ECLI:NL:RBOVE:2024:5227

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
11136533 \ CV EXPL 24-2176
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen door Hornbach Bouwmarkt B.V. tegen vennoten van een vennootschap onder firma

In deze zaak vordert Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V. betaling van onbetaalde facturen van (bouw)materialen die zijn geleverd aan een vennootschap onder firma, waarvan gedaagden vennoten zijn. De gedaagden hebben de facturen niet betaald en stellen dat sommige facturen niet op hun naam staan, waardoor zij deze niet verschuldigd zijn. De kantonrechter heeft de vorderingen van Hornbach toegewezen, omdat de gedaagden niet hebben aangetoond dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de facturen die op naam van de vennootschap staan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden de facturen voor de geleverde materialen moeten betalen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn ook aan de gedaagden opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 8 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11136533 \ CV EXPL 24-2176
Vonnis van 8 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HORNBACH BOUWMARKT (NEDERLAND) B.V.,
uit Driebergen-Rijsenburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Hornbach,
gemachtigde: mr. R. Erkelens,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1]

tevens handelend onder de naam [bedrijf] ,
2.
[gedaagde 2],
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
uit [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
procederend zonder gemachtigde.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn de vennoten van [gedaagden] . [gedaagden] heeft (bouw)materialen gekocht van Hornbach, maar de facturen niet betaald. Hornbach vordert betaling van de facturen. [gedaagden] stelt dat er facturen zijn die niet op haar naam staan en die zij daarom niet verschuldigd is. De kantonrechter wijst de vorderingen van Hornbach toe en legt hierna uit waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 15 mei 2024;
  • de conclusie van antwoord van 11 juni 2024;
  • de conclusie van repliek van 16 juli 2024;
  • de conclusie van dupliek met een productie van 10 augustus 2024.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag uitspraak zal doen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagden] heeft (bouw)materialen gekocht van Hornbach.
3.2.
Hornbach heeft voor de aankopen de volgende facturen bij [gedaagden] in rekening gebracht:
  • Factuur [factuurnummer 1] van 30 oktober 2023 met vervaldatum van 30 november 2023 ter hoogte van € 310,10;
  • Factuur [factuurnummer 2] van 31 oktober 2023 met vervaldatum van 1 december 2023 ter hoogte van € 94,77;
  • Factuur [factuurnummer 3] van 1 november 2023 met vervaldatum van 2 december 2023 ter hoogte van € 53,90;
  • Factuur [factuurnummer 4] van 7 november 2023 met vervaldatum van 8 december 2023 ter hoogte van € 144,80;
  • Factuur [factuurnummer 5] van 10 november 2023 met vervaldatum van 11 december 2023 ter hoogte van € 54,23;
  • Factuur [factuurnummer 6] van 11 november 2023 met vervaldatum van 12 december 2023 ter hoogte van € 138,96;
  • Factuur [factuurnummer 7] van 20 november 2023 met vervaldatum van 21 december 2023 ter hoogte van € 60,85.
3.3.
[gedaagden] heeft deze facturen niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
Hornbach vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 1.010,04. Dit bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 856,80, de wettelijke handelsrente berekend tot en met 7 mei 2024 van € 24,72 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 128,52. Hornbach vordert daarnaast betaling van de wettelijke handelsrente over € 856,80 vanaf 7 mei 2024. Ook vordert Hornbach veroordeling van [gedaagden] tot betaling van de proceskosten.
4.2.
[gedaagden] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat nodig is voor de beslissing van de kantonrechter, verder ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Hornbach stelt dat [gedaagden] de facturen voor het gekochte (bouw)materiaal moet betalen. De facturen heeft Hornbach aan [gedaagden] bij levering van de aankopen meegegeven en in de digitale omgeving van [gedaagden] geplaatst. Volgens [gedaagden] zijn twee namen aan haar digitale omgeving gekoppeld, namelijk ‘ [gedaagde 2] ’ en ‘[naam 1]’. De facturen die op naam van [naam 1] staan, is zij niet verschuldigd, aldus [gedaagden] . [gedaagden] voert aan dat zij hierover meermaals contact heeft gehad met Hornbach, maar dat Hornbach vervolgens de onjuiste facturen niet in mindering heeft gebracht op de hoofdsom.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagden] niet betwist te moeten betalen voor de facturen die op de naam [gedaagde 2] staan. Ter onderbouwing van haar stelling dat er nog een andere naam aan haar digitale omgeving is gekoppeld, heeft [gedaagden] een schermafbeelding van de startpagina van haar digitale omgeving overgelegd. Daarop zijn de namen ‘[naam 2]’ (en dus niet ‘[naam 1]’ zoals zij heeft aangevoerd) en ‘ [gedaagde 2] ’ te zien. Maar dat Hornbach facturen in rekening heeft gebracht die op de naam [naam 1] (of [naam 2]) staan, heeft [gedaagden] niet aangetoond. Een overzicht van de onjuistheden heeft zij, ondanks de aankondiging daartoe in haar conclusie van dupliek, niet overgelegd. Dat er facturen zijn die op een verkeerde naam staan, blijkt ook niet uit de facturen die Hornbach heeft overgelegd en waarvan zij betaling vordert. Op elke facturen staat ‘ [gedaagde 1] ’ vermeld met als afhaler [gedaagde 2] . Dat er contact zou zijn geweest tussen Hornbach en [gedaagden] met als gevolg dat Hornbach zou hebben toegezegd het een en ander uit te zoeken, heeft [gedaagden] ook niet onderbouwd en wordt bovendien door Hornbach betwist. Dit leidt ertoe dat het verweer van [gedaagden] niet slaagt. De kantonrechter zal de vordering van Hornbach tot betaling van de hoofdsom van € 856,80 toewijzen.
5.3.
De gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 128,52 zal de kantonrechter ook toewijzen. Hornbach heeft voldoende onderbouwd dat zij werkzaamheden heeft verricht waarvoor een vergoeding kan worden gevorderd. Het gevorderde bedrag is ook niet hoger dan het tarief zoals bepaald in het ‘Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten’.
5.4.
Doordat [gedaagden] de facturen niet binnen de vervaldata heeft betaald en het hier gaat om een overeenkomst waarin partijen handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, is [gedaagden] de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW verschuldigd. De gevorderde wettelijke handelsrente van € 24,72 zal de kantonrechter toewijzen. Ook de gevorderde wettelijke handelsrente over € 856,80 vanaf 7 mei 2024 zal worden toegewezen.
5.5.
Het voorgaande leidt de kantonrechter tot toewijzing van het totaalbedrag van € 1.010,40.
5.6.
[gedaagden] krijgt in deze procedure ongelijk. Daarom moet zij de proceskosten van Hornbach betalen. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. Dat zijn de kosten die Hornbach moet maken om [gedaagden] ertoe te brengen aan de veroordelingen in dit vonnis te voldoen.
5.7.
De proceskosten van Hornbach worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,04
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(1/2 punt × € 135,00 plus de kosten van betekening zoals in de beslissing vermeld)
Totaal
785,54
5.8.
De veroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken. Dit betekent Hornbach iedere veroordeelde kan dwingen het gehele bedrag te betalen. Als de één (een gedeelte) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
5.9.
De vorderingen zullen, zoals door Hornbach gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dit betekent dat het vonnis meteen kan worden uitgevoerd, ook als hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt, de ander voor dat deel van deze verplichting zal zijn bevrijd, om aan Hornbach een bedrag van € 1.010,40 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 856,80, met ingang van 7 mei 2024, tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt, de ander voor dat deel van deze verplichting zal zijn bevrijd in de proceskosten van € 785,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op
8 oktober 2024.