ECLI:NL:RBOVE:2024:525

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
23-031197, 08.308425.23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing vordering tot machtiging ontruiming van krakers

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 1 december 2023. De rechtbank verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de eerdere beschikking. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot machtiging voor ontruiming van een pand waar krakers verblijven. De rechter-commissaris had deze vordering eerder afgewezen, wat aanleiding gaf tot het hoger beroep. De rechtbank oordeelt dat de eigenaar van het pand, de heer [betrokkene 1], een gerechtvaardigd belang heeft bij de ontruiming, aangezien het pand sinds juni 2023 door krakers wordt bewoond zonder toestemming van de eigenaar. De rechtbank weegt de belangen van de krakers, die zich beroepen op hun huisrecht, tegen de belangen van de eigenaar en de openbare orde. De rechtbank concludeert dat de inbreuk op het huisrecht van de krakers gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank bepaalt dat de officier van justitie het ontruimingsbevel niet eerder dan op 14 februari 2024 mag geven, om de krakers de gelegenheid te bieden om andere huisvesting te vinden. De overige vorderingen van de officier van justitie worden niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
raadkamernummer : 23-031197
parketnummers(s) : 08.308425.23
datum : 31 januari 2024
beslissing van de meervoudige raadkamer op het hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 1 december 2023 tot afwijzing van een vordering tot machtiging bevel verwijderen personen en goederen (artikel 551a Wetboek van Strafvordering)
in de zaak tegen:
alle aanwezige personen in het pand aan de [adres] (hierna: “de krakers”), van wie zich bekend hebben gemaakt:
  • [naam 1] (hierna: [naam 1]), geboren op [geboortedatum 1] 1980 te [geboorteplaats 1];
  • [naam 2] (hierna: [naam 2]), geboren op [geboortedatum 2] 1980 te [geboorteplaats 2];
  • [naam 3] (hierna: [naam 3]), wiens geboortedatum en -plaats bij de rechtbank onbekend zijn;
en/of een of meer vooralsnog onbekend gebleven perso(o)n(en).

Procedure

De officier van justitie heeft op 22 november 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechter-commissaris de hiervoor genoemde machtiging verleent.
De vordering heeft betrekking op, samengevat, het pand en het erf aan de [adres] en alle personen en voorwerpen die ter plaatse worden aangetroffen.
De rechter-commissaris heeft [naam 1], diens raadsvrouw mr. J. van Lunen, [naam 2] en de officier van justitie gehoord. Daarbij waren ook de heer [betrokkene 1], de eigenaar van het perceel en zijn dochter, mevrouw [betrokkene 2], aanwezig.
De rechter-commissaris heeft de vordering op 1 december 2023 afgewezen.
De officier van justitie heeft op 14 december 2023 hoger beroep ingesteld. Het beroep strekt er hoofdzakelijk toe (1) dat de raadkamer de gevorderde machtiging tot ontruiming alsnog verleent en de beschikking van de rechter-commissaris vernietigt.
Daarnaast vordert de officier van justitie, samengevat, (2) vernietiging van de beslissing van de rechter-commissaris dat het Openbaar Ministerie de stukken in toekomstige gevallen zeven dagen voorafgaand aan het horen van de krakers aan de verdediging moet toesturen, als zich vooraf een advocaat stelt die om de stukken verzoekt; en (3) vaststelling dat de rechter-commissaris de wettelijke beslistermijn met zes dagen heeft overschreden.
Het beroep is op 24 januari 2023 tijdens een raadkamerzitting behandeld. Daarbij zijn gehoord: de officier van justitie, [naam 1] en mr. M.F. van Hulst, de gemachtigd raadsman van [naam 3]. Verder is aan de heer [betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 2] toestemming verleend om de zitting bij te wonen.

Beoordeling

De raadkamer moet beoordelen of de rechter-commissaris de vordering van de officier van justitie tot machtiging van een bevel tot ontruiming terecht heeft afgewezen.
In het pand in kwestie, een woonboerderij, verblijven sinds juni 2023 een of meer krakers. De eigenaar van de woonboerderij en het bijbehorende erf, de heer [betrokkene 1], heeft op 4 juli 2023 aangifte gedaan van huisvredebreuk.
De momenteel nog in het pand verblijvende personen zijn voldoende in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Op de voordeur van de woonboerderij is een oproepingsbrief aangebracht die is geadresseerd aan alle in het pand aanwezige personen, zo maakt de raadkamer op uit een e-mail met bijgevoegde foto die zij op 19 januari 2024 van de betrokken wijkagent ontving. [naam 1] is vervolgens ter zitting verschenen en [naam 3] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn raadsman.
De raadkamer gaat er vanuit dat het pand momenteel mogelijk alleen nog door [naam 2] en [naam 3] wordt bewoond. [naam 1] zelf heeft onderdak gevonden bij Humanitas en verblijft niet langer in het pand, zo heeft hij ter zitting verklaard. Anders dan de officier van justitie betoogt, ziet de raadkamer onvoldoende grond om aan te nemen dat [naam 3] niet daadwerkelijk in het pand verblijft.
Dat het verblijf van de krakers in de woonboerderij wederrechtelijk is, staat vast. De krakers bestrijden niet dat zij zonder juridische titel en zonder toestemming van de eigenaar in het pand vertoeven.
De krakers hebben op grond van artikel 8 EVRM niettemin een huisrecht. Ontruiming maakt een ernstige inbreuk op dat recht. Die inbreuk is bij de totstandkoming van artikel 551a Sv voorzien en meegewogen (TK 2020-2021, 35296, nr. 6). De wetgever heeft voorrang gegeven aan het recht van de eigenaar en het belang van de openbare orde. De raadkamer moet wel toetsen of de voorrang die de wetgever heeft gegeven aan het belang van de rechten van de eigenaar en de openbare orde, in de concrete omstandigheden van het geval proportioneel is. Dit vraagt om een afweging van de betrokken belangen. Het ligt daarbij op de weg van de krakers om uitzonderlijke omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat het huisrecht in dit geval voorrang moet krijgen boven het belang bij de ontruimingsvordering. Hoewel ontruiming niet mag leiden tot ongerechtvaardigde leegstand, geldt daarbij als uitgangspunt dat de eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij dat wil.
Belangenafweging
Naar het oordeel van de raadkamer heeft de eigenaar een gerechtvaardigd belang bij de gevraagde ontruiming van zijn pand. Aannemelijk is geworden dat de eigenaar er bewust voor heeft gekozen om het pand sinds 2009 leeg te laten staan ten behoeve van de natuurontwikkeling in het betreffende gebied. Het erf in kwestie maakt onderdeel uit van de gemeentelijke hoofdgroenstructuur. De hoofdgroenstructuur bestaat volgens het overgelegde bestemmingsplan uit “ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones in de stad, en grotenstructuren die de ruimtelijke opbouw in stad, wijk en buurt versterken”. Ingebrachte correspondentie ondersteunt dat de eigenaar zich actief bezig heeft gehouden met de groenontwikkeling op zijn terrein. Zo bevat het dossier een brief van de eigenaar aan de gemeente Hengelo uit juli 2011, waarin hij meldt dat al enkele jaren onderzoek wordt gedaan naar de ontwikkeling van plant en dier binnen het gebied, en hij de verwachting uitspreekt dat de gemeente hier ook onderzoek naar laat verrichten. Verder is een schriftelijke verklaring van de voorzitter van de naburige scoutingvereniging overgelegd, die erop neerkomt dat de flora en fauna in het gebied zich voorspoedig hebben ontwikkeld dankzij goed beheer en onderhoud door de eigenaar, en dat de scoutingvereniging met de eigenaar heeft afgesproken dat het gebied niet wordt betreden zodat de flora en fauna de benodigde rust en ruimte krijgen.
Daar komt bij dat op zijn minst twijfelachtig is of het pand, gelet op zijn bouwkundige staat, veilig kan worden bewoond. In opdracht van de eigenaar is de constructieve veiligheid van het pand onderzocht door ingenieursbureau Sanger IBCT, op basis van een luchtfoto en tekeningen. In zijn rapportage van 18 oktober 2023 concludeert Sanger IBCT, kort gezegd, dat de stabiliteit van de huidige constructie niet is gewaarborgd en dat het pand niet veilig kan worden bewoond. Deze conclusie heeft Sanger IBCT nogmaals bevestigd in een nadere memo van 12 december 2023. Dat Sanger IBCT de locatie niet heeft bezocht, zoals
mr. Van Hulst aanvoert, maakt niet dat zijn gemotiveerde bevindingen geen waarde hebben.
Hier staat tegenover dat de afdeling Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) van de gemeente Hengelo naar aanleiding van een schouw van het pand op 19 januari 2024, heeft gerapporteerd dat geen sprake is van een acuut instortingsgevaar. Eerder al, op 20 juli 2023, rapporteerde de afdeling VTH op basis van een bezichtiging dat de situatie ter plaatse niet levensbedreigend is. Echter, de afdeling VTH vermeldt in het rapport van de genoemde schouw tegelijkertijd dat de staat van het pand in zijn algemeenheid slecht is en normaal gesproken niet als voldoende zou worden beschouwd. Bovendien berichtte de afdeling VTH per e-mail van 16 november 2023 aan de officier van justitie, dat de insteek van haar onderzoek en dat van Sanger IBCT verschillend is en dat het rapport van Sanger IBCT “zeker niet fout” is.
Van de zijde van de krakers zijn, buiten de betwisting dat de eigenaar belang heeft bij de gevorderde ontruiming, geen bijzondere omstandigheden aangedragen die maken dat het aan hen toekomende huisrecht toch zwaarder weegt dan de bovengenoemde belangen bij ontruiming. De aangevoerde omstandigheid dat het moeilijk is om andere huisvesting te vinden en dat de bewoners na ontruiming mogelijk op straat komen te staan, is al door de wetgever betrokken bij de keuze om voorrang te geven aan het belang van de rechten van de eigenaar en de openbare orde, boven het huisrecht van krakers.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de raadkamer de vordering tot ontruiming zal toewijzen. Het hoger beroep is gegrond.
Om de momenteel nog in het pand verblijvende krakers (nadere) gelegenheid te geven voor het zoeken van andere huisvesting en het verhuizen althans opruimen van de in en rondom het pand aanwezige goederen, zal de rechtbank wel bepalen dat de officier van justitie het ontruimingsbevel niet eerder dan op 14 februari 2024 mag geven.
De officier van justitie zal voor de overige gronden van het hoger beroep - zie (2) en (3) hiervoor - niet-ontvankelijk worden verklaard. Artikel 446 Sv, waaraan de officier van justitie zijn hoger beroepsmogelijkheid ontleent, biedt namelijk geen ruimte voor de gevraagde vaststelling dat de rechter-commissaris de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. En anders dan de officier van justitie veronderstelt, kan de door hem aangehaalde overweging van de rechter-commissaris over de in acht te nemen termijn voor het toezenden van stukken aan de verdediging, niet als beslissing worden aangemerkt. De rechter-commissaris overweegt niet meer dan dat hij een termijn van zeven dagen in komende gevallen voorshands redelijk acht. Aan deze overweging zijn noch in de huidige, noch in mogelijk komende ontruimingsprocedures, rechten of plichten te ontlenen.

Beslissing

De raadkamer:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris van 1 december 2023;
- machtigt de officier van justitie om opsporingsambtenaren te bevelen om alle personen die wederrechtelijk vertoeven in/op het pand/gebouw/lokaal/erf gelegen aan de [adres], alsmede alle voorwerpen die ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen, met dien verstande dat
dit bevel niet eerder dan op 14 februari 2024 mag worden gegeven;
- verklaart de officier van justitie voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Deze beslissing is gegeven door de raadkamer,
mr. E. Venekatte, voorzitter,
mr. M.S. de Waard en mr. H.J. Berends, rechters,
in tegenwoordigheid van P.A. Feenstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.
De griffier en oudste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.