Volgens [partij B] heeft zij op [partij A 1] uit hoofde van haar facturen van 27 december 2023 (€ 7.546,92) en 12 februari 2024 (€ 3.986,91), vermeerderd met rente (tot 1 augustus 2024 € 807,92) en kosten (€ 910,02), een vordering van € 13.168,36. Zij heeft op [partij A 2] uit hoofde van de facturen van 27 december 2023 (€ 8.089,31) en 12 februari 2024 (€ 4.604,78), vermeerderd met rente (tot 1 augustus 2024 € 737,12) en kosten (€ 897,71), een vordering van € 14.411,93 (NB in de conclusie van eis in reconventie zijn de totaalbedragen omgekeerd weergegeven). Alsdan resteert, met inachtneming van de door [partij B] erkende vorderingen van [partij A], een schuld aan [partij A 1] ad € 28.212,30 en een vordering op [partij A 2] van € 4.455,56.
[partij A] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten nu zij, na de onterechte ontbinding per 26 januari 2024, geen bestellingen meer hebben geplaatst en reeds gedane bestellingen hebben geannuleerd. Als gevolg hiervan heeft [partij B] schade geleden. Omdat de toegang tot de bestelsystemen bij de groothandels is geblokkeerd, heeft [partij B] geen inzicht in alle bestellingen die door haar zijn gedaan om de ijzeren voorraad aan te vullen en (de waarde van) de geneesmiddelen die door [partij A] zijn afgenomen maar niet betaald. Om haar schade te kunnen begroten, dient [partij B] inzage te krijgen in deze bestelsystemen. [partij B] vordert dan ook [partij A] te gebieden haar toegang tot deze bestelsystemen te geven.
Uitgaand van een rechtsgeldige beëindiging van de overeenkomsten per 1 juli 2024 maakt [partij B] voorts aanspraak op (i) de misgelopen vaste maandelijkse kostenvergoeding over de periode van februari tot en met juni 2024 ad € 109,- per apotheek per maand (€ 1.090,-), op (ii) vergoeding van de loonkosten van de vaste medewerkers over voornoemde maanden
(€ 91.162,53) en van de kosten van detachering van een werknemer (€ 29.215,15) en op (iii) vergoeding van betaalde transitievergoedingen ad € 7.352,49, in totaal € 128.820,17.
[partij B] heeft gesteld dat haar personeel op de hub in Amsterdam alleen werkzaam was voor [partij A] en dat zij, na de ontbinding van de overeenkomsten, een ontslagvergunning voor hen heeft moeten aanvragen en de arbeidsovereenkomsten heeft moeten beëindigen.
Verder stelt [partij B] zich op het standpunt dat [partij A] onrechtmatig hebben gehandeld door zich negatief over haar uit te laten bij andere apotheken. Zij vordert om die reden dat [partij A] worden veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in het Pharmaceutisch Weekblad, inhoudende een verklaring dat zij ten onrechte hebben verklaard dat [partij B] zou hebben verzuimd om een ijzeren voorraad aan te leggen en dat haar dienstverlening aan [partij A] gebrekkig zou zijn.
Als de overeenkomsten eindigen, zal [partij B] aan [partij A] hun aandeel in de voorraad retourneren. Zonder inzage in de geannuleerde bestellingen kan [partij B] de omvang van de door haar voor [partij A] aangehouden voorraad niet vaststellen en niet beoordelen of de waarde daarvan onder het bedrag van € 30.250,- is gezakt. Zij vordert daarom veroordeling van [partij A] tot het verstrekken van inzage in de door hen geannuleerde bestellingen en tot betaling van de inkoopwaarde van de geannuleerde bestellingen.
[partij B] vordert ook (voorwaardelijk) opheffing van de ten laste van haar gelegde beslagen.
Volledigheidshalve stelt [partij B] de bij wijze van verweer verrekende vorderingen in als voorwaardelijke reconventionele vorderingen.