In deze zaak heeft eiseres, de verhuurder, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een fastfoodrestaurant, wegens vermeende tekortkomingen in de huurovereenkomst. Sinds 1 december 2019 huurt gedaagde een bedrijfsruimte van eiseres, maar eiseres stelt dat gedaagde niet aan haar verplichtingen voldoet. Eiseres vraagt om ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van achterstallige huur en bijkomende kosten. Gedaagde betwist de tekortkomingen en voert aan dat zij schade heeft geleden door werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van eiseres, wat heeft geleid tot een betalingsachterstand.
De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde afgewezen, omdat de tekortkomingen van gedaagde niet van zodanige ernst zijn dat ontbinding gerechtvaardigd is. Wel is gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur van € 6.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter overweegt dat de tekortkomingen van gedaagde, met name het te laat betalen van de huur, niet voldoende zijn om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen, vooral gezien de beperkte duur van de betalingsachterstanden en de belangen van gedaagde bij voortzetting van de huur.
De rechter heeft ook geoordeeld dat gedaagde geen recht heeft op verrekening van de openstaande huur met de schade die zij stelt te hebben geleden, omdat er geen afwijkende afspraken zijn gemaakt over verrekening. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, aangezien het grootste deel van haar vorderingen is afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 19 november 2024.