Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij B 1],
2.
[partij B 2],
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
.
Rechtbank Overijssel
Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [partij A] en [partij B]. De rechtbank heeft de vordering van [partij A] tot nakoming van een voorovereenkomst afgewezen. De zaak betreft een geschil over de verjaring van de vordering van [partij A] die voortvloeit uit een voorovereenkomst van 31 oktober 2005. [partij B] heeft zich beroepen op verjaring, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [partij A] is verjaard. De rechtbank overweegt dat de vordering tot nakoming van de voorovereenkomst is verjaard op basis van artikel 3:307 BW, omdat de vordering opeisbaar was vóór de faillissementsdatum van [partij A] op 1 november 2006. De eerste sommatie van [partij A] aan [partij B] was gedateerd op 1 december 2011, wat te laat was om de verjaring te stuiten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de curator van [partij A] geen stuitingshandeling heeft verricht, waardoor de verjaring niet is gestuit. De rechtbank heeft [partij A] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.334,00. De tegenvordering van [partij B] is niet beoordeeld omdat de voorwaarde waaronder deze was ingesteld niet in vervulling is gegaan. Het vonnis is uitgesproken door mr. C.H. de Haan.