ECLI:NL:RBOVE:2025:1260

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/08/317944 / HA ZA 24-292
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onderproductievergoeding en openstaande facturen in productieovereenkomst tussen partijen

In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, betonnen heipalen geproduceerd voor gedaagde, eveneens een besloten vennootschap. Eiseres stelt dat de samenwerking is gebaseerd op een productieovereenkomst, waarin gedaagde zich verplichtte een minimaal aantal heipalen af te nemen. Gedaagde betwist het bestaan van deze overeenkomst, omdat de afspraken niet ondertekend zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de samenwerking wel degelijk op basis van een productieovereenkomst heeft plaatsgevonden, ondanks het ontbreken van een handtekening. Eiseres heeft gedaagde facturen gestuurd voor onderproductie, die gedaagde niet heeft voldaan. De rechtbank heeft de vordering van eiseres tot betaling van openstaande facturen en onderproductievergoeding toegewezen, met inachtneming van de wettelijke handelsrente. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/317944 / HA ZA 24-292
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. R.J. van der Leest,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J. de Ruiter.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiseres] heeft tegen betaling betonnen heipalen gemaakt voor [gedaagde] . Volgens [eiseres] is de samenwerking tussen partijen gebaseerd op een productieovereenkomst, op grond waarvan [gedaagde] een minimaal dagelijks volume aan heipalen van [eiseres] moet afnemen. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Weliswaar zijn afspraken op papier gezet, maar dat document is niet ondertekend. In deze zaak ligt dan ook de vraag voor of tussen partijen genoemde productieovereenkomst heeft bestaan en of [gedaagde] op grond van die overeenkomst verplicht is om een vergoeding te betalen voor de dagen waarop zij te weinig heipalen heeft afgenomen, de zogeheten onderproductievergoeding.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat de samenwerking tussen partijen is gebaseerd op een dergelijke productieovereenkomst. [gedaagde] zal worden veroordeeld om de onderproductie-vergoeding te betalen. Hierna zal worden uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 juli 2024 met 33 producties
  • de conclusie van antwoord met 13 producties
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is gepland
  • de later ingediende producties 34 tot en met 45 van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling van 5 december 2024, waarop beide partijen hun standpunten aan de hand van spreekaantekeningen hebben toegelicht en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.2.
Ten slotte is een datum vastgesteld voor het vonnis.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is op 16 april 2021 opgericht door [naam 1] en [naam 2] . [eiseres] houdt zich bezig met het vervaardigen van betonproducten voor de bouw. Sinds 28 december 2022 zijn de aandelen en het bestuur volledig in handen van JKH Holding B.V., waarvan [naam 2] enig aandeelhouder en bestuurder is.
3.2.
[gedaagde] is een hei-, weg- en waterbouwbedrijf. De heren [naam 3] (via [bedrijf 1] B.V.) en [naam 4] (via [bedrijf 2] B.V) zijn indirect bestuurders van [gedaagde] .
3.3.
In 2021 hebben partijen overleg gevoerd over hun eventuele samenwerking . Van die gesprekken heeft [eiseres] een afsprakenoverzicht opgesteld, dat – voor zover relevant – als volgt luidt:
‘Afspraken overzicht [gedaagde] / [eiseres]
Ten behoeve van het produceren van heipalen op de locatie in staphorst komen de partijen het volgende overeen.
 [eiseres] huurt een pand en buitenterreinen aan de [adres] voor het produceren van heipalen en andere betonproducten voor de duur van 3 jaar.
 Voor het waarborgen van de exclusiviteit investeert [gedaagde] een bedrag groot € 45.000 in het maken van de mallen. Voor dit bedrag maakt [eiseres] een verwarmbare mal waarin in de basis de volgende meters palen kunnen worden geproduceerd:
1. Vierkant 220 mm 115,2m1 / 5,58m3
2. Vierkant 250 mm 192m1 / 12m3
3. Vierkant 290 mm 153,6m1/ 12,92 m3
Hierbij komen we bij een bezetting van 80% van de mallen op een 30m3 productie per dag.
Op basis van deze 30 m3 in deze mix is een normale exploitatie haalbaar.
 [eiseres] investeert in een logistiek goed systeem zodat de productie goed en efficiënt naar het buitenterrein kan worden afgevoerd.
 [eiseres] zal inspanning verrichten voor de mogelijkheid tot het maximaliseren van de productie (indien haalbaar 2x storten)
 [gedaagde] waarborgt een minimale productie van 30m3 per dag op basis van de mallen zoals bovenstaand beschreven. Bij noodzaak tot het bouwen van meerdere en andere mallen zullen deze voor rekening van [gedaagde] worden gebouwd en gemonteerd. Er is hiervoor nog ruimte beschikbaar in hal [nummer] .
 Om een minimale bezettingsgraad van de mallen van 80% te halen zullen er in overleg bepaalde lengtes op voorraad geproduceerd gaan worden. Deze worden te allen tijde afgenomen.
 Indien er niet voldoende productie wordt opgegeven zal er verrekend moeten worden om de kosten te dekken. Het break even point ligt op 25m3 per dag bij stilstand kosten van € 1500,- per dag. Alles onder de 25kuub per dag zal dus worden verrekend voor € 60,- netto per kuub te vermeerderen met 15% AK en W+R.
 De verkoopprijs per kuub bedraagt € 215,- per kuub. Dit is op basis van de aangegeven mix. Voor alleen vierkant 220 palen is deze prijs niet haalbaar. In overleg kan er gekeken worden naar een goede prijs. Dit geldt wat [eiseres] betreft ook voor de dikkere diameters die aanvullend geproduceerd kunnen worden.
 [gedaagde] draagt een deel mee in de huur voor 1000m2 a 22,50 per m2. Betaling in eens voor een jaar zonder borg.
 Indien deze week het huurcontract getekend wordt na overeenkomen van bovenstaande punten kunnen we vanaf 1 juni produceren.’
Het afsprakenoverzicht is niet door partijen ondertekend.
3.4.
Tijdens een bespreking begin mei 2021 heeft [naam 1] het afsprakenoverzicht overhandigd aan de accountant [naam 5] van [gedaagde] .
3.5.
Accountant [naam 5] heeft in opdracht van [gedaagde] een productieovereenkomst opgesteld tussen enerzijds [eiseres] als fabrikant en anderzijds [gedaagde] als opdrachtgever. Die productieovereenkomst vermeldt, voor zover relevant:
‘(…)
In aanmerking nemende:
 dat partijen met elkaar zijn overeengekomen, dat de opdrachtgever met ingang van 1 juni 2021 voor de termijn van 3 jaar zich voor eigen rekening en risico toe zal leggen op de inkoop van producten die de fabrikant produceert, en deze weder te verkopen.
 Deze overeenkomst kan niet worden opgezegd, tenzij partijen daartoe in onderling overleg gezamenlijk besluiten. Bij verbreking van deze overeenkomst door één van de partijen heeft de andere partij recht op een nader vast te stellen schadevergoeding.
 Deze overeenkomst zal na verloop van telkens drie maanden worden besproken, voor het eerst op of rond 1 september 2021. Op dat moment zal worden besproken of aanpassing van de in deze overeenkomst gemaakte afspraken noodzakelijk is.
 Dat partijen de tussen hen bestaande rechtsverhouding in de navolgende voorwaarden en bepalingen nader wensen te regelen.
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1: Aard overeenkomst
De opdrachtgever verklaart de fabrikant te hebben aangesteld om met ingang van 1 juni 2021 het navolgende product te produceren:
- Heipalen, als basis in de volgende verdeling:
o 1. Vierkant 220 mm 115,2m1 / 5,58m3
o 2. Vierkant 250 mm 192m1 / 12m3
o 3. Vierkant 290 mm 153,6m1/ 12,92 m3
Tezamen in deze verdeling 30m3 per dag.
30 m3 per dag is gelijk aan 80% van de maximale dagproductie van de fabrikant.
De fabrikant produceert dit product voor een gemiddeld tarief van € 215,-- per kuub.
De fabrikant produceert dit product uitsluitend en exclusief voor de opdrachtgever.
De opdrachtgever verplicht zich de totale geproduceerde heipalen af te nemen, op basis van een productie van minimaal 25 m3 per dag.
Indien de afname (en dus de productie)
door opdrachtgeverlager wordt gesteld dan 25 m3 per dag wordt door de opdrachtgever een vergoeding betaald van € 60,-- per minder geproduceerde m3.
(…)
Artikel 2. Levering van producten / betaling
(…)
4. Gedurende de looptijd van het contract zal de prijs niet kunnen worden gewijzigd, tenzij in onderling overleg. Bij een afwijkende maatvoering (dikte van de palen) kan een andere prijs worden afgesproken.
(…)
Artikel 3: Productie
1. De opdrachtgever stelt aan de fabrikant mallen ter beschikking. Deze mallen blijven eigendom van de opdrachtgever. (NB. Deze mallen zijn of worden inmiddels gemaakt. Deze worden door fabrikant of een andere middels onderbouwde factuur doorberekend aan de opdrachtgever, zodat het eigendom bij de opdrachtgever komt te liggen.)
2. (…)
3. De opdrachtgever geeft per dag de precieze productieverdeling (lengte en dikte van palen etc.) aan de fabrikant door. Ook de bewapening in de palen zal door opdrachtgever zoveel mogelijk worden aangegeven.
4. (…)
5. Door fabrikant wordt een buitenterrein van 1.000 m2 gehuurd. Dit terrein wordt gebruikt voor tijdelijke opslag van de heipalen. Opdrachtgever zal een deel van de huurprijs voor zijn rekening nemen, te weten € 0,-- per jaar.’
De productieovereenkomst is niet door partijen ondertekend.
3.6.
[gedaagde] heeft aan [eiseres] de mallen en bekisting ter beschikking gesteld die benodigd zijn voor de productie van heipalen. [eiseres] is op 1 juni 2021 gestart met de productie van heipalen. [gedaagde] gaf de gewenste maten palen door. [gedaagde] mailde bijvoorbeeld op 18 februari 2022:
‘Goedemorgen [naam 6] ,
Zou jij in de planning een overzicht per week kunnen bouwen hoeveel kuubs als jij stort?
Het zou mooi zijn dat op het moment dat jij de planning rond hebt, ik dan even een print screen kan krijgen van de kuubs van die week.
Mochten we dan wel bepaalde onderproductie hebben, dan kan ik hier intern overleggen of en wat we dan willen bij storten.’
En op 23 februari 2022:
‘Goedemorgen [naam 6] ,
Bedankt voor het lijstje hiervan. Ik begrijp dat we momenteel wat problemen hebben met ruimte op het tasveld, waardoor we geen voorraad maken, maar een onderproductie van 54 kuub voor alleen week 9 en een onderproductie van !80 kuub! voor week 10 is wel iets waar ik vanuit ga dat wij vooraf een melding van krijgen.
Graag met spoed in productie nemen voor storten maandag, dinsdag, woensdag week 9. Dat is heien week 11, dus niet later storten. (…)’
3.7.
Op 3 maart 2022 heeft [eiseres] een factuur gestuurd aan [gedaagde] ten bedrage van € 18.246,50 inclusief btw voor de onderproductie in de periode van 8 november 2021 tot en met 18 februari 2022. Op 8 maart 2022 heeft [eiseres] op voormelde factuur een bedrag van € 5.445,00 gecrediteerd. [gedaagde] heeft, na verrekening van de creditfactuur, de factuur voor de onderproductie betaald.
3.8.
In de weken daarna is ook geregeld e-mailcontact tussen partijen. [gedaagde] schrijft bijvoorbeeld:
Op 14 maart 2022:
‘Zit je op week 12 rond de 30 kuub per dag?’
Op 21 maart 2022:
‘Volgende aanvullen totdat je 30 kuub per dag gemiddeld hebt voor week 13.’
En op 23 mei 2022:
‘Bijgevoegd is opdracht. Volgende week meestorten tot je die week 125 kuub hebt.’
3.9.
Op 2 maart 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagde] de overzichten van week 9 en 10 toegezonden aan [gedaagde] . [eiseres] schrijft:
‘Hierbij de overzichten van deze week en volgende week.
Voor maandag week 10 hebben we nog productie en dan zijn we er doorheen!
De nieuwe prijzen zijn gebaseerd op 30m3/dag en niet meer op 25m3/dag. Dit omdat het allemaal scherper moest!’
3.10.
Diezelfde dag reageert [gedaagde] als volgt:
‘Afspraak is 125 kuub per week, vorige week hadden we voldoende in opdracht gegeven voor stort in week 9. Graag ontvang ik vrijdagmorgen een melding van de stort die je hebt staan, zodat ik een keuze heb om meer te storten. Het is momenteel overal sprokkelen en werk weghalen dus we moeten het samen doen. Onderproductie wil ik vanaf.’
3.11.
In de periode van 10 maart 2023 tot en met 21 april 2023 heeft [eiseres] 10 facturen gestuurd aan [gedaagde] voor de onderproductie in de weken 4 tot en 15 van 2023. Op 25 juli 2023 heeft [eiseres] de onderproductie over 2022 in rekening gebracht aan [gedaagde] . Het totaal van deze facturen, minus een creditfactuur van 13 januari 2023, bedraagt € 53.816,15 inclusief btw. [gedaagde] heeft deze facturen niet voldaan.
3.12.
Per e-mailbericht van 14 april 2023 heeft [gedaagde] laten weten dat het gelet op de ontwikkelingen in de markt niet meer mogelijk is om de fabriek te laten storten. [gedaagde] schrijft onder meer:
‘Ons voorstel is om week 22 bij elkaar te komen om een beslissing te nemen over het volgende huurjaar. Mocht de markt niet aantrekken en de prijzen niet veranderen is de kans groot dat we dan geen palen meer gaan maken. We hebben jullie gevraagd om te bekijken wat de kosten zijn voor de komende tijd, hier zullen we eerst overeenstemming over moeten krijgen. We gaan ervan uit dat dit bestaat uit huur terrein en huur fabriek.’
3.13.
Partijen hebben geprobeerd om in onderling overleg tot een afwikkeling te komen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt. In de tussentijd heeft [gedaagde] de mallen bij [eiseres] opgehaald, waardoor verdere productie door [eiseres] niet meer mogelijk was.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen:
€ 53.816,15 aan openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
€ 382.500,00 dan wel € 210.644,01 aan onderproductievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
€ 3.956,58 dan wel € 3.248,95 aan buitengerechtelijk incassokosten;
de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] bepleit de afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna nader ingegaan, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling

5.1.
In deze zaak moet worden beoordeeld of de productie van heipalen door [eiseres] en de afname daarvan door [gedaagde] is gebaseerd op een doorlopende productieovereenkomst tussen partijen. Volgens [gedaagde] is dat niet het geval en werden de heipalen door [eiseres] geproduceerd op basis van afzonderlijke wekelijkse bestellingen door [gedaagde] . [eiseres] deelt die visie niet en heeft aangevoerd dat er een – niet ondertekende – productieovereenkomst aan de samenwerking ten grondslag ligt en dat [gedaagde] op basis van die overeenkomst wekelijk de gewenste aantallen en maatvoering doorgaf. Het belang van [eiseres] om vast te stellen of de onderliggende productieovereenkomst tot stand is gekomen is gelegen in de daarin opgenomen onderproductievergoeding: de plicht voor [gedaagde] om een vergoeding te betalen aan [eiseres] van € 60,00 exclusief btw per kuub in het geval zij minder dan 25 kuub per dag aan heipalen afneemt van [eiseres] .
5.2.
Volgens [gedaagde] is er geen doorlopende overeenkomst tot stand gekomen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij [eiseres] heeft willen helpen bij het starten van een onderneming. De accountant van [eiseres] heeft weliswaar een productieovereenkomst opgesteld, maar dit document is niet door partijen ondertekend, omdat er nog nadere invulling nodig was ten aanzien van onder meer de prijs en de kwaliteit. Partijen hebben gehandeld zonder definitief plan, maar wel naar de geest van het voorstel, aldus [gedaagde] .
5.3.
De rechtbank passeert het verweer van [gedaagde] en is van oordeel dat de samenwerking tussen partijen heeft plaatsgevonden op basis van de niet getekende productieovereenkomst. De rechtbank legt dat hierna uit.
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding van dat aanbod. Dat kan ook mondeling gebeuren, zodat de omstandigheid dat de productieovereenkomst, zoals bij partijen bekend en overgelegd als productie 4 bij dagvaarding, niet is ondertekend, niet in de weg staat aan de totstandkoming ervan. Tussen partijen staat vast dat zij in 2021 gesprekken hebben gevoerd over de productie van heipalen door [eiseres] . Eveneens staat vast dat [eiseres] die afspraken in een afsprakenoverzicht heeft vastgelegd. Weliswaar wordt door [gedaagde] aangevoerd dat dit een weergave is van de visie van [eiseres] op de gemaakte afspraken , maar dat partijen probeerden om afspraken te maken met betrekking tot hun samenwerking, is hieruit genoegzaam af te leiden.
5.5.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat zij [eiseres] alleen heeft willen helpen met het opzetten van een onderneming in de productie van heipalen. [gedaagde] heeft namelijk erkend dat zijn accountant een productieovereenkomst heeft opgesteld. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom [gedaagde] haar eigen accountant opdracht heeft gegeven om een productieovereenkomst op te stellen, waarin voor beide partijen gedurende drie jaren wederzijdse verplichtingen zijn opgenomen. De afspraken in de productieovereenkomst zijn grotendeels gelijkluidend aan het afsprakenoverzicht van [eiseres] , zeker waar het de essentie van de overeenkomst betreft, zoals de duur van de overeenkomst, de afmetingen van de heipalen, de (aanvangs)prijs, de exclusiviteit, de af te nemen productie en de onderproductievergoeding. Partijen hebben de overeenkomst niet ondertekend, maar hebben naar het oordeel van de rechtbank wel uitvoering gegeven aan de overeenkomst. Zo is het door [eiseres] gehuurde terrein ingericht voor de productie en opslag van heipalen, heeft [gedaagde] de mallen ter beschikking gesteld en een vrachtwagen aangeschaft voor het vervoer van de heipalen, zijn er maten en aantallen doorgegeven en zijn de geleverde heipalen betaald. De rechtbank kent verder gewicht toe aan het feit dat [eiseres] een factuur heeft verstuurd voor de onderproductie in periode van 8 november 2021 tot en met 18 februari 2022 en dat [gedaagde] die factuur, na een gedeeltelijke creditering, heeft voldaan. Ook via e-mail heeft [eiseres] meerdere keren verzocht om een overzicht of een kennisgeving, zodat voor haar inzichtelijk was hoeveel kuub er geproduceerd werd en zij de gelegenheid had om onderproductie te voorkomen. Voorts heeft [gedaagde] zich op enig moment laten ontvallen dat zij af wilde van de onderproductievergoeding. De stelling van [eiseres] dat alleen op basis van losse bestellingen is geproduceerd zonder dat daar nadere afspraken aan ten grondslag lagen, vindt dan ook geen steun in de feiten.
5.6.
De rechtbank weegt verder mee dat partijen ook uitvoering hebben gegeven aan de afspraak dat [eiseres] een deel van het door haar gehuurde buitenterrein onderverhuurt aan [gedaagde] voor de opslag van heipalen. In de productieovereenkomst was nog geen prijs opgenomen, maar tussen partijen staat vast dat [eiseres] het terrein aan de [adres] heeft gehuurd, dat zij een deel in gebruik heeft gegeven aan [gedaagde] en dat [gedaagde] daar een vergoeding voor heeft betaald. Ook daaruit kan worden afgeleid dat partijen uitvoering zijn gaan geven aan de productieovereenkomst.
5.7.
Tot slot is door partijen gesproken over de beëindiging van de overeenkomst en de financiële gevolgen daarvan. Indien daadwerkelijk sprake was van losse bestellingen, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, dan valt niet in te zien waarom [gedaagde] wel bereid was om het gesprek aan te gaan over de beëindiging van de overeenkomst, de kosten daarvan en dat zij daar overeenstemming over wilde bereiken. De rechtbank ziet ook hierin een aanwijzing dat partijen met elkaar handelden op basis van de productieovereenkomst.
5.8.
De conclusie van het voorgaande is dat tussen partijen een productieovereenkomst heeft bestaan op grond waarvan [eiseres] tegen betaling heipalen leverde aan [gedaagde] en op grond waarvan [gedaagde] zich verplicht heeft om bij een lagere afname dan 25 kuub per dag een onderproductievergoeding te voldoen.
5.9.
De vordering van [eiseres] tot betaling van € 53.816,15 ziet op niet betaalde facturen met betrekking tot onderproductie in 2022 en in de periode van 10 maart 2023 tot en met 21 april 2023. [gedaagde] heeft de hoogte daarvan niet betwist en is op grond van de overeenkomst gehouden om deze facturen te voldoen. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW. Tot en met 28 juni 2024 is de rente berekend op een bedrag van € 6.917,55. De rechtbank wijst daarom in totaal € 60.733,70 toe, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 29 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. [1]
5.10.
[eiseres] heeft daarnaast aanspraak gemaakt op een bedrag van primair € 382.500,00, dan wel subsidiair € 210.644,01. De primaire vordering is gebaseerd op nakoming van de overeenkomst ten aanzien van de onderproductievergoeding in de periode vanaf week 16 van 2023 tot de einddatum van de overeenkomst op 31 mei 2024.
5.11.
De rechtbank wijst ook deze (primaire) vordering toe. De overeenkomst tussen partijen kon niet tussentijds worden opgezegd. Dat blijkt uit de considerans van de productieovereenkomst. Partijen zijn overeengekomen dat zij alleen in onderling overleg gezamenlijk konden besluiten tot beëindiging van de overeenkomst. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in haar standpunt dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd. Volgens [gedaagde] is er gediscussieerd over de prijs voor de heipalen en konden partijen daarover geen overeenstemming bereiken, omdat [eiseres] geen marktconforme prijs kon hanteren. Op enig moment heeft [naam 1] volgens [gedaagde] gezegd: ‘dan stoppen we ermee’. Daargelaten dat die stelling gemotiveerd is betwist, kan deze uitlating niet worden aangemerkt als beëindiging met wederzijds goedvinden.
5.12.
Voor zover [gedaagde] nog heeft aangevoerd dat [eiseres] de prijs zonder wederzijdse instemming heeft opgehoogd en dat de geleverde kwaliteit niet voldeed, geldt dat [gedaagde] deze stellingen niet ten grondslag heeft gelegd aan een eventuele ontbinding van de overeenkomst. Integendeel, [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat de kwaliteitsklachten niet het einde van de samenwerking rechtvaardigden. Dat betekent dat het ervoor moet worden gehouden dat de overeenkomst tussen partijen pas eindigt na ommekomst van de termijn waarvoor die overeenkomst is gesloten. De overeenkomst is dus na drie jaar geëindigd op 31 mei 2024.
5.13.
Omdat de overeenkomst voortduurde tot en met 31 mei 2024 zijn de wederzijdse verplichtingen tot die tijd blijven bestaan. [eiseres] kon alleen haar verplichtingen nakomen als er door [gedaagde] een bestelling werd gedaan. [gedaagde] heeft niet weersproken dat zij vanaf week 16 van 2023 geen bestellingen meer heeft gedaan en dat zij de mallen heeft meegenomen. Daarmee is aan de samenwerking en de productie van heipalen door [eiseres] een einde gekomen, terwijl [eiseres] – indien [gedaagde] aantallen en maatvoering had doorgegeven en de mallen niet had meegenomen – door had kunnen gaan met de productie. [gedaagde] heeft het dan ook aan zichzelf te wijten dat [eiseres] niet meer heeft kunnen produceren. Dat heeft tot gevolg dat [eiseres] terecht aanspraak maakt op de onderproductievergoeding. [gedaagde] heeft de hoogte van de onderproductievergoeding over de periode van week 16 van 2023 tot en met 31 mei 2024 op zichzelf niet betwist. De rechtbank zal de vordering van € 382.500,00 dan ook toewijzen.
5.14.
De wettelijke handelsrente zal worden toegewezen, zoals gevorderd. Tot en met 28 juni 2024 is de rente berekend op een bedrag van € 23.514,34. De rechtbank wijst daarom in totaal € 406.014,34 toe, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 29 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. [2]
5.15.
[eiseres] heeft tot slot een vergoeding gevorderd voor de buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft daartegen geen verweer gevoerd. De rechtbank wijst het gevorderde bedrag van € 3.956,58 toe.
5.16.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
  • kosten van de dagvaarding € 115,22
  • griffierecht € 6.617,00
  • salaris advocaat € 7.004,00 (twee punten à € 3.502,00)
  • nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 13.914,22.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen:
  • een bedrag van € 60.733,70, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, gerekend vanaf 29 juni 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
  • een bedrag van € 406.014,34, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, gerekend vanaf 29 juni 2024 tot aan de dag van volledig betaling;
  • een bedrag van € 3.956,58 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot en met vandaag aan de kant van [eiseres] begroot op € 13.914,22; te betalen binnen veertien dagen na heden, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet binnen die termijn betaalt en vervolgens betekening van dit vonnis plaatsvindt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025. (SvW)

Voetnoten

1.€ 53.816,15 (hoofdsom) + € 6.917,55 (wettelijke handelsrente t/m 28 juni 2024) = € 60.733,70.
2.€ 382.500,00 (hoofdsom) + € 23.514,34 (wettelijke handelsrente t/m 28 juni 2024) = € 406.014,34.