ECLI:NL:RBOVE:2025:1401

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
11231250 \ CV EXPL 24-2803 - 11359729 \ CV EXPL 24-3797
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke informatieplichten van een handelaar in sociale media diensten en ontbinding van overeenkomst door consument

In deze gevoegde zaken, behandeld door de Rechtbank Overijssel, staat de wettelijke informatieplicht van een handelaar centraal. Eiseres, een consument, heeft een YouTube Cash Cow-cursus aangeschaft bij gedaagde 2, een onderneming die diensten aanbiedt op het gebied van sociale media. Na aankoop kreeg eiseres spijt en verzocht om terugbetaling van het cursusgeld en de btw. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde 2 niet heeft voldaan aan haar informatieplicht door het btw-bedrag niet te vermelden en eiseres niet te informeren over de ontbindingsmogelijkheden. Hierdoor heeft eiseres recht op terugbetaling van het betaalde bedrag, minus een vergoeding voor de waarde van de genoten lessen. De vorderingen tegen gedaagde 1 en gedaagde 3 worden afgewezen, omdat de overeenkomst met gedaagde 2 is aangegaan. De rechter wijst de vorderingen van eiseres toe, met uitzondering van de vordering tot terugbetaling van de waarde van de lessen die eiseres heeft gevolgd. De proceskosten worden gecompenseerd in de zaak tegen gedaagde 1, terwijl gedaagde 2 in de andere zaak in het ongelijk wordt gesteld en de proceskosten moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Vonnis van 11 maart 2025
in de gevoegde zaken met zaaknummer:
11231250 \ CV EXPL 24-2803 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. F.G.J. van der Kruis,
tegen
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
gemachtigde: mr. D. Molenkamp.
en
11359729 \ CV EXPL 24-3797 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. F.G.J. van der Kruis,
tegen
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
en
[gedaagde 3] V.H.O.D.N. [gedaagde 2] EN [bedrijf],
woonachtig te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. D. Molenkamp.
Alle drie de gedaagde partijen zullen hierna gezamenlijk [gedaagde c.s.] worden genoemd.

1.Inleiding en samenvatting

1.1.
Deze gevoegde zaken gaan over de wettelijke informatieplichten van een handelaar. [gedaagde 3] exploiteert onder de naam [gedaagde 2] een onderneming die diensten aanbiedt op het gebied van sociale media. [eiseres] is een consument en heeft bij [gedaagde 2] een YouTube Cash Cow-cursus gekocht. [eiseres] en [gedaagde 2] hebben telefonisch contact gehad en op basis van dat gesprek heeft [eiseres] besloten om de cursus te kopen. Al vrij snel na aankoop heeft [eiseres] spijt gekregen van haar aankoop. Zij wil het door haar betaalde cursusgeld geld terug, en ook vergoeding van de door haar gemaakte (proces)kosten.
1.2.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [gedaagde 2] niet heeft voldaan aan haar wettelijke informatieplichten door het btw-bedrag niet te vermelden en [eiseres] niet te informeren over de mogelijkheden van ontbinding van de overeenkomst. Het gevolg hiervan is dat het btw-bedrag door [gedaagde 2] terugbetaald moet worden en [eiseres] de overeenkomst heeft mogen ontbinden. De vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde 2] zullen daarom worden toegewezen. De vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde 1] en tegen [gedaagde 3] zullen worden afgewezen.
1.3.
Dit verkort weergegeven oordeel wordt hierna gemotiveerd.

2.De procedure

In de zaak met zaaknummer 11231250
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 18 juli 2024, met producties 1 tot en met 7,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6,
- de akte overlegging producties 8 tot en met 15 van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 25 november 2024 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
In de zaak met zaaknummer 11359729
2.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 14 oktober 2024, met daarin een incidentele vordering tot samenvoeging van procedures,
- de akte met producties behorende bij de dagvaarding van [eiseres] ,
- de conclusie van antwoord in het voegingsincident,
- het incidenteel vonnis van 12 november 2024,
- de conclusie van antwoord met producties 7 en 8,
- de mondelinge behandeling van 25 november 2024 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten in beide zaken

3.1.
[gedaagde 3] is bestuurder en enig aandeelhouder van de financiële holding [gedaagde 1] . [gedaagde 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 2] . Uit het uittreksel uit de Kamer van Koophandel blijkt dat [gedaagde 2] als activiteit heeft:
“Het verrichten van werkzaamheden en verlenen van diensten op het gebied van sociale media. Het coachen van ondernemers op voormeld gebied.”
3.2.
[eiseres] is via sociale media in februari 2024 in contact gekomen met [gedaagde c.s.] Haar is toen geadviseerd om een intakegesprek (een zogenaamde “call”) aan te vragen om meer informatie te krijgen over de dienstverlening van [gedaagde c.s.]
3.3.
Op 12 februari 2024 heeft [eiseres] deze call gehad met een medewerker van [gedaagde c.s.] Zij heeft vervolgens de YouTube Cash Cow-cursus Traject Vip 1-1 gekocht voor een bedrag van € 3.997,00 exclusief btw. Op de site van de cursus stond bij de prijs voor de cursus:
“€ 3977,-€ 5000,-
* Btw is aftrekbaar bij zakelijke investeringen”
3.4.
Omdat het [eiseres] niet lukte de koopprijs via de betaalpagina van de website van [gedaagde c.s.] te betalen, heeft zij deze koopprijs van € 3.997,00 en het btw-bedrag van
€ 859,37, in totaal € 4.836,37, handmatig overgemaakt.
3.5.
De door [eiseres] gekochte cursus bestond onder andere uit circa 60 modules met meer dan 200 lessen en 10 één op één gesprekken met een medewerker van [gedaagde c.s.] voor persoonlijke begeleiding. [eiseres] zou met deze cursus leren hoe ze een eigen YouTube kanaal kon creëren en daaruit inkomen kon krijgen.
3.6.
[eiseres] heeft een aantal video’s, die bij de door haar gekochte module hoorden, bekeken. Kort na aanschaf van de cursus heeft [eiseres] spijt gekregen van de aankoop.
3.7.
De advocaat van [eiseres] heeft op 30 mei 2024 een brief gestuurd naar [gedaagde 1] om de koopovereenkomst te ontbinden. In deze brief is ook gevraagd om terugbetaling van de door [eiseres] betaalde koopprijs voor de cursus en de btw.
3.8.
Op de website [internetsite] heeft de advocaat van [eiseres] algemene voorwaarden gevonden. Deze algemene voorwaarden waren [eiseres] niet ter hand gesteld. Onder Partijen wordt benoemd:
“ [gedaagde 1] B.V. ( [bedrijf] en/of [gedaagde 3] ) en klant samen”
Onder toepasselijkheid algemene voorwaarden staat verder:
“Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle offertes, aanbiedingen, werkzaamheden, bestellingen, overeenkomsten en leveringen van diensten of producten door of namens [gedaagde 1] B.V.
3.9.
[eiseres] heeft op 10 oktober 2024 ook [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aangeschreven. In deze brief is ten aanzien van deze partijen een beroep op ontbinding van de koopovereenkomst gedaan met een verzoek om terugbetaling van de koopprijs en de btw.
3.10.
[gedaagde c.s.] hebben niet gereageerd op de brieven van [eiseres] .

4.De geschillen

4.1.
[eiseres] vordert in beide zaken - samengevat – een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Daarnaast vordert [eiseres] betaling van de volgende bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024 en kosten:
Prijs van de cursus € 3.997,00
Betaalde btw € 839,37
Incassokosten € 750,00
_________ +
Totaal €5.586,37
4.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de btw niet verschuldigd is omdat [gedaagde c.s.] de btw niet hebben vermeld op de website. Daarnaast hebben [gedaagde c.s.] nagelaten [eiseres] te informeren over de mogelijkheden van ontbinding en geldt er om die reden een verlengde ontbindingstermijn. [eiseres] was om die reden gerechtigd om de overeenkomst op 30 mei 2024 dan wel op 10 oktober 2024 te ontbinden. Daarnaast stelt [eiseres] dat er geen wilsovereenstemming was en beroept zij zich op dwaling en misbruik van omstandigheden en vordert zij terugbetaling van de onverschuldigd betaalde koopprijs van de cursus en de btw.
Verweer in de zaak met zaaknummer 11231250
4.3.
[gedaagde 1] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.4.
[gedaagde 1] voert hiervoor primair aan dat de overeenkomst is aangegaan met [gedaagde 2] en om die reden de vorderingen dienen te worden afgewezen. Subsidiair betwist [gedaagde 1] dat zij de btw niet heeft vermeld bij aankoop en dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Indien ontbinding of vernietiging wel gerechtvaardigd zou zijn, verzoekt [gedaagde 1] om een vergoeding van € 4.000,00.
Verweer in de zaak met zaaknummer 11359729
4.5.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.6.
[gedaagde 3] voert primair aan dat de overeenkomst niet is gesloten met haar maar met [gedaagde 2] . [gedaagde 2] en [gedaagde 3] betwisten verder dat zij de btw niet hebben vermeld bij aankoop en dat zij tekort zijn geschoten in de nakoming van enige verplichtingen uit de overeenkomst. Indien ontbinding of vernietiging wel gerechtvaardigd zou zijn dan verzoeken [gedaagde 2] en [gedaagde 3] om een vergoeding van € 4.000,00.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in beide zaken

Inleiding
5.1.
De kantonrechter zal eerst een oordeel geven over tussen welke partijen de overeenkomst is aangegaan. Daarna zal het beroep van [eiseres] op het consumentenrecht worden beoordeeld. Tot slot zal de kantonrechter ingaan op het verweer van [gedaagde c.s.] dat de waarde van het door [eiseres] bekeken deel van de cursus moet worden vergoed.
Met wie is de overeenkomst aangegaan?
5.2.
Ter zitting is komen vast te staan dat de overeenkomst met [gedaagde 2] is aangegaan. Dat heeft tot gevolg dat de vorderingen tegen van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] zullen worden afgewezen. [eiseres] heeft de kantonrechter verzocht om met de door [gedaagde c.s.] veroorzaakte onduidelijkheid rekening te houden bij de proceskostenveroordeling. De kantonrechter zal daar in rechtsoverweging 5.26. op terugkomen.
Consumentenrecht van toepassing
5.3.
[eiseres] is een consument. Om die reden is het consumentenrecht uit boek 6 van het Burgerlijk wetboek (hierna: BW) van toepassing op de overeenkomst. [gedaagde 2] heeft gehandeld in het kader van haar bedrijfsactiviteit en is daarom een handelaar zoals is bepaald in artikel 6:230g lid 1 BW. Omdat [eiseres] online de cursus heeft aangeschaft na een informerend telefoongesprek met een medewerker van [gedaagde 2] is er sprake van een overeenkomst tot het verrichten van diensten en een overeenkomst op afstand.
5.4.
[eiseres] stelt dat zij op grond van de wet geen btw verschuldigd is. Daarnaast stelt [eiseres] dat zij de overeenkomst op 10 oktober 2024 rechtsgeldig heeft mogen ontbinden met [gedaagde 2] . De kantonrechter zal deze standpunten hierna beoordelen.
Geen btw verschuldigd
5.5.
[eiseres] stelt dat [gedaagde 2] door op de website het btw-bedrag niet expliciet te vermelden in strijd heeft gehandeld met haar wettelijke verplichting. Hierdoor hoeft [eiseres] geen btw te betalen.
5.6.
[gedaagde 2] betwist dat de btw niet is vermeld op de website. Als op de website op een traject wordt geklikt dan wordt de volledige prijs met btw zichtbaar, aldus [gedaagde 2] . Daarnaast betwist [gedaagde 2] dat [eiseres] niet op de hoogte was van het btw-bedrag omdat zij handmatig de volledige koopprijs van € 4.836,37 heeft overgemaakt.
5.7.
In artikel 6:230m BW is de informatieverplichting voor een handelaar bij dit soort overeenkomsten opgenomen. Het doel van deze bepaling is om een handelaar te verplichten informatie te verschaffen in de precontractuele fase, dus voordat tot aankoop wordt besloten, zodat de consument weloverwogen een besluit kan nemen over zijn aankoop. In lid 1 sub e van dit artikel is bepaald dat de totale prijs van de dienst moet worden vermeld met inbegrip van alle belastingen.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde 2] niet heeft voldaan aan haar informatieverplichting. Op de website is niet duidelijk vermeld dat de koopprijs voor de betreffende module nog wordt verhoogd met de btw en om welk bedrag het dan gaat. Dat dit mogelijk na doorklikken op de website meer duidelijk wordt, doet er niet aan af dat op de eerste pagina van de website niet de totale prijs van de cursus wordt vermeld en het btw-bedrag niet wordt gespecificeerd.
5.9.
Dat [eiseres] handmatig het volledige bedrag heeft overgemaakt en om die reden op de hoogte was van de totale koopprijs ontslaat [gedaagde 2] niet van haar verplichtingen. Daar komt bij dat de informatieplicht juist ziet op de precontractuele fase. Op het moment dat [eiseres] het bedrag heeft overgemaakt had zij al het besluit genomen om tot aankoop van de module over te gaan. [gedaagde 2] had [eiseres] voorafgaand aan dat moment volledig moeten informeren over de koopprijs en de btw.
5.10.
In de wet is bepaald dat als een handelaar niet voldoende informatie geeft over de totale prijs, met inbegrip van de belastingen, deze niet opgegeven bijkomende kosten niet zijn verschuldigd. Dit volgt uit artikel 6:230n lid 3 BW. [eiseres] heeft met een beroep op deze bepaling gevorderd om [gedaagde 2] te veroordelen om het btw-bedrag aan haar terug te betalen. De kantonrechter zal deze vordering van [eiseres] toewijzen.
Standpunten partijen informatieplicht ontbinding en ontbindingsrecht
5.11.
[eiseres] stelt dat zij, voordat zij de cursus kocht van [gedaagde 2] , geen informatie heeft ontvangen over de mogelijkheid van ontbinding van de overeenkomst. Door deze wettelijke informatieverplichting niet na te komen, is de standaard ontbindingstermijn van veertien dagen verlengd. [eiseres] heeft de overeenkomst met [gedaagde 2] daarom in de dagvaarding van 14 oktober 2024 rechtsgeldig mogen ontbinden. Door de ontbinding moet [gedaagde 2] de volledige koopprijs van
€ 3.997,00 terugbetalen aan [eiseres] .
5.12.
[gedaagde 2] betwist dat zij voorafgaand aan de koop geen informatie over de mogelijkheden van ontbinding heeft gegeven. Daarnaast beroept [gedaagde 2] zich op de wettelijke uitzondering van het ontbindingsrecht door te stellen dat [eiseres] afstand heeft gedaan van haar recht op ontbinding. Tot slot stelt [gedaagde 2] dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is omdat [eiseres] gebruik heeft gemaakt van een aanzienlijk deel van het lesprogramma. [gedaagde 2] verzoekt om een vergoeding van de waarde van dat deel van het lesprogramma dat [eiseres] heeft gevolgd.
5.13.
Om te beoordelen of [eiseres] de overeenkomst rechtsgeldig heeft mogen ontbinden zal de kantonrechter eerst een oordeel geven over het recht tot ontbinding en de gestelde schending van de informatieplicht door [gedaagde 2] .
[eiseres] heeft recht op ontbinding
5.14.
In de wet is bepaald dat als er een recht op ontbinding van de overeenkomst bestaat, de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van het ontbindingsrecht en een modelformulier voor de ontbinding moeten worden verstrekt. Dit moet gebeuren voordat een consument gebonden is aan de overeenkomst. Dit volgt uit artikel 6:230m lid 1 sub h BW. Een overeenkomst op afstand of een overeenkomst buiten de verkoopruimte tot het verrichten van diensten kan zonder opgave van redenen worden ontbonden binnen veertien dagen na de dag waarop de overeenkomst is gesloten.
5.15.
In art. 6:230t BW is (kort weergegeven) bepaald dat de handelaar een afschrift of bevestiging van de overeenkomst, waaronder de uitdrukkelijke, voorafgaande toestemming en de verklaring van afstand van de ontbinding en ook alle verlangde (pre)contractuele informatie op een duurzame gegevensdrager aan de consument moet verstrekken. Dit moet gebeuren voor of bij het sluiten van de overeenkomst of binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval voordat de dienst wordt uitgevoerd. Een duurzame gegevensdrager kan een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, op voorwaarde dat daarin alle informatie is opgenomen. Opname in algemene voorwaarden volstaat daarbij niet. Een persoonlijk account op de website van de handelaar valt daar in beginsel evenmin onder, omdat dat (met uitzondering van andersluidende gemotiveerde stellingen) de mogelijkheid openlaat voor de handelaar om de informatie eenzijdig te wijzigen.
5.16.
Door [gedaagde 2] is gesteld dat [eiseres] geen recht op ontbinding van de overeenkomst heeft omdat zij daar afstand van heeft gedaan. In dat geval kan [eiseres] zich niet beroepen op de wettelijke informatieplicht voor [gedaagde 2] , die inhoudt dat er informatie moet worden gegeven over de ontbindingsmogelijkheden. [gedaagde 2] beroept zich met haar verweer op artikel 6:230p sub g BW. In dat artikel is bepaald dat een consument geen recht heeft op ontbinding van een overeenkomst voor de levering van digitale inhoud als de nakoming is begonnen met uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de consument, de consument heeft verklaard dat hij daarmee afstand doet van zijn recht van ontbinding en de handelaar een bevestiging heeft verstrekt van de ondertekende overeenkomst of een bevestiging van de overeenkomst, de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming en de afstandsverklaring. Vanwege de verstrekkende gevolgen van het doen van afstand van dit recht dient er terughoudendheid te worden betracht bij het aanvaarden van een beroep op een (stilzwijgend) afstand van recht.
5.17.
Volgens [gedaagde 2] moet uit de omstandigheden dat [eiseres] een persoonlijk gesprek heeft gehad met een medewerker van [gedaagde 2] , zij vooraf een vragenlijst heeft ingevuld, informatie op de website en de algemene voorwaarden heeft bestudeerd, gecorrespondeerd heeft over de overeenkomst, handmatig de koopprijs heeft overgemaakt en haar persoonlijk account heeft bevestigd, worden afgeleid dat [eiseres] uitdrukkelijk voorafgaande toestemming heeft verleend en afstand heeft gedaan van haar recht op ontbinding.
5.18.
De kantonrechter is van oordeel dat de gestelde handelswijze door [gedaagde 2] niet tot gevolg heeft dat [eiseres] geen recht op ontbinding van de overeenkomst heeft. Er is geen sprake van een uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van [eiseres] bij de start van de dienstverlening. Dat er een gesprek is geweest en [eiseres] daarna handmatig de koopprijs heeft overgemaakt en het account in gebruik heeft genomen, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden aangemerkt als een uitdrukkelijke voorafgaande toestemming tot nakoming. Daarnaast is niet vast komen te staan dat [eiseres] afstand heeft gedaan van haar recht op ontbinding. Door [eiseres] is dit betwist en er is door [gedaagde 2] ter zitting erkend dat er geen (schriftelijk) stuk is waaruit zowel de uitdrukkelijk voorafgaande toestemming als een afstand van recht-verklaring blijkt.
5.19.
Nu [eiseres] geen afstand van haar ontbindingsrecht heeft gedaan kan zij een beroep doen op de ontbindingsmogelijkheden die volgen uit artikel 6:230m BW. Om dat te kunnen doen moet er vastgesteld worden dat [gedaagde 2] haar informatieplicht heeft geschonden.
Schending informatieplicht door [gedaagde 2]
5.20.
Door [eiseres] is gesteld dat zij voorafgaand aan de koop niet is geïnformeerd over de ontbindingsmogelijkheden. Dit wordt betwist door [gedaagde 2] . Uit de door [gedaagde 2] in het geding gebrachte stukken kan niet worden afgeleid dat er voorafgaand aan de koop aan [eiseres] informatie is verstrekt over de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van het ontbindingsrecht. Dat betekent dat [gedaagde 2] niet heeft voldaan aan haar wettelijke informatieplicht over de ontbindingsmogelijkheden.
5.21.
De sanctie op het niet voldoen aan de informatieplicht over de mogelijkheden van ontbinding is dat de ontbindingstermijn wordt verlengd tot het moment dat alle informatie is verstrekt. Dit heeft tot gevolg dat [eiseres] op 10 oktober 2024, toen de betreffende informatie nog altijd niet was verstrekt, de overeenkomst rechtsgeldig heeft mogen ontbinden. De kantonrechter volgt [gedaagde 2] niet in haar standpunt dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is omdat [eiseres] gebruik heeft gemaakt van de cursus. [eiseres] heeft namelijk beperkt gebruik gemaakt van de cursus. Ontbinding zou niet gerechtvaardigd zijn, als [eiseres] de volledige cursus of een groot deel ervan al zou hebben gevolgd. Daarvan is hier geen sprake. Voor het deel van de cursus dat [eiseres] heeft gebruikt zal er een vergoeding in mindering worden gebracht op de door [gedaagde 2] terug te betalen koopprijs. Van een ongerechtvaardigde ontbinding is om die reden geen sprake.
Waardevergoeding
5.22.
Door [eiseres] is erkend dat zij een aantal lessen (ongeveer twintig) van de cursus heeft gevolgd. Door [gedaagde 2] is dit aantal betwist. [gedaagde 2] stelt dat [eiseres] tot in ieder geval maart 2024 nog gebruik heeft gemaakt van het lesmateriaal en circa 48 lessen heeft bekeken. Uit de informatie van de website van [gedaagde 2] blijkt dat de door [eiseres] gekochte cursus bestaat uit meer dan 200 lessen en 10 één op één gesprekken. Vast staat dat [eiseres] alleen lessen heeft bekeken en geen gebruik heeft gemaakt van individuele gesprekken. [gedaagde 2] heeft haar standpunt dat [eiseres] 48 lessen heeft bekeken onderbouwd met een schermafbeelding van het account van [eiseres] . Dit standpunt en de onderbouwing hiervan zijn door [eiseres] niet betwist. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [eiseres] 48 lessen heeft gezien. De kantonrechter begroot het totale aantal aan lessen op de helft van de cursusprijs nu aannemelijk is dat het grootste deel van de waarde voor een cursist van deze cursus in de één op één begeleiding zit. Met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid begroot de kantonrechter de waarde van de door [eiseres] genoten lessen, zijnde circa een kwart van het totale aantal lessen, daarom op € 500,00.
Beroep op dwaling en misbruik van omstandigheden
5.23.
Omdat de vordering van [eiseres] wordt toegewezen vanwege de schending van de informatieplicht wordt aan de beoordeling van het beroep van [eiseres] op dwaling en misbruik van omstandigheden niet meer toegekomen.
Conclusie
5.24.
[gedaagde 2] heeft in strijd met haar wettelijke informatieplicht gehandeld door na te laten de btw te vermelden op haar website en informatie te geven over de mogelijkheden van ontbinding. Dat heeft tot gevolg dat de btw niet is verschuldigd. [eiseres] heeft geen afstand gedaan van haar recht op ontbinding. Vanwege het ontbreken van de informatie over de mogelijkheden van ontbinding geldt er een verlengde ontbindingstermijn. Om die reden heeft [eiseres] op 10 oktober 2024 de overeenkomst met [gedaagde 2] rechtsgeldig mogen ontbinden. Door deze ontbinding moet [gedaagde 2] de koopprijs terugbetalen. De vorderingen van [eiseres] tot terugbetaling van het btw-bedrag en de koopprijs worden daarom toegewezen, op € 500,00 na omdat [eiseres] een aantal lessen heeft gezien en daarmee een deel van de cursus heeft gevolgd. De waarde van deze lessen wordt geschat op € 500,00. Dit bedrag zal in mindering worden gebracht op de door [gedaagde 2] te betalen koopprijs.
Buitengerechtelijke kosten in beide zaken
5.25.
[eiseres] vordert in beide zaken vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van € 750,00 in de zaak met zaaknummer 11231250 zal worden afgewezen omdat de hoofdvordering wordt afgewezen. Ten aanzien van de vorderingen van € 736,45 in de zaak met zaaknummer 11359729 is aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 736,45 is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 558,64 bij € 4.336,37 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom het bedrag van € 558,64 toe.
Proceskosten in de zaak met zaaknummer 11231250
5.26.
De kantonrechter ziet aanleiding om te bepalen dat partijen allebei hun eigen proceskosten moeten dragen. De vordering van [eiseres] ten aanzien van [gedaagde 1] wordt weliswaar afgewezen, maar de onduidelijkheid over de juiste contractspartij is ontstaan door het handelen van [gedaagde c.s.] Uit de in de procedure gebrachte algemene voorwaarden zou kunnen worden afgeleid dat de overeenkomst is aangegaan met [gedaagde 1] . Daar komt bij dat er door [gedaagde 1] niet is gereageerd op de eerste brief van [eiseres] aan [gedaagde 1] op 30 mei 2024. Indien [gedaagde 1] op dat moment al kenbaar had gemaakt dat de overeenkomst met [gedaagde 2] was aangegaan, dan had [eiseres] direct de juiste partij in rechte kunnen betrekken. Door het uitblijven van enige reactie is over de contractspartij onduidelijkheid blijven bestaan, die [eiseres] niet kan worden verweten. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren.
Proceskosten in de zaak met zaaknummer 11359729
5.27.
[gedaagde 2] is in deze zaak in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.197,72
5.28.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
in de zaak met zaaknummer 11231250:
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de zaak met zaaknummer 11359729:
6.3.
veroordeelt [gedaagde 2] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.895,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- het bedrag van € 839,37 (niet vermelde btw), met ingang van 15 oktober 2024,
- het bedrag van € 3.497,00 (ontbinding),met ingang van 15 oktober 2024,
- het bedrag van € 558,64 (incassokosten),met ingang van 15 oktober 2024,
telkens tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van € 1.197,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.K. ten Cate en in het openbaar uitgesproken op
11 maart 2025.