ECLI:NL:RBOVE:2024:5791

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
11026589 \ CV EXPL 24-1250
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenovereenkomst en precontractuele informatieplichten bij levering van warmte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 29 oktober 2024, gaat het om een geschil tussen Warmtebedrijf Hengelo B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Warmtebedrijf, heeft een vordering ingesteld met betrekking tot de levering van warmte en de naleving van precontractuele informatieplichten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Warmtebedrijf niet heeft voldaan aan haar informatieplichten, wat leidt tot een beperking van de hoofdsom die kan worden toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat het aan Warmtebedrijf is om een goed aanmeldingsbeleid te hanteren en dat de schending van de informatieplichten niet aan de gedaagde kan worden tegengeworpen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde ontbinding van de overeenkomst op grond van wanprestatie van de gedaagde kan worden toegewezen, maar dat de gevorderde afsluiting van de energielevering niet kan worden toegewezen omdat Warmtebedrijf niet heeft voldaan aan de eisen van de Warmteregeling. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11026589 \ CV EXPL 24-1250
Vonnis van 29 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
WARMTEBEDRIJF HENGELO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo,
eisende partij, hierna te noemen Warmtebedrijf,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
niet verschenen, tegen [gedaagde] is verstek verleend.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 augustus 2024
- de akte van Warmtebedrijf.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in voormeld vonnis is overwogen en beslist.
2.2.
Warmtebedrijf heeft bij akte gesteld dat zij statutair is gevestigd te Hengelo en niet Eindhoven, wat zij per abuis in de dagvaarding had opgenomen. De kantonrechter heeft dit gewijzigd.
Ambtshalve toetsen informatieplichten.
2.3.
Bij tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat Warmtebedrijf moet voldoen aan haar (pre)contractuele informatieplichten, maar dat niet kan worden geoordeeld dat Warmtebedrijf hieraan heeft voldaan.
2.4.
Bij akte heeft Warmtebedrijf hierop gereageerd. Daarbij heeft zij verwezen naar de uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch [1] en gesteld dat zij niet de mogelijkheid had om [gedaagde] precontractueel te informeren over de wettelijk verplichte informatie. [gedaagde] en de verhuurder hebben namelijk geen van beiden [gedaagde] als gebruiker aangemeld voordat de overeenkomst tot stand was gekomen. Het is daarom niet aan Warmtebedrijf te wijten dat zij niet heeft voldaan aan haar precontractuele informatieplicht en daarom dient de sanctie achterwege te blijven, aldus Warmtebedrijf.
2.5.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
In het door Warmtebedrijf aangehaalde arrest waren de feiten rondom de contractsluiting en de aanmelding door de verhuurder helder. Zo was het duidelijk vanaf welke datum de overeenkomst tot stand was gekomen en op welke datum de verhuurder bij het warmtebedrijf de gedaagde had aangemeld.
2.6.
Dat is in deze zaak niet het geval. Warmtebedrijf heeft gesteld dat zij niets meer weet en kan reproduceren over de omstandigheden rondom de contractsluiting. Zij weet dus niet wanneer warmte is afgenomen en op welke datum [gedaagde] als gebruiker is aangemeld en door wie. Dat zorgt ervoor dat in deze zaak niet is komen vast te staan dat de aanmelding later is gebeurd dan dat [gedaagde] warmte heeft afgenomen en Warmtebedrijf daardoor te laat de precontractuele informatie heeft verstrekt.
2.7.
Daarnaast merkt de kantonrechter op dat het aan het Warmtebedrijf is om voor de aanmelding en warmteverstrekking een degelijke procedure in het leven te roepen en hierover duidelijke afstemmingen te hebben met de eigenaren/verhuurders van de betreffende leveringsadressen. Dat zij dit blijkbaar niet duidelijk heeft vastgelegd en daardoor blijkbaar niet kan voldoen aan haar precontractuele informatieplichten, is iets dat in haar eigen invloedsfeer ligt. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet aan [gedaagde] kan worden tegengeworpen. Het is niet te rechtvaardigen dat door toedoen van Warmtebedrijf de gebruiker minder bescherming geniet dan waar hij wettelijk gezien recht op heeft.
2.8.
De kantonrechter blijft bij zijn oordeel dat Warmtebedrijf niet heeft voldaan aan haar (pre)contractuele informatieplichten en zal dit sanctionering zoals in het tussenvonnis is aangekondigd. De hoofdsom zal worden beperkt tot 50% en daarom kan in beginsel een bedrag van € 3.552,08 aan hoofdsom worden toegewezen.
2.9.
Omdat Warmtebedrijf haar vordering heeft beperkt tot € 25.000,00 onder de uitdrukkelijke reservering van haar rechten op het restant.
Ambtshalve toetsen algemene voorwaarden.
2.10.
Warmtebedrijf heeft de juiste algemene voorwaarden overgelegd.
2.11.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is voor de rente niet het geval. De kantonrechter zal de rente over de beperkte hoofdsom toewijzen.
2.12.
Warmtebedrijf heeft een bedrag van € 414,82 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
In artikel 17.2. van de algemene voorwaarden is het volgende opgenomen:
“Een gevolg van het in verzuim verkeren is dat de Aanvrager of Verbruiker een vergoeding voor de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte verschuldigd is (…) De hoogte van de vergoeding voor de redelijke kosten is vastgelegd in het tarievenblad.”
2.13.
Dit brengt met zich dat de kantonrechter, los van de vraag of Warmtebedrijf er in deze procedure een beroep op doet, verplicht is om ambtshalve te toetsen of dit beding een eerlijk beding is.
2.14.
De kantonrechter is van oordeel dat het hiervoor genoemde artikel een oneerlijk beding is, omdat dit beding niet voldoende transparant is. Niet is gesteld of gebleken of het tarievenblad, waar het beding naar verwijst, is verstrekt aan [gedaagde] en [gedaagde] dus op de hoogte was van deze kosten. Ook heeft Warmtebedrijf dit tarievenblad niet overgelegd, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen of de tarieven conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zijn.
2.15.
Uit vaste jurisprudentie [2] volgt dat de inhoud van het beding kan niet worden herzien. Evenmin kan door afstand van de rechten die uit het beding zouden voortvloeien c.q. aanpassing van de vordering aan het aanvullend recht dat zonder de bedingen van toepassing zou zijn geweest, worden bewerkstelligd dat de vordering ten dele toewijsbaar is.
2.16.
Dit zou anders kunnen zijn als de nietigheid van het beding de kantonrechter verplicht om de overeenkomst in haar geheel te vernietigen [3] , maar dat doet zich hier niet voor. Warmtebedrijf heeft dus geen recht op de incassokosten.
Ontbinding.
2.17.
Warmtebedrijf heeft gevorderd dat de overeenkomst zal worden ontbonden op grond van wanprestatie van [gedaagde]. De kantonrechter overweegt als volgt. Warmtebedrijf heeft voldoende onderbouwd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De ontbinding zal worden toegewezen.
Onderbreking.
2.18.
Ten aanzien van de gevorderde afsluiting; de onderbreking van de energielevering en terugvordering van de meters, overweegt de kantonrechter als volgt.
2.19.
Warmtebedrijf heeft aangevoerd voor de afsluiting en onderbreking kan worden toegewezen wegens wanbetaling van [gedaagde] op grond van de algemene voorwaarden.
2.20.
Omdat de gevorderde afsluiting is gebaseerd op wanbetaling [gedaagde], is de Warmteregeling [4] van toepassing en is Warmtebedrijf verplicht om (onder ander) te voldoen aan de daarin genoemde eisen voordat mag worden afgesloten. In artikel 5 lid 2 van de Warmteregeling is opgenomen dat de leverancier de verbruiker ten minste driemaal een schriftelijke herinnering stuurt met een nakomingstermijn van ten minste veertien dagen. Ingevolge lid 3 van artikel 5 Warmteregeling moet in die herinnering worden gewezen op de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen, biedt de leverancier aan om de gegevens van de verbruiker aan schuldhulpverlening door te geven en vermeldt dat in sommige gevallen niet zal worden afgesloten.
2.21.
Warmtebedrijf heeft diverse aanmaningen overgelegd, maar deze betalingsherinneringen bevatten niet de hiervoor vermelde verplichte informatie. Daarom zal op dit moment de gevorderde afsluiting worden afgewezen en daarmee ook de hiermee verbonden nevenvorderingen.
2.22.
De vraag is of na de ontbinding van de overeenkomst de onderbreking moet worden toegewezen. De kantonrechter is van oordeel dat ook in dat geval Warmtebedrijf gehouden is om te voldoen aan de hiervoor genoemde Warmteregeling. Anders zou er geen consumentenbescherming meer zijn en zouden energieleveranciers deze regeling eenvoudig kunnen omzeilen door telkens eerst enkel en alleen om ontbinding van de overeenkomst te vragen, waarna de energieonderbreking als vanzelf zal volgen.
2.23.
Het staat Warmtebedrijf uiteraard vrij om de hiervoor genoemde procedure alsnog te volgen.
Voorschottermijnen.
2.24.
De kantonrechter zal de voorschottermijnen, met inachtneming van de onder 2.8. genoemde sanctie, vanaf de eerste dag van de maand die ligt na de maand waarin deze dagvaarding is betekend tot de eventuele rechtsgeldige onderbreking toewijzen, omdat daar tegenover staat dat totdat de hiervoor genoemde procedure is gevolgd, Warmtebedrijf energie moet blijven leveren.
Proceskosten.
2.25.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Warmtebedrijf worden begroot op:
- dagvaarding € 112,99
- griffierecht € 372,00
- salaris gemachtigde € 204,00 (1 punt x tarief € 204,00)
- nakosten
€ 102,00Totaal € 790,99.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande overeenkomst tot levering van warmte en/of koude en/of warmtapwater aan het verbruiksperceel te [adres];
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan Warmtebedrijf te betalen een bedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan Warmtebedrijf te betalen de voorschottermijnen, met inachtneming van de onder 2.8. genoemde sanctie, vanaf de eerste dag van de maand die ligt na de maand waarin deze dagvaarding is betekend tot de eventuele rechtsgeldige onderbreking van de energielevering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldag van de onderliggende voorschottermijnen tot de dag van algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 790,99 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 29 oktober 2024.

Voetnoten

2.bijvoorbeeld HvJEU 26 januari 2017, C421/14, ECLI:EU: C:2017:60 (Banco Primus); HvJEU 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia)
3.HvJEU 21 januari 2015, C-482/13, C-484/13, C-485/13, C-487/13, ECLI:EU:C:2015:21 (Unicaja Banco)
4.Regeling van de Minister van Economische Zaken van 4 september 2013, nr. WJZ/13132689, houdende uitvoering van het Warmtebesluit en de Warmtewet