In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor en gedaagden, waaronder een minderjarige. Zilveren Kruis heeft een vordering ingesteld tot betaling van een restbedrag van € 1.045,00, dat voortvloeit uit een eerder teveel uitbetaald persoonsgebonden budget voor zorg. In 2020 zijn er meer uren uitbetaald dan toegestaan, waarna Zilveren Kruis op 17 september 2020 het teveel betaalde bedrag heeft teruggevorderd. Gedaagden hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en hebben het teruggevorderde bedrag nog niet volledig terugbetaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder van gedaagde 2 als formele procespartij moet worden beschouwd, conform de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014. De vordering van Zilveren Kruis is toegewezen, omdat de kantonrechter de vordering niet ongegrond of onrechtmatig achtte. Gedaagden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het bedrag, ondanks dat de administratie door één van hen is verricht.
De kantonrechter heeft gedaagden veroordeeld tot betaling van het hoofdbedrag van € 1.045,00, vermeerderd met wettelijke rente en bijkomende kosten, en heeft hen ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.