Op 26 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde was schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk handelen in drugs, wat leidde tot een vordering van de officier van justitie. Deze vordering betrof de vaststelling van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de rechtbank is vastgesteld op € 50.700,-. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen.
De procedure omvatte openbare terechtzittingen op 17 mei 2024 en 12 november 2024, waarbij de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Schuurman, aanwezig was. Tijdens de zitting op 12 november 2024 handhaafde de officier van justitie de vordering, terwijl de raadsman zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de stukken, waaronder een proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2023, in overweging genomen en geen verweer gehoord tegen de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft op basis van de wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald, die maximaal 1014 dagen kan bedragen. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.