Uitspraak
derde-partijneemt aan de zaak deel: [bedrijf]
3.Relevante feiten en omstandigheden
4.Besluiten en procedures
5.Belanghebbendheid
6.Spoedeisend belang
7.Toetsingskader van de voorzieningenrechter
8.Connexiteit
9.Voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid – 1
een andere wettelijke regeleen verplichting tot compensatie
ter plaatsevan toepassing is. Volgens de stichting is onduidelijk wat ‘een andere wettelijke regel’ is. Ook vindt compensatie niet ‘ter plaatse’ plaats. Het compensatieplan voorziet namelijk niet in compensatie op
dezelfde plekals waar nu de houtwal is gesitueerd, maar in compensatie op een
andere plek, namelijk ten zuiden van/direct grenzend aan het nieuwe P+R terrein. De stichting heeft verder aangevoerd dat artikel 6.2, onder b, in het bestemmingsplan onvoldoende waarborgt dat het compensatieplan wordt gerealiseerd, omdat de realisering van het compensatieplan niet is gekoppeld aan de kapwerkzaamheden, maar aan de ingebruikneming van het P+R terrein. Tot slot stelt de stichting dat het compensatieplan niet toereikend is, omdat het compensatieplan voorziet in slechts 11 nieuwe bomen.
Met het zesde lid wordt eveneens beoogd dubbele administratieve lasten te voorkomen, bij samenloop tussen de APV en andere regelgeving ten aanzien van bomen, met name de Wet natuurbescherming. Wanneer voor het vellen van een houtopstand op grond van de Wet natuurbescherming een melding nodig is, is een vergunning op grond van de APV (die met een ander motief vereist is) niet nodig. Voorwaarde daarbij is dat op grond van de Wet natuurbescherming of andere regelgeving compensatie ter plaatse vereist is. Is het bij of krachtens die wet of regelgeving toegestaan elders te compenseren of in het geheel van compensatie af te zien, dan is wel een vergunning op grond van de APV nodig. Aan die vergunning zal dan een herplantplicht worden verbonden. Deze voorwaarde is gesteld om te voorkomen dat bomen binnen de gemeente geveld worden en buiten de gemeente worden gecompenseerd.