ECLI:NL:RBOVE:2024:7027

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11328790 \ CV EXPL 24-3517
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Distributieovereenkomst versus agentuurovereenkomst in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is de vraag aan de orde of de relatie tussen Bronco B.V. en Intergas Verwarming B.V. kan worden gekwalificeerd als een agentuurovereenkomst of als een distributieovereenkomst. De zaak betreft een geschil over de nakoming van contractuele verplichtingen en de toerekenbaarheid van een tekortkoming door Intergas. Bronco B.V. en de buitenlandse rechtspersoon Intergas Calderas de Calefacción S.L.U. hebben vorderingen ingesteld tegen Intergas Verwarming B.V. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aanvankelijke contractuele verhouding tussen partijen als een distributieovereenkomst moet worden aangemerkt, ondanks dat er elementen van een agentuurovereenkomst aanwezig zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gewijzigde werkwijze in 2012 niet zodanig was dat deze als een agentuurovereenkomst kon worden gekwalificeerd. De zaak is verwezen naar de handelskamer van de rechtbank, omdat de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard om van de vorderingen kennis te nemen. De uitspraak is gedaan op 24 december 2024, waarbij de kantonrechter partijen heeft gewezen op de noodzaak om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen in de vervolgprocedure.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11328790 \ CV EXPL 24-3517
Vonnis van 24 december 2024
in de zaak van

1.BRONCO B.V.,

te Amersfoort,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
INTERGAS CALDERAS DE CALEFACCIÓN S.L.U.,
te Marbella,
eisende partijen,
hierna te noemen: Bronco en IC,
gemachtigde: mr. J.R. Gal,
tegen
INTERGAS VERWARMING B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Intergas,
gemachtigde: mr. M.G. van de Langemheen, mr. M. Chatelin en mr. M. Kort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Bronco c.s.
- de conclusie in de bevoegdheidsincidenten van Intergas van 2 april 2024
- de conclusie van antwoord in de bevoegdheidsincidenten van Bronco c.s. van 30 april 2024
- de aanvulling op de conclusie van antwoord in de bevoegdheidsincidenten van Bronco c.s. van 14 mei 2024;
- de antwoordakte van Intergas van 28 mei 2024
- het vonnis van 25 juni 2024, waarbij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland zich onbevoegd heeft verklaard van de vorderingen van Bronco c.s. kennis te nemen en de zaak, in de stand waarin zij zich bevindt heeft verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle
- het exploot van oproeping van Bronco c.s. waarbij Intergas is opgeroepen te verschijnen op de zitting van 1 oktober 2024
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak hebben Bronco c.s. zich op het standpunt gesteld dat Intergas toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de tussen partijen gesloten (duur)overeenkomsten c.q. dat Intergas jegens Bronco c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. De daarop gebaseerde vorderingen strekken – voor zover in dit incident van belang – onder andere tot
  • i) veroordeling van Intergas inachtneming van een minimumopzegtermijn van 3 jaar tezamen met een aanbod tot schadevergoeding ter hoogte van de winst van tenminste drie jaar,
  • ii) verklaringen voor recht dat Intergas tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen dan wel onrechtmatig heeft gehandeld en dat Intergas aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade, vast te stellen in een schadestaatprocedure en
  • iii) veroordeling van Intergas tot betaling van vergoedingen gebaseerd op 7:431, eerste lid BW (provisie), 7:435, eerste lid BW (beloning), artikel 7:439 juncto 7:441 BW (schadevergoeding vanwege onregelmatige opzegging) en 7:442 BW (klantvergoeding).
Bronco c.s. voeren aan in totaal tenminste 2,7 miljoen euro van Intergas te vorderen te hebben.
2.2.
Aan de vordering in de hoofdzaak hebben Bronco c.s. – samengevat en voor zover hier van belang – ten grondslag gelegd dat
  • i) tussen Bronco en Intergas op 25 februari 2005 een (aanvankelijk in duur beperkte maar stilzwijgend verlengde) leveringsovereenkomst (verder: de Leveringsovereenkomst) is gesloten op grond waarvan Bronco niet-exclusieve verkooprechten kreeg voor de verkoop van bepaalde cv-ketels op de Spaanse markt;
  • ii) in de Leveringsovereenkomst hebben partijen een rechtskeuze gemaakt voor de Nederlands recht en een forumkeuze voor de “rechtbank te Zwolle”;
  • iii) in 2009 de Leveringsovereenkomst is gewijzigd in die zin dat Bronco het exclusieve verkooprecht verkreeg voor Intergas-producten onder de merknaam Intergas (ook deze overeenkomst was aanvankelijk in duur beperkt maar is stilzwijgend verlengd);
  • iv) in 2012 Bronco haar Spaanse activiteiten heeft ingebracht in IC; destijds hield de werkwijze van partijen in dat Bronco de cv-ketels inkocht bij Intergas, deze met opslag verkocht aan IC en IC de cv-ketels verkocht en distribueerde aan haar eigen klanten;
  • v) in 2012 IC Saltoki, een groothandel als klant verwierf en gelet op de omvang van de bestellingen van Saltoki hun werkwijze voor deze klant hebben gewijzigd, in die zin dat Saltoki haar orders plaatste bij IC, IC de orders via Bronco doorgaf aan Intergas en Intergas vervolgens rechtstreeks aan Saltoki uitleverde en factureerde en Intergas aan Bronco een vergoeding betaalde ter grootte van het verschil in prijs tussen de gebruikelijke inkoopprijs voor Bronco en de koopprijs die Saltoki betaalde (punt 1.22 bij dagvaarding);
  • vi) tussen IC en Saltoki een (aanvankelijk in duur beperkte, maar stilzwijgend voortgezette) overeenkomst is gesloten die inhield dat IC de cv-ketels van Intergas in Noord-Spanje uitsluitend aan Saltoki verkocht zodat Saltoki in dat gebied de enige leverancier zou zijn;
  • vii) voor andere grote klanten (Unittas vanaf 2015 en Noria vanaf 2016) eenzelfde werkwijze werd gehanteerd als voor Saltoki;
  • viii) in 2018 heeft IC in 2018 er expliciet op gewezen dat alle facturen, orders en andere communicatie met Saltoki, Unittas en Noria via IC moest verlopen;
  • ix) in 2022, in verband met administratieve problemen bij Intergas, ten aanzien van Unittas en Noria is teruggekeerd naar de onder (iv) genoemde werkwijze;
  • x) in 2019 is gesproken over een herziening van de contractuele relatie tussen Bronco en Intergas, maar partijen geen overeenstemming hebben bereikt;
  • xi) in 2022 IC en Saltoki hun relatie opnieuw contractueel hebben vastgelegd in een geactualiseerde overeenkomst met een looptijd tot 1 mei 2023, met de mogelijkheid van verlenging;
  • xii) IC, in verband met de teruggelopen afname van cv-ketels door Saltoki de overeenkomst met Saltoki heeft laten verlopen;
  • xiii) bij brief van 19 juni 2023 Intergas de intentie heeft uitgesproken de Leveringsovereenkomst per 31 december 2023 op te zeggen, en Intergas op 30 juni 2023 heeft laten weten dat de brief moet worden aangemerkt als een opzegging;
  • xiv) Intergas, na overleg tussen partijen, bij brief van 19 juli 2023 de opzegtermijn heeft verlengd tot 30 juni 2024 (een opzegtermijn van 12 maanden) en bij brief van 15 september de opzegging heeft uitgesteld tot 31 december 2024.

3.Standpunten van partijen in het incident

3.1.
Intergas vordert in dit incident dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaard van de vorderingen van Bronco c.s. kennis te nemen en de zaak te verwijzen naar de handelskamer. Volgens Intergas is geen sprake van agentuurovereenkomst(en). De tussen partijen voor 2012 gemaakte afspraken zijn niet als zodanig aan te merken; de gewijzigde werkwijze in 2012 is op een aantal punten zodanig afwijkend dat deze (in zijn geheel) niet als agentuurovereenkomst (maar als distributieovereenkomst) aan te merken. Volgens Intergas valt dat af te leiden uit de volgende omstandigheden:
  • i) uit de uitvoering van de overeenkomst blijkt niet dat sprake is van een agentuurrelatie;
  • ii) Bronco voor haar eigen klanten de verkoopvoorwaarden bepaalde en met Intergas onderhandelde over de prijs van de cv-ketels die zij inkocht;
  • iii) Bronco c.s. op eigen naam en voor eigen rekening overeenkomsten met Saltoki sloten en Intergas nooit een volmacht aan Bronco of aan IC heeft gegeven om voor rekening van Intergas overeenkomsten aan te gaan;
  • iv) Bronco een winstmarge ontving voor de (o.a.) aan Saltoki verkochte cv-ketels;
  • v) Saltoki, Unittas en Noria altijd klanten zijn gebleven van Bronco en niet van Intergas;
  • vi) De financiële risico’s (deels) bij Bronco c.s. lagen en niet (volledig) bij Intergas;
3.2.
Volgens Bronco c.s. moet de relatie tussen Bronco en Intergas, voor wat betreft de werkwijze als genoemd in de voorgaande alinea onder (v) als een agentuurovereenkomst worden aangemerkt, zodat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen. Zij stellen zich daarbij op het standpunt dat
  • i) de gewijzigde werkwijze (aanvankelijk, vanaf 2012) inhield dat Saltoki (en vanaf 2015 Unittas en 2016 Noria) rechtstreeks bij Intergas haar orders plaatste en Intergas de cv-ketels ook rechtstreeks aan Saltoki, Unittas en Noria uitleverde en factureerde, tegen betaling aan Bronco van het verschil in verkoopprijzen tussen Bronco en Saltoki, Unittas of Noria (punt 2.4 en punt 2.9 bij de processtukken van Bronco c.s. van 30 april 2024 en 14 mei 2024);
  • ii) op enig moment partijen hebben afgesproken dat Saltoki, Unittas en Noria hun orders aan IC stuurden, IC deze controleerde en doorstuurde aan Intergas en Intergas de orderbevestigingen en de facturen via IC aan Saltoki, Unittas en Noria stuurde, hetgeen IC in 2018 nog eens expliciet aan Intergas heeft bevestigd (punt 2.8/2.9 respectievelijk punt 2.15/2.16 bij de processtukken van Bronco c.s. van 30 april 2024 en 14 mei 2024).

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Deze zaak heeft internationale aspecten, gelet op de vestigingsplaats van IC. Partijen hebben zich hierover (nog) niet expliciet uitgelaten. Vooralsnog en voor de beoordeling van de incidentele vordering gaat de kantonrechter ervan uit dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt omdat Intergas als gedaagde in Nederland is gevestigd. Op grond van de rechtskeuze die in de Leveringsovereenkomst is vervat, gaat de kantonrechter er vooralsnog vanuit dat op de vorderingen die gebaseerd zijn op die overeenkomst, Nederlands recht van toepassing is. Vooralsnog gaat de kantonrechter er verder vanuit dat, voor zover Bronco c.s. hun vorderingen baseren op onrechtmatige daad, op grond van artikel 4 lid 1 en/of 4 lid 3 van de Rome II-verordening, eveneens Nederlands recht van toepassing is.
4.1.1.
Op grond van artikel 93, aanhef en onder c Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) worden zaken betreffende een agentuurovereenkomst door een kantonrechter behandeld en beslist. Uit artikel 94, tweede lid Rv vloeit voort dat, indien een zaak meer vorderingen betreft, en tenminste één daarvan een vordering betreffende een agentuurovereenkomst is, alle vorderingen door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. De vraag die dus voorligt is of één of meer van de vorderingen een agentuurovereenkomst betreft.
4.1.2.
Artikel 7:428 BW bepaalt dat een agentuurovereenkomst een overeenkomst is waarbij de ene partij, de principaal, aan de andere partij, de handelsagent, opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.
4.1.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvankelijke contractuele verhouding en werkwijze als distributieovereenkomst en niet als agentuur moeten worden aangemerkt.
Hoewel in de werkwijze genoemd in 3.2 enige elementen (voor wat betreft het plaatsen van orders bij Intergas en de levering en de facturatie door Intergas) van een agentuurovereenkomst bevat, zijn deze naar het oordeel van de kantonrechter niet zodanig dat niet langer van een distributieovereenkomst kon (maar van een agentuurovereenkomst zou moeten) worden gesproken. De volgende omstandigheden zijn daarbij van belang.
4.1.4.
Niet weersproken is dat Intergas nimmer een expliciete volmacht heeft gegeven aan Bronco c.s. om namens haar met Saltoki, Unittas of Noria te contracteren. Dat wijst erop dat eerder sprake was van een op praktische gronden ingegeven wijziging van de werkwijze, zonder dat daarbij een wijziging in de over en weer bestaande contractuele verplichtingen werd beoogd. Dat wordt bevestigd door de omstandigheid dat in ieder geval in een aantal gevallen ook ten aanzien van Saltoki de ‘oude’ werkwijze werd gehanteerd.
4.1.5.
Voorts is door Intergas naar voren gebracht, hetgeen door Bronco c.s. onvoldoende is weersproken dat het initiatief voor de introductie van gewijzigde werkwijze en voor het beëindigen daarvan door Bronco c.s. is genomen. Ook dat is een aanwijzing dat Saltoki, Unittas en Noria klanten waren van Bronco c.s. en niet zozeer van Intergas.
4.1.6.
Daarnaast heeft Intergas aangevoerd dat Bronco c.s. de verkoopvoorwaarden met Saltoki, Unittas en Noria bepaalden. Zij heeft daarbij verwezen naar in het geding gebrachte e-mails waarin Bronco c.s. aan Intergas prijslijsten stuurden. Uit die e-mails kan, naar het oordeel van de kantonrechter, in voldoende mate worden afgeleid dat Bronco c.s. in relatie tot Saltoki, Unittas en Noria, de prijsstelling vaststelde. Bronco c.s. hebben naar voren gebracht dat Bronco wist tegen welke prijs Saltoki wilde inkopen en zij die prijs aan Intergas voorlegde. De e-mails vormen echter een bevestiging van de juistheid van het standpunt van Intergas. De e-mail van 4 september 2019 van Bronco aan Intergas betreft een enkele mededeling omtrent een aangepaste prijslijst van Spanje met verkoopprijzen en een specifieke order met het verzoek een orderdatum en leverdatum te sturen. De e-mail van 19 maart 2021 van IC aan Intergas betreft ook de enkele mededeling omtrent een prijslijst, met de opmerking dat als er vragen mochten zijn, Intergas dat aan IC moest laten weten. In geen van de e-mails valt een aanknopingspunt te ontwaren voor de aanname dat de prijzen ter goedkeuring aan Intergas zijn voorgelegd. Dat niet Bronco c.s. de prijzen vaststelde, maar Intergas dat deed kan dan ook niet worden aangenomen. In het verlengde hiervan moet worden aangenomen dat Bronco c.s. de verkoopstrategie voor Saltoki bepaalde en de daarmee gepaard gaande financiële risico’s in ieder geval deels bij Bronco c.s. lagen.
4.1.7.
Voorts heeft Intergas gewezen op de tussen IC en Saltoki gesloten overeenkomsten in 2013 (herzien in 2022), genoemd in alinea 2.2 onder (v) en (xi). In beide overeenkomsten zijn onder andere de exclusiviteit van Saltoki, de te hanteren prijzen en de kortingen daarop, de wijze van betaling, de levertijd en -plaats en garanties met betrekking tot de geleverde producten vastgelegd. Dat Intergas de inhoud van deze overeenkomsten (mede) heeft bepaald, is door Bronco c.s. niet betoogd. IC nam in deze overeenkomsten verplichtingen op zich die, als het een agentuurovereenkomst zou betreffen, door de principaal op zich zouden zijn genomen. Dat Saltoki niet verplicht was orders te plaatsen en Intergas niet verplicht zou zijn de orders te accepteren, doet daaraan niet af.
4.2.
De bevoegdheid van de kantonrechter kan, gelet op het voorgaande, niet worden gegrond op artikel 93, aanhef en onder c Rv. Aangezien het beloop van de vordering de competentiegrens van de kantonrechter te boven gaat en dus evenmin op grond van het zaaksbelang de kantonrechter bevoegd kan worden geacht, zal de zaak worden verwezen naar – kortgezegd – de handelskamer van deze rechtbank.
4.3.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle,
5.2.
verwijst de zaak daartoe naar de civiele rol, niet zijnde de civiele rol voor kantonzaken, van
woensdag 10 januari 2024om 10:00 uur,
5.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure moeten worden vertegenwoordigd door een advocaat,
5.4.
wijst Bronco c.s. erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht is verschuldigd van € 10.188,00, en dat het griffierecht binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven, waarvoor Bronco c.s. van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangen,
5.5.
wijst Intergas erop dat na verwijzing een griffierecht is verschuldigd van € 10.188,00 en dat het griffierecht binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven, waarvoor Intergas een nota met betaalinstructies ontvangt van het LDCR,
5.6.
wijst Intergas erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
- een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging, dan wel
- een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.