ECLI:NL:RBOVE:2024:748

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
10755806 CV EXPL 23-3763
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na veroordeling van bestuurder en beslaglegging op salaris

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser had eerder, op 21 maart 2023, een verstekvonnis verkregen waarbij de bestuurder van gedaagde was veroordeeld tot betaling van € 452,08, vermeerderd met rente en proceskosten. Na het vonnis heeft de bestuurder echter niet betaald, wat heeft geleid tot beslaglegging op zijn salaris door eiser. Gedaagde heeft niet meegewerkt aan deze beslaglegging en heeft geen informatie verstrekt of inhoudingen gedaan. Eiser heeft daarom gedaagde aangeklaagd om het bedrag dat de bestuurder verschuldigd is, te vorderen.

De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord en een conclusie van repliek. Gedaagde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de laatste conclusie. Eiser vorderde een totaalbedrag van € 1.894,14, inclusief wettelijke rente vanaf 2 oktober 2023, en verzocht om veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Gedaagde voerde verweer en betwistte de veroordeling van de bestuurder, maar de kantonrechter oordeelde dat het eerdere vonnis vaststaat omdat er geen verzet is aangetekend.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde in het ongelijk is gesteld en dat de vordering van eiser toewijsbaar is. Gedaagde werd veroordeeld om aan eiser te betalen, inclusief de proceskosten van € 863,44. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser het vonnis kan uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10755806 CV EXPL 23-3763
Vonnis van 6 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Groothuis Ligtermoet & Nijhuis, Hengelo,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
vertegenwoordigd door [naam], enig aandeelhouder en bestuurder.

1.De zaak in het kort

In een verstekvonnis van deze rechtbank van 21 maart 2023 is [naam] veroordeeld tot betaling van € 452,08 plus rente en proceskosten aan [eiser]. Tegen dat vonnis is geen rechtsmiddel aangewend, dus de uitkomst staat vast. Na het vonnis heeft [naam] niet betaald. Daarom heeft [eiser] bij [gedaagde] beslag gelegd op het salaris van [naam]. [gedaagde] heeft niet meegewerkt; er is geen informatie verstrekt en er zijn geen inhoudingen afgedragen. [gedaagde] wordt in dit vonnis veroordeeld om aan [eiser] te betalen het bedrag dat [naam] moet betalen op grond van het vonnis van 21 maart 2023 plus alle daarna gemaakte proces- en beslagkosten.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek.
Daarna heeft [gedaagde] nog een keer de gelegenheid gekregen om te reageren, maar daar is geen gebruik van gemaakt.

3.Het geschil

[eiser] vordert om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.894,14, te verhogen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2023 tot aan de dag van betaling, een en ander de som van € 25.000,00 niet te boven gaande. [eiser] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld, en in de nakosten. [eiser] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
Ter onderbouwing voert [eiser] het volgende aan. In het verstekvonnis van 21 maart 2023 is [naam] veroordeeld om aan [eiser] te betalen € 452,08, vermeerderd met rente, en de proceskosten van € 556,30. In die zaak had [naam] na veel aanmaningen wel de hoofdsom voor twee verschillende facturen voldaan, maar niet de gemaakte incassokosten en rente. In het vonnis is bepaald dat hij die kosten alsnog moet betalen, plus de kosten van de procedure.
De deurwaarder heeft [naam] bij brief van 29 maart 2023 gesommeerd om binnen 14 dagen € 1.017,01 (inclusief € 5,33 rente) te betalen op basis van het vonnis. Omdat er niet is betaald, is het vonnis op 18 april 2023 betekend op het woonadres van [naam], waarbij extra kosten zijn gemaakt, € 99,50 voor nakosten en € 120,09 voor kosten betekening.
Omdat er nog steeds geen betaling volgde, is op 12 juli 2023 beslag gelegd bij [gedaagde], waar [naam] in dienst is als directeur. Daarbij is vermeld dat [gedaagde] verplicht is bedragen in te houden op het salaris van [naam] en dat af te dragen aan de deurwaarder. Een modelformulier is bijgevoegd met het verzoek dat in te vullen, zodat de hoogte van het beslag kan worden bepaald. Het beslag gaat om verhaal van € 1.894,14, plus alle nog te maken kosten en rente. [gedaagde] is in augustus 2023 drie keer aangemaand om te betalen en om de verklaring als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv (het formulier) terug te sturen.
Omdat er geen betaling is ontvangen en ook geen ingevuld formulier, wordt nu gevorderd dat de kantonrechter werkgever veroordeelt om het bedrag te betalen waarvoor beslag is gelegd.
Het verweer dat er geen modelformulier bij het derdenbeslag was gevoegd wordt uitdrukkelijk tegengesproken. En zelfs als dat zo was had [gedaagde] daarover contact kunnen opnemen of de gegevens op andere wijze kunnen aanleveren.
Verder wijst de gemachtigde van [eiser] er op dat [gedaagde] na de conclusie van antwoord contact heeft opgenomen en een regeling heeft voorgesteld. Door de regeling is de vordering erkend.
Per brief van 30 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] voorgesteld € 500,00 per maand, ingaande 30 november 2023. Op 1 november 2023 heeft [gedaagde] geantwoord:
Bijgaand bevestiging ik het voorstel, het bedrag zal elke 15e van de maand bijgeschreven staan.De gemachtigde heeft de regeling bevestigd per brief, maar er is geen enkele betaling ontvangen.
[gedaagde] voert verweer. Het klopt niet dat hij op 21 maart 2023 tot betaling is veroordeeld, want hij had alles al betaald. Bij het proces-verbaal van derdenbeslag zat geen modelformulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv. [gedaagde] stelt dat zij contact zal opnemen met de deurwaarder om te proberen er alsnog uit te komen.

4.De beoordeling

Het vonnis van 21 maart 2023 staat vast omdat er niet tijdig verzet is aangetekend. In dat vonnis is [naam] veroordeeld tot betaling van incassokosten, rente en proceskosten.
Omdat [naam] na het vonnis – ondanks aanmaningen - niet betaalde, heeft [eiser] allerlei kosten gemaakt om het bedrag te incasseren. Na sommaties is er beslag gelegd bij [gedaagde], waar [naam] op de loonlijst staat. De bedoeling was dat via maandelijkse inhoudingen op het salaris zou worden betaald. [gedaagde] zegt dat bij de betekening geen formulier zat, maar dat is geen excuus om niet te reageren of te betalen. Als [gedaagde] contact had opgenomen met de deurwaarder na het betekenen van het beslagexploot, had men een nieuw formulier kunnen toesturen of los van een formulier afspraken kunnen maken over hoe de vordering zou worden betaald door inhouding op het salaris van [naam].
Nu er geen enkele reactie kwam, zag [eiser] geen andere oplossing dan het dagvaarden van [gedaagde]. Deze vordering is toewijsbaar en de vorderingen zullen daarom worden toegewezen.
proceskosten
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,44
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punt x tarief € 204,00)
- nakosten €
102,00
Totaal € 863,44
De beslissing
De kantonrechter
5.1.
Veroordeelt [gedaagde] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te voldoen € 1.894,14, te verhogen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2023 tot aan de dag van betaling, één en ander de som van € 25.000,00 niet te boven gaande.
5.2.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 863,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
5.3
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.