ECLI:NL:RBOVE:2025:1393

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
C/08/319664 / HA ZA 24-333
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van bindend advies geschillencommissie voertuigen inzake koopovereenkomst gebruikte auto

In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die een gebruikte auto van eiseres heeft gekocht. Eiseres vordert de vernietiging van een bindend advies van de geschillencommissie voertuigen, waarin de koopovereenkomst is ontbonden. Eiseres stelt dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden en dat de beslissing van de geschillencommissie inhoudelijk niet deugt. De rechtbank heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat er geen sprake is van een ernstig gebrek aan de beslissing van de geschillencommissie. De rechtbank overweegt dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt naar voren te brengen en dat de geschillencommissie op juiste wijze heeft geoordeeld over het schadeverleden van de auto. De rechtbank concludeert dat eiseres gedaagde niet heeft geïnformeerd over het schadeverleden van de auto, wat essentieel was voor de koopovereenkomst. De rechtbank wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/319664 / HA ZA 24-333
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. P.E.M. Schol te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.C.E. Klunder te Hengelo,
De rechtbank noemt partijen hierna [eiseres] en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling, ter gelegenheid waarvan [eiseres] spreekaantekeningen overgelegd heeft en waarvan de griffier aantekeningen gemaakt heeft.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
Partijen hebben een geschil over een gebruikte auto die [gedaagde] van [eiseres] gekocht heeft. [eiseres] vordert vernietiging van een bindend advies van de geschillencommissie voertuigen, waarin de koopovereenkomst tussen partijen ontbonden is. [eiseres] vindt dat het beginsel van hoor en wederhoor geschonden is en dat beslissing van geschillencommissie ook inhoudelijk niet deugt. De rechtbank wijst de vordering af, omdat geen sprake is van een ernstig gebrek dat aan de totstandkoming of aan de inhoud van de beslissing van de geschillencommissie kleeft.

3.De feiten

3.1.
Op 14 maart 2023 hebben partijen een overeenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] een gebruikte auto van [eiseres] gekocht heeft voor een bedrag van € 29.400,00. Eind mei 2023 heeft [gedaagde] vastgesteld dat de lak op de motorkap en op de bumper van de auto losliet. Via een andere garage heeft [gedaagde] gegevens over de auto verkregen, waaruit blijkt dat de auto in het verleden beschadigd is geraakt. Nadien is de auto, in ieder geval deels, opnieuw gespoten.
3.2.
[gedaagde] heeft [eiseres] verzocht de auto terug te nemen en toen [eiseres] daartoe niet bereid was herstelwerkzaamheden aan de auto te verrichten. Partijen hebben vervolgens onderhandeld over verdeling van de kosten van het herstel. Partijen hebben echter geen overeenstemming bereikt over de manier waarop zij hun geschil konden oplossen.
3.3.
In december 2023 heeft [gedaagde] zich tot de geschillencommissie voertuigen (hierna: de geschillencommissie) gewend met het verzoek de koopovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van non-conformiteit van de auto.
3.4.
Op 22 februari 2024 heeft de advocaat van [eiseres] een schriftelijke reactie op de klacht van [gedaagde] aan de geschillencommissie gestuurd.
3.5.
De geschillencommissie heeft een onderzoek laten verrichten door en deskundige. Deze heeft op 22 april 2024 gerapporteerd.
3.6.
Op 23 april 2024 heeft de geschillencommissie een bericht gestuurd aan de advocaat van [eiseres], waarin de commissie schrijft dat de geschillencommissie een zitting zal houden en dat een partij bij het geschil de keuze heeft die zitting fysiek bij te wonen, digitaal bij te wonen of niet bij te wonen. De commissie verzoekt die keuze binnen zeven dagen door te geven, waarna de commissie de zitting zal plannen.
3.7.
Op 25 april 2025 stuurt de advocaat van [eiseres] een bericht aan de geschillencommissie, waarin staat dat [eiseres] en haar advocaat een online hoorzitting wensen. De commissie wordt het verzoek gedaan rekening te houden met een aantal verhinderdata, waaronder 13 tot en met 21 juni.
3.8.
Op 4 juni 2024 stuurt de geschillencommissie een uitnodiging voor de zitting op
20 juni 2024 te 14.00 uur aan de advocaat van [eiseres]. De commissie verzoekt te laten weten of [eiseres] de zitting op locatie dan wel digitaal wil bijwonen.
3.9.
Na ontvangst van het onder 3.8. genoemde bericht stuurt de advocaat van [eiseres] ook op 4 juni 2024 van [eiseres] een bericht aan de geschillencommissie, waarin de advocaat schrijft dat de hoorzitting gepland is op een datum, die [eiseres] en haar advocaat als verhinderdatum doorgegeven hadden. De advocaat van [eiseres] verzoekt de commissie een nieuwe datum vast te stellen, waarbij hij wederom verhinderdata opgeeft.
3.10.
Op 20 juni 2024 neemt de geschillencommissie een beslissing in de vorm van een bindend advies, waarin de commissie de koopovereenkomst tussen partijen ontbonden verklaart. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2024 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De consument heeft ter zitting het standpunt toegelicht. Door de ondernemer is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.
(…)
De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld.
De deskundige heeft bij het onderzoek het volgende vastgesteld: De afgelezen tellerstand is 226.254
kilometer. De aankoopfactuur d.d. 14 maart 2023 vermeldt een tellerstand van 212.579 kilometer. Derhalve
is vanaf de aankoop met de auto 13.675 kilometer gereden. De deskundige heeft verder vastgesteld dat:
- het laksysteem op de motorkap op meerdere plaatsen opwerkt waarbij grote barsten en scheuren
optreden;
het laksysteem op de achterbumper barsten en scheuren vertoont en loskomt van de onderliggende
laklaag;
- de laagdikte van het laksysteem, gemeten met een elektronische laagdiktemeter, varieert op:
• de motorkap van 170 μm tot 870 μm en
• de zijkant links en rechts van 110 μm tot 230 μm.
De deskundige overweegt en concludeert het volgende:
De laagdikte van een normaal laksysteem bedraagt 100 ±10 μm. Hieruit volgt dat op de motorkap een dikke laag vulmiddel is aangebracht. De oorzaak van de ontstane scheuren in het laksysteem is
kenmerkend voor een onjuiste en/of slechte voorbewerking van het laksysteem. Uit de overlegde stukken blijkt dat de auto aanzienlijke schade heeft gehad; deze was kennelijk “economisch total loss”.
De omvang van de klacht(en) is opvallend.
Herstel of reparatie is technisch mogelijk door het vervangen van de motorkap en het herstellen en
overspuiten van de achterbumper. De herstelkosten worden globaal begroot op € 2.500,-- incl. BTW.
(…)
De commissie stelt voorop dat de omstandigheid dat een auto een schadeverleden heeft naar vaste
rechtspraak in beginsel tot de feiten behoort die een verkoper van een auto bij verkoop moet mededelen aan de koper. Een schadeverleden kan immers van relevante en mogelijk doorslaggevende betekenis zijn bij de onderhandelingen over de aankoop van een occasion.
Dit roept de vraag op of in dit geschil komt vast te staan of de ondernemer bij verkoop aan de consument heeft medegedeeld dat het een auto betreft met een schadeverleden. De ondernemer stelt dat aan de consument bij verkoop is medegedeeld dat delen van de carrosserie zijn gespoten, hetgeen door de consument wordt bestreden. De consument stelt namelijk dat aan hem is medegedeeld dat de auto geen schade zou hebben gehad. De commissie hecht weinig geloof aan de verklaring van de ondernemer dat door een werknemer aan de consument zou zijn medegedeeld dat delen van de carrosserie zijn gespoten.
De ondernemer legt hieromtrent namelijk tegenstrijdige verklaringen af: enerzijds stelt de ondernemer in zijn verweer voorop niet op de hoogte te zijn geweest van de schade zoals deze thans door de consument aan hem kenbaar wordt gemaakt, terwijl hij anderzijds verklaart dat een medewerker aan de consument zou hebben medegedeeld dat delen van de carrosserie zijn gespoten. De commissie is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst vanuit de zijde van de ondernemer aan de consument is medegedeeld dat delen van de carrosserie zijn gespoten.
Naar het oordeel van de commissie acht de commissie gelet op de betwisting van de ondernemer echter ook niet bewezen dat de consument voorafgaand aan totstandkoming van de koopovereenkomst meerdere malen aan de ondernemer heeft gevraagd of de autoschade heeft gehad en deze vraag door de ondernemer met “nee” is beantwoord.
In het licht van het voorgaande houdt de commissie het erop dat en voorafgaand aan totstandkoming van de koopovereenkomst door of namens de ondernemer aan de consument geen mededelingen zijn gedaan over het schadeverleden van de auto. Dat, terwijl dit gelet op de bevindingen van de door de commissie ingeschakelde deskundige wel op de weg van de ondernemer had gelegen. Uit het rapport van de door de commissie ingeschakelde deskundige blijkt namelijk dat de ondernemer door middel van gebruik van bijvoorbeeld een lakdiktemeter op eenvoudige wijze had kunnen vaststellen dat de auto een schadeverleden had.
De commissie is dan ook van oordeel dat de ondernemer niet voldaan heeft aan zijn mededelingsplicht jegens de consument. Gelet daarop hoefde de consument de schade die zich na aflevering heeft geopenbaard niet te verwachten. De commissie acht het beroep van de consument op ontbinding dan ook gegrond en zal de commissie de ontbinding van de koopovereenkomst uitspreken.”

4.De vordering

4.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut op alle dagen en uren, voor recht verklaart dat het bindend advies van de geschillencommissie 2 juli 2024 betreffende het geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] als vernietigd heeft te gelden en [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding, inclusief nakosten, althans zodanig uitspraak doet als de rechtbank rechtens juist acht.
4.2.
[eiseres] grondt haar vordering op het volgende. [eiseres] meent in de eerste plaats dat de geschillencommissie het beginsel van hoor en wederhoor geschonden heeft door een uitnodiging voor een zitting op 20 juni 2024 te sturen, terwijl [eiseres] en haar advocaat bericht hadden dan verhinderd te zijn en door deze zitting, nadat de commissie bericht was dat zij de zitting op een verhinderdatum gepland, onder toevoeging van het verzoek een nieuwe datum vast te stellen, toch doorgang te laten vinden op 20 juni 2024.
4.3.
Daarnaast miskent volgens [eiseres] de geschillencommissie het begrip schadevoertuig. [eiseres] wist alleen dat delen van de auto waren gespoten en heeft dat aan [gedaagde] medegedeeld. De auto had slechts een cosmetische tekortkoming, die volgens de door de geschillencommissie ingeschakelde deskundige voor € 2.500,00 hersteld kon worden. Dan kan niet gesproken worden van een schadevoertuig. Indien, zoals de geschillencommissie oordeelt, [eiseres] verzuimd heeft om [gedaagde] te informeren over het spuitwerk rechtvaardigt dat niet de ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de gehele koopsom zonder een verrekening voor de periode dat [gedaagde] de auto gebruikt heeft.
4.4.
In de dagvaarding heeft [eiseres] ook opgenomen dat zij vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat de geschillencommissie geen recht heeft op betaling van de door de commissie op 2 juli 2024 aan [eiseres] gestuurde factuur ad € 726,00 inclusief btw en de commissie
(de rechtbank begrijpt: beveelt)binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis een creditnota aan [eiseres] te sturen voor genoemd bedrag. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] medegedeeld dit deel van haar vordering niet langer gestand te doen. Daar zal de rechtbank dan ook geen beslissing meer op nemen.

5.Het verweer

5.1.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist dat het beginsel van hoor en wederhoor geschonden is. Hij wijst erop dat [eiseres] behoorlijk opgeroepen is en dat de geschillencommissie [eiseres] verzocht heeft te berichten hoe zij de zitting wil bijwonen, maar dat de commissie niet om verhinderdata gevraagd heeft. [gedaagde] heeft daaraan toegevoegd dat de geschillencommissie ook heeft laten weten dat een eenmaal geplande zitting niet meer kan worden gewijzigd. Daarnaast heeft [eiseres] voldoende gelegenheid gehad om haar standpunt schriftelijk toe te lichten, aldus [gedaagde] . [gedaagde] acht de beslissing van de geschillencommissie, die het slechts over een schadeverleden heeft, in lijn met de bevindingen van de deskundige. Geen sprake is van slechts cosmetische schade; de auto was “total loss”, aldus [gedaagde] . Het door [eiseres] veroorzaakte tijdsverloop staat in de ogen van [gedaagde] in de weg aan het toekennen van een vergoeding, bij ontbinding van de koopovereenkomst, voor het gebruik van de auto
5.2.
[gedaagde] komt tot de slotsom dat de rechtbank [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering zou moeten verklaren, althans de vordering van [eiseres] zou moeten afwijzen met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiseres] in de proceskosten, inclusief nakosten.

6.De beoordeling

6.1.
Alleen ernstige gebreken die aan de inhoud of de totstandkoming van de beslissing van de geschillencommissie kleven kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [eiseres] te houden aan die beslissing (vgl. Hoge Raad 22 december 2029, ECLI:NL:HR:2009:BK3585).
6.2.
Het beginsel van hoor en wederhoor is zo fundamenteel dat met een schending van dat beginsel tot stand gekomen beslissing – ook marginaal getoetst - vernietigbaar is (vgl. Gerechtshof Amsterdam 19 maart 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:691). De rechtbank overweegt als volgt. In de eerste plaats heeft [eiseres] haar standpunt in de namens haar verstuurde brief van 22 februari 2024 naar voren gebracht. Daarnaast heeft [eiseres] ook nog op 26 maart 2024, zoals [gedaagde] terecht naar voren gebracht heeft, gereageerd op stukken die [gedaagde] na zijn inleidende klacht nog aan de geschillencommissie heeft doen toekomen. De geschillencommissie heeft niet gereageerd op het opgeven door de advocaat van [eiseres] van verhinderdata. Dat geeft geen blijk van servicegerichtheid. Daartegenover staat de geschillencommissie ook niet om verhinderdata gevraagd heeft en dat de advocaat van [eiseres], zoals hijzelf erkent, na zijn bericht van 4 juni 2024, bij het uitblijven van een reactie van de geschillencommissie, had kunnen informeren bij de commissie. Tenslotte acht de rechtbank van belang dat [eiseres] in de brief van 22 februari 2024 schriftelijk verweer gevoerd heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op heeft [eiseres] op een vraag van de rechtbank geantwoord dat zij in aanvulling daarop nog de aandacht had willen vestigen op de noodzaak, om in geval van ontbinding van de overeenkomst van partijen, een vergoeding toe te kennen voor de periode dat [gedaagde] van de auto gebruik heeft gemaakt. In zijn inleidende klacht heeft [gedaagde] al verzocht de overeenkomst tussen partijen te ontbinden. [eiseres] had naar aanleiding daarvan al haar standpunt over een vergoeding voor het gebruik door [gedaagde] naar voren kunnen brengen. Al met al komt de rechtbank tot de slotsom dat in de procedure bij de geschillencommissie het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden is. Van een ernstig gebrek dat kleeft aan de totstandkoming van de beslissing van de geschillencommissie is geen sprake.
6.3.
De rechtbank kan de redenering van de geschillencommissie volgen dat de auto, gezien het rapport van de deskundige, een schadeverleden had en dat [eiseres] de professionele kennis in huis moest hebben om aan de hand van het lakwerk vast te stellen dat de auto dat schadeverleden had. Daaruit volgt dat [eiseres] zich er niet op beroepen dat zij niet op hoogte was van het schadeverleden, zodat zij [gedaagde] daar niet over kon inlichten. Evenmin is onbegrijpelijk dat de geschillencommissie van oordeel is dat, gezien de tegenstrijdige verklaringen van [eiseres], ervan uitgegaan moet worden dat zij [gedaagde] niet over het schadeverleden ingelicht heeft. Ook kan de rechtbank de redenering volgen dat de commissie het schadeverleden zo essentieel vindt dat [eiseres] [gedaagde] hierover had moeten inlichten en dat, nu [eiseres] [gedaagde] daarover niet ingelicht heeft [gedaagde] een auto gekocht heeft die niet de eigenschappen had die hij daarvan mocht verwachten. De rechtbank komt tot de conclusie dat een ernstig gebrek aan de inhoud van de beslissing van de geschillencommissie zich niet voordoet.
6.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de vordering van [eiseres] zal afwijzen en [eiseres] als in het ongelijk gestelde partij zal veroordelen in de proceskosten die zij tot op heden aan de zijde van [gedaagde] als volgt begroot:
griffierecht: € 320,00
salaris advocaat: € 1.228,00 (2 punten à € 614,00)
nakosten: € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal: € 1.726,00

7.De beslissing

De rechtbank
- wijst de vordering van [eiseres] af;
- veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot
op € 1.726,00, te betalen binnen veertien dagen na heden, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet binnen die termijn betaalt en vervolgens betekening van dit vonnis plaatsvindt;
- verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025. [1]

Voetnoten

1.type: