ECLI:NL:RBOVE:2024:7003

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11179285 \ CV EXPL 24-2470
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en reconventionele vordering wegens wanprestatie in een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [partij A] B.V. en [partij B] B.V. Partij A vorderde betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 3.927,11, bestaande uit factuurbedragen, rente en buitengerechtelijke incassokosten. Partij B had de facturen niet betaald en voerde in reconventie aan dat de administratieve wanprestatie van LCS en de nalatigheid van partij A de oorzaak waren van haar financiële problemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2024 was partij B niet verschenen, waardoor haar verweer niet verder kon worden toegelicht. De rechtbank oordeelde dat partij A voldoende bewijs had geleverd van de geleverde diensten en dat partij B niet had aangetoond dat partij A tekort was geschoten in haar verplichtingen. De vordering van partij A werd toegewezen, terwijl de reconventionele vordering van partij B werd afgewezen. Partij B werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventie als de reconventie, die in totaal op € 1.017,15 werden begroot voor de conventie en € 496,00 voor de reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11179285 \ CV EXPL 24-2470
Vonnis van 24 december 2024
in de zaak van
[partij A] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats 1],
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: Straetus Incasso Friesland B.V.,
tegen
[partij B] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
gemachtigde: [gemachtigde].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 13 augustus 2024;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 21 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Op de mondelinge behandeling is [partij A] verschenen. [partij B] is niet verschenen.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Waar deze zaak over gaat

De vaststaande feiten
2.1.
[partij A] en [partij B] hebben een overeenkomst van opdracht gesloten, op grond waarvan [partij A] de financiële administratie van [partij B] verzorgt.
2.2.
[partij A] heeft haar werkzaamheden via een drietal facturen aan [partij B] gefactureerd. [partij B] heeft deze facturen niet betaald.
In conventie: wat wil [partij A]?
2.3.
[partij A] vordert dat de kantonrechter [partij B] zal veroordelen om een bedrag van € 3.927,11 aan [partij A] te betalen, bestaande uit de factuurbedragen van € 3.076,43, de rente tot en met 24 april 2024 van € 418,04 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 432,64, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2024 over € 3.076,43, met veroordeling van [partij B] in de proceskosten en de nakosten.
2.4.
[partij B] heeft schriftelijk verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [partij A], met veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.
In reconventie: wat wil [partij B]?
2.5.
[partij B] heeft ook een tegenvordering ingediend. [partij B] wil dat de kantonrechter vaststelt dat de administratieve wanprestatie van LCS en de nalatigheid van [partij A] de oorzaak zijn van de financiële problemen van [partij B].
2.6.
[partij A] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [partij A], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij B] in de proceskosten.

3.De beoordeling

in conventie
3.1.
[partij A] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij werkzaamheden voor [partij B] heeft uitgevoerd. Die werkzaamheden bestonden uit het opstellen van de jaarrekeningen en het doen van fiscale aangiften over 2018 tot en met 2021, het werk aan de balans en de jaarrekening over 2022 en het doen van de btw-aangifte over het derde kwartaal van 2023.
3.2.
[partij B] heeft in haar schriftelijke verweer niet betwist dat [partij A] deze werkzaamheden heeft uitgevoerd. Zij heeft enkel aangevoerd dat [partij A] haar werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd, op grond waarvan zij de vordering in reconventie heeft ingesteld. Op de mondelinge behandeling is [partij B] niet verschenen, waardoor zij ook niet nader heeft gereageerd op de stellingen van [partij A]. Als onweersproken komt dan ook vast te staan dat [partij A] de genoemde werkzaamheden voor [partij B] heeft uitgevoerd. De vordering van [partij A] tot betaling van de factuurbedragen van € 3.076,43 zal daarom worden toegewezen.
3.3.
[partij B] moet ook de wettelijke rente over de factuurbedragen betalen. De wettelijke rente zal zoals gevorderd worden toegewezen voor een bedrag van € 418,04 vanaf de vervaldata van de facturen tot en met 24 april 2024. De verdere wettelijke rente over het bedrag van € 3.076,43 zal worden toegewezen vanaf 25 april 2024, in plaats van vanaf 24 april 2024 zoals [partij A] heeft gevorderd, omdat de verschenen wettelijke rente al
tot en met24 april 2024 is berekend.
3.4.
[partij B] moet ook de buitengerechtelijke incassokosten betalen. [partij A] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Er zijn meerdere aanmaningen aan [partij B] verstuurd. Het door [partij A] gevorderde bedrag van € 432,64 aan buitengerechtelijke incassokosten voldoet aan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
in reconventie
3.5.
De kantonrechter vat de vordering van [partij B] in reconventie op als een vordering om voor recht te verklaren dat [partij A] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht door haar werkzaamheden voor [partij B] niet deugdelijk uit te voeren.
3.6.
[partij B] heeft haar vordering onvoldoende onderbouwd. Zij heeft in haar conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, enkel gesteld dat haar voormalige boekhouder, LCS, haar administratieve verplichtingen niet is nagekomen. Nadat [partij A] LCS had overgenomen, heeft [partij A] volgens [partij B] beloofd de financiële administratie van - onder andere - [partij B] op orde te brengen. Dat heeft [partij A] niet gedaan. Daarmee heeft [partij A] nagelaten om de administratie van [partij B] correct uit te voeren en haar taak niet naar behoren verricht. Op die manier heeft [partij A] volgens [partij B] bijgedragen aan de financiële problemen van [partij B].
3.7.
[partij A] heeft daartegen aangevoerd dat [partij B] nooit geklaagd heeft over de werkzaamheden van [partij A] of anderszins heeft laten weten dat zij vond dat [partij A] haar werkzaamheden niet goed uitvoerde. [partij A] is ook niet in gebreke gesteld. Daarnaast reageerde [partij B] zelf ook niet meer op e-mails of sommaties van [partij A]. Daarom is [partij A] inmiddels gestopt met de werkzaamheden voor [partij B].
3.8.
Doordat [partij B] niet op de mondelinge behandeling is verschenen, heeft zij haar vordering niet meer verder toegelicht. In het licht van het verweer van [partij A] heeft [partij B] de vordering dan ook onvoldoende onderbouwd. De vordering van [partij B] zal daarom worden afgewezen.
De proceskosten in conventie en reconventie
3.9.
[partij B] wordt zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gesteld. Zij moet daarom de proceskosten en de nakosten van [partij A] betalen.
De proceskosten in conventie worden begroot op:
kosten dagvaarding € 115,15
griffierecht € 496,00
salaris gemachtigde € 271,00
nakosten
€ 135,00
totaal € 1.017,15
In reconventie worden de proceskosten begroot op € 496,00 aan salaris voor de gemachtigde van [partij A] (0,5 x 2 punten x tarief € 496,00).

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [partij B] om aan [partij A] een bedrag van € 3.927,11 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.076,43 vanaf 25 april 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten en de nakosten aan de zijde van [partij A], begroot op € 1.017,15;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
4.5.
wijst de vordering van [partij B] af;
4.6.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten aan de zijde van [partij A], begroot op € 496,00;
4.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.(SB)