ECLI:NL:RBOVE:2024:697

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
10755807 \ CV EXPL 23-4039
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betaling van openstaande huur door gedaagde

In deze zaak heeft eiser, een verhuurder, gedaagde aangeklaagd wegens huurachterstand. Gedaagde heeft sinds het begin van de huurovereenkomst regelmatig te laat en/of niet volledig de huur betaald. Eiser heeft gedaagde meerdere keren verzocht om de huur te voldoen, maar na het inhalen van een eerdere huurschuld is er opnieuw een achterstand ontstaan. De kantonrechter heeft op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een dagvaarding en conclusies van antwoord en repliek. Gedaagde heeft niet gereageerd op de laatste gelegenheid om zijn verweer te onderbouwen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde een huurachterstand heeft laten ontstaan van € 732,73, na inachtneming van eerdere betalingen. Eiser vorderde ook wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft de vordering van eiser gedeeltelijk toegewezen, waarbij de wettelijke rente over de huurachterstand werd toegewezen vanaf 5 oktober 2023. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10755807 \ CV EXPL 23-4039
Vonnis van 6 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: BJK Gerechtsdeurwaarders Incassospecialisten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend zonder gemachtigde.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] betaalt de huur sinds het begin van de huurovereenkomst regelmatig te laat en/of niet volledig. [eiser] heeft [gedaagde] meermaals verzocht en gesommeerd de huur (geheel) te voldoen. Nadat [gedaagde] zijn huurschuld had ingehaald, is er inmiddels weer een huurachterstand ontstaan. [eiser] is deze procedure gestart om betaling van de openstaande huur te vorderen. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] gedeeltelijk toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 13 oktober 2023;
- de akte vermindering van eis van 20 oktober 2023;
- de conclusie van antwoord van 24 oktober 2023;
- de conclusie van repliek en akte vermeerdering van eis van 5 december 2023.
2.2.
Hoewel [gedaagde] daartoe behoorlijk in de gelegenheid is gesteld, heeft hij hierna niet meer gereageerd.
2.3.
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag uitspraak zal doen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] huurt sinds 10 februari 2021 van [eiser] een woonruimte gelegen aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’). De maandelijkse huurprijs inclusief een voorschot op de servicekosten bedraagt sinds 1 juli 2023 € 455,78.
3.2.
Artikel 4.4 van de huurovereenkomst bepaalt:

De huurprijs en het voorschot […] zijn bij vooruitbetaling verschuldigd, steeds te voldoen vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft op een door verhuurder aangegeven wijze.”
3.3.
[gedaagde] betaalt vanaf aanvang van de huurovereenkomst de huur regelmatig te laat en/of niet volledig. Deze procedure ziet op de huurachterstand over de periode maart 2023 tot en met oktober 2023.

4.Het geschil

De vordering van [eiser]
4.1.
vordert na haar eis te hebben verminderd en vervolgens te hebben vermeerderd, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 753,22. Dit bedrag bestaat uit de bij dagvaarding ingestelde vordering van € 1.625,69 minus een door [gedaagde] gedane betaling van € 892,96 en plus € 20,49 aan wettelijke rente tot 5 oktober 2023. [eiser] vordert ook dat [gedaagde] de wettelijke rente over € 753,22 betaalt vanaf 5 oktober 2023. Bovendien vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in betaling van de proceskosten.
Het verweer van [gedaagde]
4.2.
[gedaagde] geeft aan dat de dagvaarding onduidelijk is en betwist dat er sprake is van een huurachterstand. Als er sprake is van een achterstand, dan ziet deze volgens [gedaagde] alleen op de maand oktober 2023. [gedaagde] betwist ook dat hij extra kosten moet betalen. Volgens [gedaagde] had [eiser] de procedure kunnen voorkomen door de betalingen beter te controleren.
4.3.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] gedeeltelijk toe en legt zijn oordeel hierna uit.

5.De beoordeling

De huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten
5.1.
Ten tijden van de dagvaarding was de vordering van [eiser] € 1.625,69. Dit bedrag bevatte de achterstallige huur van € 1.377,18 en € 248,69 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] op 4 oktober 2023 twee bedragen van € 446,48 (in totaal € 892,96) heeft betaald. [eiser] heeft dit bedrag in lijn met artikel
6:44 BW in mindering gebracht op zijn oorspronkelijke vordering van € 1.625,69. Als gevolg van de betaling, heeft [eiser] ook afgezien van haar vordering tot ontbinding en ontruiming.
5.2.
In zijn conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangegeven een uitdraai bij ING te hebben opgevraagd waaruit (verdere) betalingen zouden blijken. De kantonrechter heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om dit betaaloverzicht bij een aanvullend antwoord over te leggen. [gedaagde] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
5.3.
Op het verweer van [gedaagde] dat de dagvaarding onduidelijk is en dat hij niet gehouden is extra kosten te betalen, heeft [eiser] bij zijn conclusie van repliek en akte vermeerdering van eis gereageerd. [eiser] heeft daarin zijn vorderingen, waaronder zijn stelling dat [gedaagde] verplicht is de buitengerechtelijke incassokosten te betalen, uitgelegd en onderbouwd. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd met een conclusie van dupliek of anderszins.
5.4.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] meerdere betalingsherinneringen aan [gedaagde] heeft verstuurd. In de brieven heeft [eiser] aangezegd dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is als het betreffende bedrag aan verschuldigde huur niet binnen veertien dagen is betaald. [eiser] heeft alleen de buitengerechtelijke incassokosten in rekening gebracht voor de achterstallige huur die niet binnen de veertiendagen termijn is betaald. Zodoende heeft [eiser] voldaan aan de eisen uit artikel 6:96 BW. De buitengerechtelijke incassokosten mocht [eiser] dan ook in rekening brengen en bij dagvaarding vorderen.
5.5.
Dit leidt de kantonrechter tot het oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft weersproken en daarmee is komen vast te staan dat hij een huurachterstand heeft laten ontstaan van (€ 1.625,69 - € 892,96 =) € 732,73.
Wettelijke rente
5.6.
De kantonrechter stelt vast dat in het door [eiser] gevorderde bedrag van € 753,22 een bedrag van € 20,49 aan wettelijke rente tot 5 oktober 2023 besloten ligt. [gedaagde] heeft echter op 4 oktober 2023 een betaling gedaan zodat de wettelijke rente tot deze datum en niet op 5 oktober 2023 moet worden berekend. Betaling van € 20,49 wijst de kantonrechter dan ook af.
5.7.
In zijn akte vermeerdering van eis handhaaft [eiser] zijn vordering bij dagvaarding tot betaling van de lopende rente vanaf 5 oktober 2023. De kantonrechter begrijpt de vordering van [eiser] zo, dat hij deze rente vordert over € 753,22 en niet over de oorspronkelijke, bij dagvaarding geldende huurachterstand.
5.8.
Zoals hiervoor opgemerkt, omvat het bedrag van € 753,22 een bedrag aan wettelijke rente tot 5 oktober 2023 van € 20,49. Door over € 753,22 wettelijke rente te vorderen, vordert [eiser] rente over de al verschenen rente. De kantonrechter wijst dit af. Op grond van artikel 6:119 lid 2 BW is wettelijke rente over de verschenen wettelijke rente pas na afloop van één jaar verschuldigd.
Conclusie
5.9.
Gelet op het voorgaande, wijst de kantonrechter betaling van de huurachterstand van € 753,22 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
5.10.
Omdat [gedaagde] grotendeels ongelijk krijgt, moet [gedaagde] de proceskosten betalen. De proceskosten worden begroot op:
- Kosten van de dagvaarding: € 129,85
- Griffierechten: € 244,00
- Salaris advocaat: € 132,00
- Nakosten: € 66,00
Totaal: 571,85
5.11.
Met betrekking tot de nakosten oordeelt de kantonrechter dat als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis voldoet en het vonnis vervolgens wordt betekend, hij ook de kosten van betekening moet betalen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.12.
De toegewezen vorderingen worden zoals door [eiser] gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 732,73 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 571,85;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de betekeningskosten als hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.