ECLI:NL:RBOVE:2024:978

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
08.179410.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige jongen voor afpersing in vereniging met anderen

Op 26 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 18-jarige jongen veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. De jongen moet ook een schadevergoeding van € 3.185,45 betalen aan de benadeelde partij. De zaak betreft een afpersing die plaatsvond op 17 juli 2023 in Hengelo, waarbij de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer onder bedreiging met een vuurwapen dwong om zijn horloge en tas af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet fysiek aanwezig bij de overval, een cruciale rol speelde in de voorbereiding en uitvoering van het misdrijf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen, met uitzondering van een deel van de immateriële schade, die als onvoldoende onderbouwd werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan begeleiding gericht op zijn ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.179410.23 (P)
Datum vonnis: 26 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 12 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C. Verrillo, advocaat in Denekamp, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens hem is aangevoerd door [naam] , juridisch medewerker werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 juli 2023 in Hengelo (O), al dan niet samen met (een) ander(en), [slachtoffer] heeft beroofd van zijn horloge en tasje met inhoud
(primair)dan wel dat hij medeplichtig is geweest aan deze beroving
(subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van onder meer een horloge en/of een tas met inhoud (onder meer met zwarte JBL airpods en witte airpods), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door samen met een mededader die [slachtoffer] met bivakmutsen op hun hoofden te benaderen en/of vervolgens (dreigend )te roepen: "je horloge af doen en je tasje" althans woorden van gelijke aard of strekking en/of daarbij een (vuur)wapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of dat (vuur)wapen aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond/voorgehouden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 17 juli 2023 te Hengelo, gemeente
Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van onder meer een horloge en/of een tas
met inhoud (onder meer met zwarte JBL airpods en witte airpods), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
door samen met een mededader die [slachtoffer] met bivakmutsen op hun hoofden te
benaderen en/of vervolgens (dreigend )te roepen: "je horloge af doen en je tasje"
althans woorden van gelijke aard of strekking en/of daarbij een (vuur)wapen op die
[slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of dat (vuur)wapen aan die [slachtoffer] heeft/hebben
getoond/voorgehouden
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 juli 2023 te
Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door via
snapchat met die [slachtoffer] een afspraak op de plaats delict te regelen waarna die [slachtoffer]
aldaar vervolgens door mededaders werd afgeperst.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnotities – op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem nadien geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina’s 186 tot en met 190;
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina’s 199 en 200;
4. het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 75;
5. het proces-verbaal van bevindingen, pagina 243;
6. het proces-verbaal van bevindingen Apple iPhone 5S van verdachte, pagina’s 247 tot en met 305.
De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen het volgende af.
[slachtoffer] (aangever) heeft vijftig euro geleend aan [verdachte] (verdachte). [slachtoffer] heeft [verdachte] gevraagd hem het geleende geld terug te betalen. [slachtoffer] en [verdachte] hebben daartoe een afspraak gemaakt. [verdachte] was boos op [slachtoffer] en heeft vervolgens met [medeverdachte 1] (medeverdachte [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (medeverdachte [medeverdachte 2] ) afgesproken om [slachtoffer] te overvallen en zijn tas en horloge af te pakken. [verdachte] heeft met [slachtoffer] een afspraak gemaakt. [verdachte] heeft [slachtoffer] daarbij in de veronderstelling gelaten dat [slachtoffer] zijn geleende geld terug zou krijgen. [verdachte] heeft gezegd dat hij een ander zou sturen, omdat hij zelf niet in de gelegenheid zou zijn om te komen. [verdachte] fungeerde als tussenpersoon tussen [slachtoffer] enerzijds en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] anderzijds. [verdachte] heeft [slachtoffer] laten weten dat hij op 17 juli 2023 naar het bos bij de Hengelose Esch, bij [locatie] in Hengelo (O) moest komen. In samenspraak met [medeverdachte 1] was die plek gekozen omdat daar geen camera’s zijn. [slachtoffer] had laten weten dat hij er rond 19.30 uur kon zijn. [verdachte] snappte [medeverdachte 1] een afbeelding van [slachtoffer] waarop te zien was hoe [slachtoffer] gekleed was en snappte hoe en met wie [slachtoffer] zou komen. Ook ‘navigeerde’ (de rechtbank leest, zoals ter terechtzitting ter sprake is gekomen: “lokte”) [verdachte] [slachtoffer] naar de plaats waar hij degene zou ontmoeten die hem - zo dacht [slachtoffer] in elk geval - zijn geleende geld zou terugbetalen. [verdachte] informeerde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de exacte locatie van [slachtoffer] . [slachtoffer] was samen met [getuige] (getuige [getuige] ) en werd naar het midden van het bos ‘genavigeerd’ (de rechtbank leest “gelokt”: door [verdachte] . Daar werden hem onder bedreiging met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, zijn horloge en tas inhoudende onder andere (JBL) airpods afhandig gemaakt. In de snapps tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd voorafgaand aan de overval ook gesproken over het meenemen van wapens (schietwapen en mes), over hoe de buit verdeeld zou worden en, direct na afloop van de overval, over het al dan niet gelukt zijn daarvan. Het vuurwapen of daarop gelijkende voorwerp is niet meer aangetroffen. Na de overval troffen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] elkaar in de stad (het centrum van Hengelo (O)) en is de buit verdeeld.
De rechtbank stelt vast dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat [verdachte] aldus tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , door bedreiging met een wapen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een tas met inhoud en zijn horloge. Dat [verdachte] niet fysiek bij de overval aanwezig was maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank houdt in dat verband rekening met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding en uitvoering, de verdeling van de buit en met name het belang van de rol van [verdachte] . Het was [verdachte] die boos was op [slachtoffer] en die de initiator en de organisator van de overval was. [verdachte] was de contactpersoon voor de medeverdachten en voor het slachtoffer. [verdachte] heeft de medeverdachten geïnformeerd en aangestuurd op zodanige wijze dat hij weliswaar op afstand, maar wel direct bij de uitvoering van de overval betrokken was. Zijn rol was voor de ontmoeting tussen het slachtoffer en de medeverdachten en voor de uitvoering van de overval cruciaal.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge en een tas
met inhoud (onder meer met zwarte JBL airpods en witte airpods), die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorden
door die [slachtoffer] met bivakmutsen op hun hoofden te
benaderen en vervolgens dreigend te roepen: "je horloge af doen en je tasje"
en daarbij een wapen op die
[slachtoffer] te richten en dat wapen aan die [slachtoffer] te tonen/voor te houden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden onder de bijzondere voorwaarden die door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn voorgesteld in het rapport van 27 november 2023, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf gevorderd voor de duur van 120 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen jeugddetentie. Verder is verzocht om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een taakstraf op te leggen van 120 uren waarvan 80 uren voorwaardelijk onder de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad zijn voorgesteld. Voorts is opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bepleit.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een planmatige en van tevoren uitgedachte overval op het slachtoffer. Het slachtoffer is ‘s avonds naar een bosrijke omgeving gelokt en vervolgens stap voor stap steeds dieper het bos in gelokt. Terwijl het slachtoffer op een bospad liep, zijn de medeverdachten uit het bos gekomen met een bivakmuts over het hoofd. Het slachtoffer is een wapen voorgehouden/getoond en tegen hem is gezegd dat hij zijn horloge en zijn tasje moest afgeven. De vriendin van het slachtoffer was hierbij aanwezig en de verdachten wisten dat dit het geval zou zijn. Het heeft hen er niet van weerhouden hun plannen door te zetten, waardoor niet alleen het slachtoffer, maar ook de vriendin van het slachtoffer in een uiterst beangstigende situatie terecht is gekomen.
Door de bedreiging met het wapen verkeerde het slachtoffer (en dus ook zijn vriendin) in de veronderstelling dat hij/zij zou(den) worden neergeschoten. Dat de impact groot was en dat deze overval diepe sporen in het leven van het slachtoffer en zijn vriendin heeft achtergelaten, blijkt uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen. Het lijkt erop dat verdachte in het geheel niet heeft nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Het gemak waarmee verdachte en de medeverdachten tot het plegen van dit strafbare feit zijn overgegaan, de voor het slachtoffer waardevolle goederen in ontvangst hebben genomen na bedreiging met een wapen en die vervolgens onderling hebben verdeeld, getuigt niet alleen van weinig respect voor andermans eigendommen, maar is ook reden voor grote zorg. Roofovervallen zorgen daarnaast ook voor onrust, gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapporten.
Het rapport van R. Gerats, MSc, orthopedagoog-generalist, van 10 oktober 2023, houdt kort samengevat het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en hechtingsproblematiek. Hij verblijft op een woongroep voor licht verstandelijk beperkten, omdat hij veel vaardigheden die passend zijn bij zijn leeftijd en gemiddelde intelligentieniveau nog niet beheerst. Daarnaast zijn er bijkomende problemen in de vorm van een leer/onderwijsprobleem. Verdachte gaat niet naar school, wisselt snel van werk, heeft een laag zelfbeeld, negatieve opvattingen en een gebrekkige emotieregulatie, in die zin dat er beperkt retrospectie plaatsvindt en alle gevoelens van ongenoegen gedempt worden. Ook spelen gebrekkig ontwikkelde coping vaardigheden een rol. Er lijkt sprake van middelengebruik, waarvan niet precies duidelijk is geworden in hoeverre dit een rol speelt in zijn dagelijks leven. Dit was aan de orde tijdens het plegen van het feit. Geadviseerd wordt om verdachte dit in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en maakt het tot het hare.
Het recidiverisico op onder andere geweldsdelicten wordt als laag ingeschat op korte termijn en matig op lange termijn, indien er geen behandeling plaatsvindt en het toezicht op hem vermindert. Op korte termijn wordt het recidiverisico laag ingeschat, omdat verdachte als gevolg van de consequenties, zoals de voorwaarden die er gesteld zijn en het feit dat hij nog in afwachting is van de strafzaak, zich zeer bewust is van zijn procespositie. Dat het risico op lange termijn als matig wordt ingeschat, heeft te maken met zijn hechtingsproblematiek, waardoor het profiteren van behandeling bemoeilijkt wordt, en met de beperkte interesse in werk en school in combinatie met zijn vermijdende coping en korte termijn denken.
Verdachte heeft onvoldoende innerlijke sturing en heeft duidelijke kaders en veel nabijheid nodig om de juiste keuzes te maken. Voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte en om de kans op recidive te verkleinen is poliklinische behandeling geïndiceerd. Behandeling dient zich te richten op het vergroten van zijn coping, het verbeteren van zijn zelfbeeld en het creëren van stabiele leefomstandigheden, waarna traumaverwerking geboden kan worden. De interventies kunnen als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf worden opgelegd.
Het rapport van de Raad “Uitkomsten basisonderzoek en strafadvies” van 27 november 2023 houdt kort samengevat het volgende in.
[verdachte] is een jongen van 18 jaar met een belast verleden. Hij heeft een groot gedeelte van zijn leven in instellingen gewoond. Op dit moment woont [verdachte] bij WBJV te Hengelo. Daar lijkt hij het goed op te pakken. De begeleiding is positief over de opstelling van [verdachte] en de omgang met hen en de medebewoners. Feit is wel dat [verdachte] nu stappen moet zetten om zich verder te ontwikkelen richting zelfstandigheid. Zijn schoolgang is tot stilstand gekomen en er is ook geen duidelijke dag invulling. Het is van belang dat hij hier duidelijke ondersteuning in gaat krijgen en in de actie gezet gaat worden. De Raad vindt dat [verdachte] gebaat is bij de ondersteuning van de jeugdreclassering. De jeugdreclassering kan [verdachte] een duidelijk kader aangeven waar [verdachte] zich op zou moeten richten, zoals school, de vrijetijdsinvulling, vriendenkeuze en minder impulsief reageren. Er zal aandacht moeten zijn voor de keuze van vrienden en de invloed van vrienden, weerbaarheid en het omgaan met de ingrijpende ervaringen die hij heeft meegemaakt in het verleden, zoals hij zelf omschrijft.
Geadviseerd wordt om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf.
Ter terechtzitting op 12 februari 2024 zijn als deskundigen gehoord mevrouw [medewerker jeugdbescherming 1] van de Raad en mevrouw [medewerker jeugdbescherming 2] , jeugdreclasseerder bij William Schrikker Stichting jeugdbescherming en jeugdreclassering.
Mevrouw [medewerker jeugdbescherming 1] heeft verklaard dat behandeling gericht dient te zijn op traumaverwerking. Oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie lijkt niet noodzakelijk als stok achter de deur.
Mevrouw [medewerker jeugdbescherming 2] heeft verklaard dat zij het eens is met het advies van R. Gerats.
Strafoplegging
Gezien de aard en de ernst van het gepleegde feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke straf. Gelet op het feit dat het om een geplande overval gaat, tezamen en in vereniging gepleegd, waarbij gebruik gemaakt is van een vermomming en een vuurwapen of daarop gelijkend voorwerp en het slachtoffer naar een afgelegen omgeving is gelokt buiten het zicht van camera’s, is de rechtbank van oordeel dat bij het bepalen van de straf en de strafmaat, gelet op de wijze waarop de beroving is gepland en uitgevoerd zoals hiervoor omschreven, aansluiting moet worden gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zoals die gelden voor een overval. Gelet hierop hanteert de rechtbank als uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de straf een jeugddetentie van zes maanden of hoger.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin, dus in het voordeel van verdachte, rekening met de volgende omstandigheden: verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, verdachte heeft inzicht getoond in het strafbare van zijn handelen, verdachte heeft de voorwaarden voor schorsing van de voorlopige hechtenis nageleefd en het bewezenverklaarde kan hem in verminderde mate worden toegerekend. De rechtbank vindt daarentegen het gemak waarmee verdachte is overgegaan tot het plegen van dit feit zorgelijk.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf, zoals door de raadsman is bepleit. De rechtbank vindt dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de aard en de ernst van het feit enerzijds en de persoonlijke omstandigheden van verdachte anderzijds. Een forse voorwaardelijke jeugddetentie vormt een stok achter de deur voor verdachte, zodat hij geen strafbare feiten meer pleegt. Door oplegging van bijzondere voorwaarden kan verdachte zich zo gunstig mogelijk verder ontwikkelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden en daarnaast een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden is. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op twee jaren. Bij de voorwaardelijke jeugddetentie zullen de voorwaarden worden opgelegd zoals die door de Raad zijn geadviseerd in het rapport van 27 november 2023. De tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht zal op de werkstraf in mindering worden gebracht.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte en de medeverdachten hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.685,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 17 juli 2023. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- horloge € 85,00;
- tas € 39,91;
- oordopjes Inpods (wit) € 22,95;
- oordopjes Harman (zwart)
€ 37,59;
- totaal € 185,45.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.500,00 gevorderd
.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade integraal toe te wijzen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is bepleit dat de gevorderde schade niet in verhouding staat tot wat er is gebeurd en dat deze schade onvoldoende is onderbouwd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor vergoeding van immateriële schade ten hoogste een bedrag van € 500,00 dient te worden toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten betreffen de bij de roofoverval buitgemaakte goederen. Deze zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 185,45.
Immateriële schade
De vordering is ter terechtzitting nader toegelicht. Deze toelichting zag met name op bijlage 2 bij de vordering, een “verslag specialistische therapie Ambiq” van 3 februari 2024, waarin de redenen worden genoemd voor de PTSS bij de benadeelde partij.
De rechtbank acht daarmee voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) naar billijkheid vaststellen. De rechtbank neemt voor de vaststelling van deze schade de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven en uitspraken in min of meer vergelijkbare zaken als uitgangspunt. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade in dit geval naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 3.000,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente
De vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.185,45 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 17 juli 2023.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Als één verdachte aan zijn betalingsverplichting voldoet, is de andere verdachte (voor dat deel) van zijn betalingsverplichting bevrijd.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank zal gelet op de leeftijd van verdachte bepalen dat geen gijzeling zal worden toegepast als door de verdachte niet volledig wordt betaald.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze jeugddetentie
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene en bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de door de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, jeugdbescherming en jeugdreclassering, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan andere door de William Schrikker Stichting, jeugdbescherming en jeugdreclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
- meewerkt aan begeleiding gericht op het uiteindelijk zelfstandig kunnen wonen, ook als dat inhoudt deelname aan een kamertraining;
- een zinvolle dagbesteding heeft, waarbij de jeugdreclassering bepaalt wat zinvol is;
- draagt de William Schrikker Stichting, jeugdbescherming en jeugdreclassering, instantiecode AST 094, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. de verantwoordelijke gemeente is Hengelo (O);
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.185,45 (bestaande uit € 185,45 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.185,45 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.185,45 (drieduizend honderdvijfentachtig euro en vijfenveertig eurocent)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt dat geen gijzeling zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte of een van zijn mededaders aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. J. Wentink, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van
S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023327928, onderzoeksnummer ON2R023053 / Zuurbes23. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.