ECLI:NL:RBOVE:2025:1315

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
08-062361-25
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot bewaring in zaak van onverhoeds aanraken onder dwang

Op 4 maart 2025 heeft de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gekwalificeerde aanranding, zoals bedoeld in artikel 241, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had gevorderd dat de rechter-commissaris een bevel tot bewaring van de verdachte zou verlenen. De verdachte is gehoord en zijn raadsman, mr. J. Michels, heeft opmerkingen gemaakt over de vordering.

De rechter-commissaris heeft echter ernstige twijfels geuit over de vraag of er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte. De vordering tot bewaring was enkel gebaseerd op de kwalificatie van gekwalificeerde aanranding, maar de rechter-commissaris merkte op dat de wetgeschiedenis onvoldoende duidelijkheid biedt over de vraag of het "onverhoeds aanraken van borsten" onder deze kwalificatie valt. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie lijken in dit geval meer te wijzen op een 'gewone' opzetaanranding, zoals bedoeld in artikel 241, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

De rechter-commissaris heeft geconcludeerd dat de vordering tot bewaring moet worden afgewezen, omdat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte. De beslissing is genomen op basis van de huidige wetgeving en richtlijnen, waarbij de rechter-commissaris de twijfel in het voordeel van de verdachte heeft laten uitvallen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke richtlijnen en jurisprudentie omtrent de kwalificatie van aanranding in het licht van de Wet seksuele misdrijven, die per 1 juli 2024 in werking is getreden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

rechter-commissaris in strafzaken
zittingsplaats Almelo
parketnummer : 08-062361-25
rc-nummer : 25-002426
datum : 4 maart 2025

beslissing afwijzing vordering bewaring

(artikel 63 Wetboek van Strafvordering)

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats]
feitelijk verblijfsadres:
[adres]
Raadsman mr. J. Michels

Procedure

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechter-commissaris een bevel tot bewaring van de verdachte zal verlenen.
De verdachte is op de vordering gehoord. De raadsman is daarbij in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

Beoordeling

Er is sprake van verdenking van een feit waarvoor voorlopige hechtenis kan worden bevolen. De rechter-commissaris heeft echter (ernstige) twijfel of er voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn dat deze het strafbare feit vermeld in de vordering heeft gepleegd. De vordering beperkt zich tot gekwalificeerde aanranding als bedoeld in artikel 421, tweede lid, Wetboek van Strafrecht.
Per 1 juli 2024 is de Wet seksuele misdrijven in werking getreden, waardoor een drietal vormen van aanranding strafbaar is gesteld, te weten schuldaanranding, opzet- en gekwalificeerde opzetaanranding. Gelet op de Memorie van Toelichting bij deze wet omvat de opzetvariant van aanranding ook de gevallen waarin sprake is van onverhoeds handelen. Het totaal onverwachts iemand op seksuele wijze betasten getuigt van opzettelijk handelen; de dader is zich bewust van de aantasting van de seksuele integriteit en wil de ander niet de ruimte geven om daarover zijn of haar wil te uiten [1] .
De rechter-commissaris ziet zich gesteld voor de vraag of het in de vordering omschreven feitencomplex, te weten (op onverhoedse wijze) zijn hand op haar borst heeft gelegd en/of (vervolgens) met zijn hand over haar borst heeft gewreven) valt onder de gekwalificeerde aanranding van artikel 241, tweede lid, Wetboek van Strafrecht. In dit tweede lid wordt strafbaar gesteld de opzetaanranding die wordt voorafgegaan door, vergezeld gaat van of wordt gevolgd door dwang, geweld of bedreiging. Met deze gekwalificeerde vorm wordt het in het eerste lid strafbaar gestelde feit vanwege deze extra strafwaardige begeleidende omstandigheden als ernstiger aangemerkt [2] .
In hoeverre onder het bestanddeel “dwingen” als bedoeld in artikel 241, tweede lid, Wetboek van Strafrecht onverhoeds handelen gerekend kan worden is in de wetsgeschiedenis niet eenduidig. [3] Richtinggevende jurisprudentie over dit vraagstuk ontbreekt nog.
De Richtlijn voor strafvordering aanranding (2024R003) van het Openbaar Ministerie [4] biedt niet meer duidelijkheid. In deze Richtlijn wordt gesteld dat “in de praktijk zelden sprake (zal) zijn van een standaardsituatie waarin geen sprake is van feiten en omstandigheden die van invloed zijn op de beoordeling van de zaak. Het OM bepaalt in iedere zaak afzonderlijk of een gevangenisstraf, taakstraf, boete en/of voorwaardelijk strafdeel (evt. met op te leggen bijzondere voorwaarden) passend is.” In de richtlijn wordt het onverhoeds betasten/aanraken van borsten overigens genoemd in de categorie opzetaanranding van artikel 241, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, en niet bij de gekwalificeerde variant. Dat vormt voor de rechter-commissaris een reden te meer om de twijfel in het voordeel van verdachte te laten uitvallen.
Er zijn bovendien forse verschillen in deze Richtlijn in de voorgestelde strafmaat tussen opzetaanranding in de zin van artikel 241, eerste, of van het tweede lid. Gesteld dat de feitenrechter strafrechtelijk verwijtbaar handelen aanneemt, is voor de strafmaat en
-modaliteit van belang als welke variant van opzetaanranding de feitenrechter het “onverhoeds aanraken van de borsten” zal kwalificeren.
De rechter-commissaris heeft daarom (ernstige) twijfel of er voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn dat deze het strafbare feit, zoals thans vermeld in de vordering, heeft gepleegd.
De vordering tot bewaring wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechter-commissaris wijst de vordering tot het verlenen van een bevel tot bewaring van de verdachte af.
Deze beslissing is op 4 maart 2025 genomen door mr. W.P.M. Elderman, rechter-commissaris.

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting, TK, 2022-2023, 36 222, nr. 3. P. 7; zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 241, eerste lid, WvSr, TK 2022-2023, 36 222, nr. 3, p. 82.
2.Memorie van Toelichting, TK, 2022-2023, 36 222, nr. 3, artikelsgewijze toelichting bij artikel 241, tweede lid, WvSr, TK 2022-2023, 36 222, nr. 3, p. 84-85.
3.Zeer uitvoerig wordt dit toegelicht in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 januari 2025; ECLI:NL:RBROT:2025:1179, overweging 4.2.3
4.Oriëntatiepunten voor straftoemeting en overige LOVS-afspraken ontbreken nog voor de huidige strafbepalingen op basis van de Wet seksuele misdrijven