ECLI:NL:RBOVE:2024:835

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
10788519 \ CV EXPL 23-4324
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling van een restbedrag van een persoonsgebonden budget voor zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor en gedaagden, waaronder een minderjarige. Zilveren Kruis heeft een vordering ingesteld tot betaling van een restbedrag van € 1.045,00, dat voortvloeit uit een eerder teveel uitbetaald persoonsgebonden budget voor zorg. In 2020 zijn er meer uren uitbetaald dan toegestaan, waarna Zilveren Kruis op 17 september 2020 het teveel betaalde bedrag heeft teruggevorderd. Gedaagden hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en hebben het teruggevorderde bedrag nog niet volledig terugbetaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder van gedaagde 2 als formele procespartij moet worden beschouwd, conform de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014. De vordering van Zilveren Kruis is toegewezen, omdat de kantonrechter de vordering niet ongegrond of onrechtmatig achtte. Gedaagden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het bedrag, ondanks dat de administratie door één van hen is verricht.

De kantonrechter heeft gedaagden veroordeeld tot betaling van het hoofdbedrag van € 1.045,00, vermeerderd met wettelijke rente en bijkomende kosten, en heeft hen ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10788519 \ CV EXPL 23-4324
Vonnis van 13 februari 2024
in de zaak van
ZILVEREN KRUIS ZORGKANTOOR,
te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: Zilveren Kruis,
gemachtigde: de heer D.M. Boes,
tegen
1.
[gedaagde 1] , ZOWEL VOOR ZICH ALS IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN WETTELIJK VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINDERJARIGE [minderjarige],
te [woonplaats 1] ,
niet verschenen, aan hem is verstek verleend,
2.
QURALIS BEWIND B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [gedaagde 2] ,
te Zwolle,
als formele procespartij in de plaats van:
[gedaagde 2] , zowel voor zich als in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
verschenen: [gedaagde 2] .

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 november 2023
- de mondelinge behandeling van 16 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.1.
Vast staat dat de goederen van [gedaagde 2] bij beschikking van de kantonrechter te Zwolle van 30 november 2023 onder bewind zijn gesteld. Bij die beschikking is Quralis Bewind B.V. benoemd tot bewindvoerder van [gedaagde 2] . [minderjarige] en [gedaagde 2] zijn op 30 oktober 2023 gedagvaard door Zilveren Kruis. Voornoemde bewindvoerder heeft met
[gedaagde 2] voorafgaand aan de mondelinge behandeling een overleg gehad, waarbij is besloten dat [gedaagde 2] alleen naar de mondelinge behandeling zou komen. De kantonrechter is van oordeel dat de beslissing van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) meebrengt dat de bewindvoerder van [gedaagde 2] als formele procespartij heeft te gelden. Het vonnis zal om die reden dan ook worden gewezen tussen Zilveren Kruis en [minderjarige] , zowel voor zich als in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger en Quralis Bewind B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 2] , zoals reeds in de kop van dit vonnis is vermeld.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagden] ontvangen een persoonsgebonden budget voor de zorg voor de dochter van [naam] en [gedaagde 2] . In 2020 zijn er meer uren uitbetaald dan was toestaan en Zilveren Kruis heeft bij beschikking van 17 september 2020 het teveel betaalde teruggevorderd. [gedaagden] hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Het teruggevorderde bedrag is nog niet volledig terugbetaald en daarom vraagt Zilveren Kruis in deze procedure een veroordeling tot betaling van het restbedrag van € 1.045,00 met bijkomende kosten.
De vordering is toewijsbaar.
2.2.
De vordering ten aanzien van [naam] komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor, zodat deze zal worden toegewezen.
2.3.
Ook ten aanzien van Quralis zal de vordering worden toegewezen, omdat zij geen verweer heeft gevoerd. [gedaagden] zijn beiden budgethouder en hoofdelijk aansprakelijk, ook al heeft [naam] de administratie verricht.
2.4.
Dit ziet op een hoofdsom van € 1.045,00 en de bijkomende kosten: € 42,49 aan wettelijke rente en € 189,67 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsmede de verdere rente. De bijkomende kosten moeten worden betaald, omdat de hoofdsom niet volledig en tijdig is betaald, ook niet nadat hiertoe is aangemaand.
2.5.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zilveren Kruis worden begroot op:
- dagvaarding € 130,48
- griffierecht € 322,00
- salaris gemachtigde € 398,00 (2 punten x tarief € 199,00)
- nakosten
€ 99,50Totaal € 949,48.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tegen bewijs van kwijting aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 1.277,16, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.045,00 vanaf 30 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van € 949,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moeten [gedaagden] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 2] ook hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, de kosten van betekening betalen,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024. (SK)