouwd. Het aanbod heeft zij niet kunnen overleggen en ook niet hoe [gedaagde] dit aanbod heeft geaccepteerd. Alleen de contractbevestiging is onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde] het aanbod van Innova heeft ontvangen en aanvaard. Ook uit het treffen van een betalingsregeling kan niet onomstotelijk worden afgeleid dat er een overeenkomst bestond. De kantonrechter is daarom van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er een energieovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen. Dit betekent dat de rechtsgrond is komen te vervallen en de primaire vordering zal worden afgewezen.
2.5.
Innova heeft nog als (meer) subsidiaire rechtsgrond aangevoerd dat er sprake is van onverschuldigde betaling.
2.6.
De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:7 lid 2 BW bestaat geen verplichting tot betaling voor een consument bij de ongevraagde levering van onder andere elektriciteit, waarbij geldt dat het uitblijven van een reactie van hem op de ongevraagde levering of verstrekking niet als aanvaarding wordt aangemerkt. In de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat de zinsnede “geen verplichting tot betaling ontstaat” elke vorm van vergoeding bestrijkt, in welke vorm dan ook, wanneer een consument te maken krijgt met een ongevraagde levering, dat evenmin op een andere rechtsgrond, zoals onverschuldigde betaling (6:203 BW) of ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW) een betalingsverplichting kan ontstaan, voor zover deze is te herleiden tot de geleverde zaken of de verrichte diensten en dat dit betekent dat de verrichte diensten jegens de consument om niet zijn verricht. (Kamerstukken II 2012/13, 33520, 3, p. 58).
2.7.
Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] op enig moment aan Innova uitdrukkelijk heeft medegedeeld dat zij energie wilde afnemen of dat zij een andere handeling heeft verricht waardoor Innova er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij het aanbod van de levering van energie heeft aanvaard. Daarom is er sprake van ongevraagde levering van energie in de zin van artikel 7:7 lid 2 BW. Conclusie van het voorgaande is dat de subsidiaire vordering tot betaling van de geleverde energie niet toewijsbaar is en zal worden afgewezen.
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van Innova, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt Innova tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024. (SK)