ECLI:NL:RBOVE:2024:797

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
10738728 \ CV EXPL 23-2253
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde zorgpremie en bijkomende kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij. Menzis vorderde betaling van een openstaand bedrag aan zorgpremie van de gedaagde, die een zorgverzekering bij Menzis had afgesloten. De gedaagde had de premie voor de periode van januari 2022 tot en met mei 2022 niet betaald, ondanks dat hij daartoe verplicht was. Menzis vorderde in totaal € 779,15, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De gedaagde voerde verweer en stelde dat er bedragen op zijn loon werden ingehouden en aan het CAK werden overgemaakt, en dat hij geen zorgverzekering wilde. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde niet voldoende had aangetoond dat hij de gevorderde premie had betaald. De kantonrechter wees de vordering van Menzis toe, omdat de gedaagde niet had betwist dat hij de zorgverzekering had en dat hij verplicht was de premie te betalen. De wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten werden eveneens toegewezen, omdat de gedaagde in verzuim was geraakt.

De kantonrechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van het totaalbedrag van € 779,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 657,49 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10738728 \ CV EXPL 23-2253
Vonnis van 13 februari 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
eisende partij, hierna te noemen Menzis,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 september 2023,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 14 november 2023,
- de conclusie van repliek van Menzis van 12 december 2023,
- de conclusie van dupliek van 16 januari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering bij Menzis. Op grond daarvan heeft hij onder meer de verplichting om de nota’s, waarmee Menzis de premie in rekening brengt, aan Menzis te betalen. [gedaagde] heeft de premie van januari 2022 tot en met mei 2022 onbetaald gelaten.
Wat vordert Menzis?
2.2.
Menzis stelt dat [gedaagde] het openstaande bedrag aan de premie voor de periode van januari 2022 tot en met mei 2022 moet betalen. Daarnaast maakt Menzis aanspraak op betaling van de wettelijke rente (€ 31,32 berekend tot 19 september 2023) en de buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw (€ 114,88). Menzis vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan Menzis van een bedrag van in totaal € 779,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 632,95 vanaf 19 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Verder vordert Menzis dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.
Wat vindt [gedaagde]?
2.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en hij heeft het navolgende, kort samengevat, naar voren gebracht. Volgens [gedaagde] wordt er vanaf 2020 een bedrag op zijn loon ingehouden, welke bedrag rechtstreeks aan het CAK wordt overgemaakt. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [gedaagde] loonstroken overgelegd. Daarnaast is er sinds begin 2023 ook beslag op zijn loon gelegd. [gedaagde] vindt dat hij de openstaande bedragen niet hoeft te betalen, omdat de verzekering hem wordt opgedrongen. [gedaagde] wil geen zorgverzekering.
De reactie van Menzis
2.4.
In reactie op het verweer van [gedaagde] heeft Menzis het volgende, kort samengevat, naar voren gebracht. Menzis heeft [gedaagde] vanaf 1 juni 2022 aangemeld bij het CAK. Volgens Menzis heeft [gedaagde] niet onderbouwd gesteld dat hij de gevorderde premie heeft betaald en heeft hij geen betaalbewijzen overgelegd. Uit de door hem overgelegde loonstroken blijkt inderdaad dat er een bedrag is betaald aan het CAK, maar niet waarop die betalingen betrekking hebben, aldus Menzis.

3.De beoordeling

Hoofdsom

3.1.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [gedaagde] heeft de overeenkomst met Menzis niet betwist, maar [gedaagde] stelt dat de gevorderde premie is ingehouden op zijn loon en aan het CAK is overgemaakt. Echter blijkt uit de door hem overgelegde loonstroken niet dat de betalingen aan het CAK om de premie januari 2022 tot en met mei 2022 van Menzis gaat. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat niet voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] de gevorderde premie al heeft betaald, terwijl hij daar wel toe gehouden was. Dat [gedaagde] het niet eens is met de verplichte zorgverzekering, neemt niet weg dat hij moet betalen. Bovenstaande betekent dat de kantonrechter de hoofdsom van € 632,95 zal toewijzen.
Moet [gedaagde] de wettelijke rente betalen? Ja
3.2.
Menzis heeft [gedaagde] bij brief van 10 mei 2023 in gebreke gesteld. Vaststaat dat [gedaagde] de premie niet op tijd heeft betaald en in verzuim is geraakt. De daarna in rekening gebrachte wettelijke rente moet [gedaagde] daarom ook betalen.
Moet [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten betalen? Ja
3.3.
Menzis vordert een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. Menzis heeft [gedaagde] bij brief van 10 mei 2023 een termijn van 14 dagen gegeven om zonder bijkomende kosten de openstaande premie te voldoen. Vast staat dat [gedaagde] het bedrag niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan. Bovendien voldoet de aanmaning aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [gedaagde] heeft de ontvangst van deze brief van Menzis ook niet betwist. Menzis heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en daarom moeten [gedaagde] ook deze kosten betalen.
Wat betekent dit voor [gedaagde]?
3.4.
[gedaagde] moet aan Menzis betalen het bedrag van in totaal € 779,15 (aan hoofdsom € 632,95 + aan wettelijke rente tot 19 september 2023 € 31,32 + aan buitengerechtelijke incassokosten € 114,88) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 632,95 vanaf
19 september 2023 tot dag waarop alles is betaald.
Proceskosten
3.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Menzis worden begroot op:
- dagvaarding € 130,49
- griffierecht € 322,00
- salaris gemachtigde € 164,00 (2 ptn x tarief € 82,00)
- nakosten
€ 41,00
Totaal € 657,49.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis te betalen een bedrag van € 779,15, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 632,95 vanaf 19 september 2023 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van eisende partij tot de datum van dit vonnis begroot op € 657,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024. (ak)