ECLI:NL:RBOVE:2024:647

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
10628860 \ CV EXPL 23-1666
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en terugbetaling bij non-conformiteit van een auto

In deze zaak heeft eiser, [eiser], op 5 maart 2023 zijn Mercedes Benz S350 verkocht aan [bedrijf 2] B.V., vertegenwoordigd door [naam], de vader van gedaagde [gedaagde]. Eiser heeft vervolgens een Mercedes Benz CL500 gekocht van [naam] voor € 16.000,00. Na de aankoop heeft eiser diverse gebreken aan de auto geconstateerd en heeft hij geprobeerd om de auto terug te geven, maar zonder succes. Eiser vordert in deze procedure ontbinding van de koopovereenkomst op grond van non-conformiteit, terugbetaling van de koopprijs, en andere subsidiaire vorderingen. Gedaagde heeft echter aangevoerd dat eiser de verkeerde partij heeft gedagvaard, aangezien de overeenkomst met [bedrijf 2] B.V. is gesloten en niet met gedaagde.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser inderdaad de verkeerde partij heeft gedagvaard. De feiten wijzen erop dat de contractspartij [bedrijf 2] B.V. is en niet [gedaagde]. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser daarom afgewezen en eiser in de proceskosten veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 924,00. Het vonnis is uitgesproken op 6 februari 2024 door kantonrechter K.J. Haarhuis.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10628860 \ CV EXPL 23-1666
Vonnis van 6 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. T. IJsenbrandt,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. A. Visser.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 oktober 2023,
- de nagekomen producties 16 t/m 21 van [eiser],
- de e-mailwisseling van partijen op 2 januari 2024 (over de vraag wie partij is en wie ter zitting zal verschijnen),
- de mondelinge behandeling van de zaak op 9 januari 2024.
1.2.
Hierop is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
[eiser] heeft op 5 maart 2023 zijn Mercedes Benz S350 uit 2021 verkocht aan [bedrijf 2] B.V.. Deze vennootschap werd daarbij vertegenwoordigd door de heer [naam], de vader van gedaagde [gedaagde].
2.2.
[eiser] heeft daarna met [naam] onderhandeld over de aankoop van een Mercedes Benz CL500, bouwjaar 2001, kenteken [kenteken] en kilometerstand 58.807 km (hierna: de auto). Op 14 maart 2023 heeft [eiser] de auto gekocht voor een bedrag van € 16.000,00. Op de opgemaakte factuur, overgelegd als productie 3, staat onder meer een logo met daaronder de tekst “[bedrijf 1]”.
2.3.
Volgens [eiser] vertoonde de auto vlak na de aankoop van de auto al diverse gebreken. Hij heeft met [naam] gecorrespondeerd over de gebreken en terugname van de auto, maar tot een oplossing heeft het niet geleid. [eiser] stelt dat de overeenkomst met [naam] namens [gedaagde] is gesloten en vordert in deze procedure:
- primair, ontbinding van de overeenkomst op grond van non-conformiteit en terugbetaling van de koopprijs van € 16.000,00 met rente,
- subsidiair, vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling, met terugbetaling van de koopprijs van € 16.000,00,
- meer subsidiair, de gevolgen van de koopovereenkomst te wijzigen, ter opheffing van het nadeel dat [eiser] lijdt, zo dat zijn betaalverplichting wordt gesteld op een bedrag van € 8.500,00,
- nog meer subsidiair, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een door de kantonrechter te schatten bedrag als schadevergoeding, met rente,
alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] de verkeerde partij heeft gedagvaard. [eiser] heeft gehandeld met [naam] namens [bedrijf 2] B.V. en die vennootschap had dus moeten worden gedagvaard. [eiser] heeft nooit contact met gedaagde [gedaagde] gehad. [gedaagde] vermoedt dat [eiser] hem heeft aangesproken en niet [bedrijf 2] B.V., omdat deze vennootschap een tegenvordering heeft aangekondigd die ziet op de door [eiser] aan de vennootschap verkochte Mercedes Benz. Die auto had volgens [bedrijf 2] B.V. gebreken waarvoor [eiser] aansprakelijk is. [gedaagde] heeft ook inhoudelijk tegen de vorderingen verweer gevoerd.

3.De beoordeling door de kantonrechter

3.1.
De kantonrechter komt aan een inhoudelijke behandeling van het geschil niet toe. Met [gedaagde] komt de kantonrechter tot de conclusie dat [eiser] de verkeerde partij heeft gedagvaard. Hij zal de tegen [gedaagde] ingestelde vorderingen daarom afwijzen.
3.2.
Aan [eiser] kan worden toegegeven dat de factuur doet voorkomen dat de verkopende partij [bedrijf 1], de eenmanszaak van [gedaagde], is geweest, mede gelet op het feit dat beide bedrijven zijn gevestigd aan de [adres]. Alle andere omstandigheden wijzen echter in de richting van [bedrijf 2] B.V. als contractspartij. [gedaagde], althans zijn vader [naam] die ook ter zitting aanwezig was, heeft onbetwist gesteld dat:
- [eiser] zijn auto had verkocht aan [bedrijf 2] B.V., vertegenwoordigd door [naam],
- [eiser] alleen met [naam] heeft gesproken/ge-appt,
- de naam [bedrijf 1] op de factuur weliswaar wijst op [gedaagde], maar gegevens als KvK-nummer, bankrekeningnummer en 06-nummer van [bedrijf 2] B.V. waren en zijn,
- [naam] oud briefpapier van hem heeft gebruikt en dat zijn zoon later de handelsnaam [bedrijf 1] heeft overgenomen,
- [eiser] zelf bij brief van 14 juni 2023 heeft verklaard dat hij de auto heeft gekocht van dezelfde partij aan wie hij kort daarvóór een andere Mercedes had verkocht.
Tegenover deze omstandigheden is het feit dat de factuur “[bedrijf 1]” vermeldt en beide bedrijven zijn gevestigd aan de [adres], onvoldoende om te kunnen concluderen dat [eiser] zaken heeft gedaan met [naam] namens [gedaagde] en/of dat op zijn minst die schijn is gewekt.
[bedrijf 2] B.V. moet daarom als contractspartij worden gezien. Dat betekent in deze procedure dat de kantonrechter niet toekomt aan een inhoudelijke behandeling van het geschil.
3.3.
[eiser] is in deze procedure in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 924,00 (twee punten tarief € 396,00 vermeerderd met € 132,00 nakosten).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 924,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen,
4.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.