ECLI:NL:RBOVE:2025:1054

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
84.223684.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met de handel in beschermde vogelsoorten

Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de veroordeelde werd verplicht tot betaling van € 76.736,-- aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde had voordeel genoten uit de handel in beschermde vogelsoorten, wat in strijd is met de Wet natuurbescherming. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 13 januari 2025, waar de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, aanwezig was. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 oktober 2021 in totaal 1.368 vogels heeft verkocht, waaronder CITES-vogels en Vogelrichtlijn-vogels. De rechtbank heeft de brutowinst berekend op € 78.651,--, maar heeft ook rekening gehouden met de kosten voor de verzorging van de vogels, die zijn geschat op € 1.915,--. Na aftrek van deze kosten is het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 76.736,--.

De rechtbank heeft de verplichting tot betaling opgelegd op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De beslissing is een belangrijke stap in de handhaving van de wetgeving ter bescherming van bedreigde diersoorten en het tegengaan van illegale handel hierin.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.223684.21
Datum vonnis: 24 februari 2025
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 76.763,--.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 13 januari 2025. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Kilinç, advocaat in Amsterdam, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd.
De raadsman heeft zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd. Het aantal vogels dat de veroordeelde zou hebben verkocht is te hoog ingeschat. De kosten van het voer zijn te laag ingeschat. De kosten voor het abonnement bij [bedrijf 1] en de pootringen zijn ten onrechte niet in mindering gebracht op de vordering. De totale kosten overstegen de opbrengsten. De raadsman heeft verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil te schatten.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 27 januari 2025 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
feit 1
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3.37, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, opzettelijk en meermalen begaan;
en
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3.37, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, opzettelijk en meermalen begaan;
en
het misdrijf: het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3.38, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, opzettelijk en meermalen begaan;
feit 3
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3.2, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, opzettelijk en meermalen begaan;
en
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3.2, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, opzettelijk en meermalen begaan.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van het met deze vordering samenhangende strafdossier en het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde is onder meer veroordeeld voor het, in strijd met de CITES-basisverordening en de Vogelrichtlijn, verkopen van vogels. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een berekening gemaakt van het voordeel dat de veroordeelde daarvan heeft genoten in de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 oktober 2021.
Aantal vogels
Op basis van het onderzoek wordt het aantal door de veroordeelde in de onderzoeksperiode verkochte vogels geschat op 1.368 [1] :
CITES-vogels: 145
Vogelrichtlijn-vogels: 122
Overige vogels: 1.101
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de berekening van het aantal verkochte vogels is uitgegaan van een te hoge omloopsnelheid. Uit de tapgesprekken, observaties en WhatsApp-berichten blijkt niet dat de veroordeelde in de dagen voor 25 oktober 2021 ruim 450 vogels heeft gekocht of geplaatst.
De rechtbank overweegt daarover als volgt. De veroordeelde heeft in de periode van
5 januari 2020 tot en met 11 oktober 2021 in totaal 157 advertenties op Marktplaats geplaatst waarin (vaak meerdere) vogels te koop werden aangeboden. [2]
De woning van de veroordeelde is in de periode van 23 augustus 2021 tot en met 20 november 2021 geobserveerd. In die periode zijn 56 klanten langs geweest bij de veroordeelde [3] . Ook is gebleken dat verdachte over een groot aantal vogels beschikte, die in het kader van dit onderzoek in beslag zijn genomen.
Verder heeft de veroordeelde in juli 2020 3.600 pootringen besteld. [4]
Het totale aantal van 1.368 vogels komt neer op de verkoop van ongeveer 30 vogels per maand in de gehele onderzoeksperiode. Gelet op het aantal door verdachte geplaatste advertenties, afspraken met klanten en het aantal bestelde pootringen, acht de rechtbank aannemelijk dat de veroordeelde gemiddeld 30 vogels per maand verkocht, en dat hij in de gehele onderzoeksperiode 1.368 vogels heeft verkocht.
Brutowinst
In aangetroffen agenda’s, tap- en WhatsAppgesprekken is melding gemaakt van inkoop- en verkoopprijzen van diverse vogels. Op basis daarvan is berekend dat de veroordeelde gemiddeld per vogel een brutowinst [5] maakte van:
CITES-vogels € 108,48
Vogelrichtlijn-vogels € 86,85
Overige vogels € 112,99
De totale brutowinst wordt daarmee geschat op € 78.651,--. [6]
Kosten
De rechtbank acht aannemelijk dat de veroordeelde kosten heeft gemaakt voor de dagelijkse verzorging van de vogels. De veroordeelde heeft geen inzicht gegeven in de hoogte van de voerkosten of de duur van het verblijf van de vogels bij de veroordeelde. De rechtbank sluit daarom aan bij de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 13 november 2018 [7] waarin de kosten van het voer voor grote vogels worden geschat op € 0,20 per vogel per dag, de kosten van het voer voor kleine vogels op € 0,10 per vogel per dag, en een gemiddeld verblijf van twee weken per vogel.
Omdat de veroordeelde voornamelijk kleine vogels hield, rekent de rechtbank met de prijs voor kleine vogels.
CITES-vogels 145 * € 0,10 * 14 dagen = € 203,--
Vogelrichtlijn-vogels 122 * € 0,10 * 14 dagen = € 171,--
Overige vogels 1.101 * € 0,10 * 14 dagen = € 1.541,--
Totale voerkosten € 1.915,--.
De verdediging heeft betoogd dat de kosten van € 1.491,76 voor de pootringen in mindering moeten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank is van oordeel dat kosten slechts voor aftrek in aanmerking komen, voor zover die door de veroordeelde zijn voldaan. De veroordeelde heeft verklaard dat hij de rekening van de pootringen nog niet heeft betaald. Deze rekening komt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet voor aftrek in aanmerking.
Conclusie
Bovenstaande levert de volgende berekening op:
Brutowinst € 78.651,--
Kosten
€ 1.915,--
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 76.736,--
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 76.736,--.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 76.736,--.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 76.736,--;
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. H. Stam en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (FA/307, 2020-163221), p. 18 (tabel) en
2.Het relaasproces-verbaal zaak 9 (AMB-00042), p. 183.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (FA/307, 2020-163221) pag. 7; FA/307-008 Camera Analyse woning [veroordeelde] en [medeveroordeelde] ; FA/307-009 Camera Analyse [plaats] ([bedrijf 2])
4.Een geschrift, te weten een e-mail van [naam] aan verdachte van 16 juli 2020 (DOC-00168),
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (FA/307, 2020-163221), p. 15, tabel.
6.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (FA/307, 2020-163221), p. 18, tabel.