3.10.Op 20 juni 2024 neemt de geschillencommissie een beslissing in de vorm van een bindend advies, waarin de commissie de koopovereenkomst tussen partijen ontbonden verklaart. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2024 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De consument heeft ter zitting het standpunt toegelicht. Door de ondernemer is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.
De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld.
De deskundige heeft bij het onderzoek het volgende vastgesteld: De afgelezen tellerstand is 226.254
kilometer. De aankoopfactuur d.d. 14 maart 2023 vermeldt een tellerstand van 212.579 kilometer. Derhalve
is vanaf de aankoop met de auto 13.675 kilometer gereden. De deskundige heeft verder vastgesteld dat:
- het laksysteem op de motorkap op meerdere plaatsen opwerkt waarbij grote barsten en scheuren
optreden;
het laksysteem op de achterbumper barsten en scheuren vertoont en loskomt van de onderliggende
laklaag;
- de laagdikte van het laksysteem, gemeten met een elektronische laagdiktemeter, varieert op:
• de motorkap van 170 μm tot 870 μm en
• de zijkant links en rechts van 110 μm tot 230 μm.
De deskundige overweegt en concludeert het volgende:
De laagdikte van een normaal laksysteem bedraagt 100 ±10 μm. Hieruit volgt dat op de motorkap een dikke laag vulmiddel is aangebracht. De oorzaak van de ontstane scheuren in het laksysteem is
kenmerkend voor een onjuiste en/of slechte voorbewerking van het laksysteem. Uit de overlegde stukken blijkt dat de auto aanzienlijke schade heeft gehad; deze was kennelijk “economisch total loss”.
De omvang van de klacht(en) is opvallend.
Herstel of reparatie is technisch mogelijk door het vervangen van de motorkap en het herstellen en
overspuiten van de achterbumper. De herstelkosten worden globaal begroot op € 2.500,-- incl. BTW.
De commissie stelt voorop dat de omstandigheid dat een auto een schadeverleden heeft naar vaste
rechtspraak in beginsel tot de feiten behoort die een verkoper van een auto bij verkoop moet mededelen aan de koper. Een schadeverleden kan immers van relevante en mogelijk doorslaggevende betekenis zijn bij de onderhandelingen over de aankoop van een occasion.
Dit roept de vraag op of in dit geschil komt vast te staan of de ondernemer bij verkoop aan de consument heeft medegedeeld dat het een auto betreft met een schadeverleden. De ondernemer stelt dat aan de consument bij verkoop is medegedeeld dat delen van de carrosserie zijn gespoten, hetgeen door de consument wordt bestreden. De consument stelt namelijk dat aan hem is medegedeeld dat de auto geen schade zou hebben gehad. De commissie hecht weinig geloof aan de verklaring van de ondernemer dat door een werknemer aan de consument zou zijn medegedeeld dat delen van de carrosserie zijn gespoten.
De ondernemer legt hieromtrent namelijk tegenstrijdige verklaringen af: enerzijds stelt de ondernemer in zijn verweer voorop niet op de hoogte te zijn geweest van de schade zoals deze thans door de consument aan hem kenbaar wordt gemaakt, terwijl hij anderzijds verklaart dat een medewerker aan de consument zou hebben medegedeeld dat delen van de carrosserie zijn gespoten. De commissie is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst vanuit de zijde van de ondernemer aan de consument is medegedeeld dat delen van de carrosserie zijn gespoten.
Naar het oordeel van de commissie acht de commissie gelet op de betwisting van de ondernemer echter ook niet bewezen dat de consument voorafgaand aan totstandkoming van de koopovereenkomst meerdere malen aan de ondernemer heeft gevraagd of de autoschade heeft gehad en deze vraag door de ondernemer met “nee” is beantwoord.
In het licht van het voorgaande houdt de commissie het erop dat en voorafgaand aan totstandkoming van de koopovereenkomst door of namens de ondernemer aan de consument geen mededelingen zijn gedaan over het schadeverleden van de auto. Dat, terwijl dit gelet op de bevindingen van de door de commissie ingeschakelde deskundige wel op de weg van de ondernemer had gelegen. Uit het rapport van de door de commissie ingeschakelde deskundige blijkt namelijk dat de ondernemer door middel van gebruik van bijvoorbeeld een lakdiktemeter op eenvoudige wijze had kunnen vaststellen dat de auto een schadeverleden had.
De commissie is dan ook van oordeel dat de ondernemer niet voldaan heeft aan zijn mededelingsplicht jegens de consument. Gelet daarop hoefde de consument de schade die zich na aflevering heeft geopenbaard niet te verwachten. De commissie acht het beroep van de consument op ontbinding dan ook gegrond en zal de commissie de ontbinding van de koopovereenkomst uitspreken.”