ECLI:NL:RBOVE:2025:1226

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
C/08/300540 / HA ZA 23-288
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van waarde van goudstaven, elektrische fiets en Rolex-horloge na overlijden

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over de waarde van enkele kostbare goederen na het overlijden van erflater. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.W. Bovenmars-Wilmink, vorderde de afgifte van goudstaven, een elektrische fiets en een Rolex-horloge, die volgens hem door gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Elfrink, onrechtmatig zijn behouden. De rechtbank oordeelde dat eiser in zijn bewijsopdracht is geslaagd, terwijl gedaagde niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. De rechtbank concludeerde dat gedaagde de waarde van de goudstaven, de fiets en het horloge aan eiser moet vergoeden, en veroordeelde gedaagde in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat erflater de genoemde goederen in eigendom had en dat gedaagde deze onder zich heeft genomen na het overlijden van erflater. De rechtbank heeft de schade begroot op een totaalbedrag van € 30.510,--, dat gedaagde aan eiser moet betalen. De proceskosten zijn begroot op € 4.359,86, die gedaagde ook moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/300540 / HA ZA 23-288
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. A.J.W. Bovenmars-Wilmink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. E.M. Elfrink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 maart 2024;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 25 juni 2024;
- de conclusie van antwoord na enquête van [eiser] van 16 oktober 2024;
- de conclusie van antwoord na enquête van [gedaagde] van 27 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

De rechtbank oordeelt dat [eiser] in de aan hem verstrekte bewijsopdracht is geslaagd. [gedaagde] is op haar beurt niet in de aan haar verstrekte bewijsopdracht geslaagd. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] de waarde van de goudstaven, de elektrische fiets en het Rolex-horloge aan [eiser] moet vergoeden, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.De verdere beoordeling

3.1.
In het tussenvonnis van 13 maart 2024 heeft [eiser] de opdracht gekregen om te bewijzen dat [gedaagde] de goudbaar van 250 gram, de elektrische fiets van het merk Huyser Gen Urban en het horloge van het merk Rolex met kenmerk [nummer] onder zich heeft genomen en zelf heeft behouden of heeft vervreemd. [gedaagde] moest op haar beurt bewijzen dat zij de goudbaar van 100 gram heeft teruggelegd in de kluis en daar heeft gelaten.
3.2.
Om dit bewijs te leveren heeft [eiser] zichzelf en zijn neef [getuige 1] doen horen. [gedaagde] heeft haarzelf en haar dochter [getuige 2] als getuigen laten horen.
[eiser] en [gedaagde] zijn partijgetuigen. De verklaring van een partijgetuige kan omtrent de door hem of haar te bewijzen feiten geen bewijs in zijn of haar voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Hoewel de beperkte bewijskracht van een partijgetuigeverklaring per 1 januari 2025 is afgeschaft, geldt -ingevolge het overgangsrecht- het voorheen in de wet bepaalde [1] over de partijgetuigen in deze zaak nog altijd, omdat de dagvaarding vóór 1 januari 2025 is uitgebracht.
3.3.
[eiser] heeft in zijn conclusie van antwoord na enquête aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat [gedaagde] een goudbaar van 100 gram heeft weggenomen uit de kluis. Het zou volgens [eiser] evengoed de goudbaar van 250 gram kunnen zijn geweest. Gelet op de eindbeslissing van de rechtbank, behoeft die stelling geen bespreking.
3.4.
Hierna wordt ten eerste beoordeeld of [eiser] is geslaagd in zijn bewijsopdracht. Daarvoor is het van belang dat uit de bewijsmiddelen redelijkerwijs kan worden afgeleid dat [gedaagde] de genoemde zaken onder zich heeft genomen en zelf heeft behouden of dat zij deze zaken heeft vervreemd.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] is geslaagd in zijn bewijsopdracht. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.
3.6.
Tussen partijen staat vast dat erflater twee goudbaren (één van 100 gram en één van 250 gram), een elektrische fiets en een Rolex-horloge in eigendom had. [eiser] heeft in de administratie van erflater aankoopbewijzen aangetroffen en deze overgelegd: het Rolex-horloge is in oktober 2018 gekocht, de goudstaven in december 2021 en de fiets in maart 2022. [eiser] heeft verklaard dat hij in de administratie niets heeft aangetroffen waaruit zou kunnen volgen dat erflater één of meer van deze zaken heeft verkocht.
3.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat erflater de goudbaar van 250 gram, het Rolex-horloge en zijn fiets heeft verkocht, omdat hij (in of omstreeks de periode van februari tot mei 2022) gedurende vier maanden geen salaris had ontvangen van zijn werkgever. [gedaagde] stelt dat er mogelijk wel spaargeld was, maar dat erflater daar liever niet aan wilde komen.
Dat erflater een periode geen loon ontving, wordt niet door [eiser] betwist en blijkt uit de overgelegde bankafschriften. Uit de door [eiser] overgelegde bankafschriften blijkt dat erflater in de periode van februari tot mei 2022 meer dan eens bedragen -varierend van enige honderden tot enige duizenden euro’s- van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening heeft overgeboekt. Van financiële nood blijkt niet, integendeel: de bewindvoerdersvergoeding ad € 1.288,-- wordt teruggestort, er worden fietsen gekocht en er wordt een ‘vervroegd moederdag kado’ gegeven. Op 5 mei 2022 wordt, na ontvangst van de UWV-uitkering wegens gemist loon, € 5.000,-- van de betaalrekening naar de spaarrekening overgemaakt. [gedaagde] verklaarde, als getuige gehoord: “Hij had het financieel niet krap.”
Uit de bankafschriften over de genoemde periode volgt niet dat er bedragen zijn ontvangen wegens verkochte zaken.
De rechtbank acht het in het licht van deze feiten en omstandigheden uitgesloten dat erflater een horloge alsmede betrekkelijk recent aangeschaft goud en fietsen te gelde heeft gemaakt, zoals [gedaagde] gesteld heeft. De noodzaak daarvoor volgt nergens uit. Nu vaststaat dat de genoemde zaken in (of, voor wat de fiets betreft: bij) de woning zijn geweest en uit de woning zijn verdwenen, terwijl [gedaagde] toegang tot de woning en de kluis had, stelt de rechtbank met een redelijke mate van zekerheid vast dat [gedaagde] de goudbaar van 250 gram, de elektrische fiets en het Rolex-horloge onder zich heeft genomen en zelf heeft behouden of heeft vervreemd. [eiser] is derhalve geslaagd in het leveren van bewijs.
3.8.
[gedaagde] is niet in haar bewijsopdracht geslaagd. [gedaagde] heeft verklaard dat zij de goudbaar van 100 gram in de kluis heeft teruggelegd. Die partijgetuigeverklaring kan omtrent dit door [gedaagde] te bewijzen feit geen bewijs in haar voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Van onvolledig bewijs is echter geen sprake. Er ligt niets anders voor dan de verklaring van [getuige 2], die het goud niet heeft gezien en er niet bij was toen het goud zou zijn teruggelegd. Zij heeft niet meer of anders verklaard dan dat [gedaagde] heeft gezegd: “Ik leg het terug ik voel me er niet prettig bij.” [eiser] heeft het goud echter -direct na het vertrek van [gedaagde]- niet in de kluis of elders aangetroffen.
[gedaagde] heeft erkend deze goudbaar onder zich te hebben genomen. Nu zij niet heeft bewezen dat die goudbaar is teruggelegd, moet worden aangenomen dat zij deze zelf heeft behouden of heeft vervreemd.
3.9.
De rechtbank komt tot de volgende conclusie. [eiser] heeft bewezen dat [gedaagde] de goudbaren van 100 gram en 250 gram, de elektrische fiets en het Rolex-horloge onder zich heeft genomen dan wel heeft vervreemd na het overlijden van erflater. Daarmee heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld jegens [eiser]. [eiser] had als enig erfgenaam recht op deze zaken. Door het onrechtmatig handelen van [gedaagde] heeft [eiser] schade geleden.
[eiser] vordert, zie het tussenvonnis van 13 maart 2024, primair afgifte van bovengenoemde zaken op straffe van verbeurte van een dwangsom. Nu [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de zaken niet onder zich heeft, is toewijzing van die vordering geen mogelijkheid. [gedaagde] zal, zoals subsidiair is gevorderd, worden veroordeeld tot vergoeding van de waarde van de zaken.
3.10.
[eiser] heeft de schade begroot op € 21.660,-- voor de twee goudbaren, € 6.350,-- voor het Rolex-horloge en € 2.500,-- voor de fiets, in totaal € 30.510,--.
[gedaagde] heeft de gestelde waarde betwist met de stelling dat er aanschafprijzen worden genoemd. Voor wat betreft de waarde van de goudbaren is dat onjuist: [eiser] heeft (productie 6 bij de dagvaarding) een aankoopbewijs overgelegd en (productie 7 bij de dagvaarding) bewijs van de actuele waarde (, naar de rechtbank begrijpt per 15 mei 2023).
Voor het Rolex-horloge gaat [eiser] uit van de aanschafprijs, doch gesteld noch gebleken is dat dit horloge minder waard zou zijn geworden. De fiets was recentelijk aangeschaft voor het thans gevorderde bedrag.
De betwisting door [gedaagde] van de door [eiser] begrote schade is onvoldoende.
[gedaagde] moet de begrote schadebedragen betalen, ofwel een totaalbedrag van € 30.510,-. De veroordeling zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Proceskosten
3.11.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,86
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat € 2.751,00 (3,5 punten × tarief € 786,-)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.359,86

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 30.510,--;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten begroot op € 4.359,86 en te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.3.
wijst af hetgeen verder of anders is gevorderd;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
5 maart 2025.

Voetnoten

1.Zie artikel 164 lid 2 (oud) Rv.