Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1],
2.2. [gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de mondelinge behandeling van 1 februari 2024 en de op die zitting voorgedragen pleitnota’s.
3.De feiten
(…)
Bij opzegginga. Ingeval van eindigen van de maatschap door opzegging, ongeacht door wie die opzegging is gedaan, zal, indien zulks binnen drie maanden na opzegging door maat sub 1a [[gedaagde 2],
voorzieningenrechter] en/of sub 1b [[gedaagde 3],
voorzieningenrechter] wordt verlangd, maat sub 1a en/of 1b het recht hebben de onderneming van de maatschap voort te zetten.
(…)
4.Het geschil
5.De beoordeling
[eiser] betwist dit. Hij heeft ter zitting verklaard dat artikel 12 lid 1 van de maatschapsovereenkomst niet als bijzondere bepaling is bedoeld en dat zijn vader hem bij het aangaan van de maatschap heeft uitgelegd dat die bepaling slechts zag op een fictief scenario, in het bijzonder een scenario waarin zijn ouders geen opvolger zouden kunnen vinden en vervolgens zouden besluiten het bedrijf langzaam te gaan afbouwen.