ECLI:NL:RBOVE:2025:1453

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
08.368620.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken en pogingen daartoe met niet-ontvankelijkheid van schadevergoeding

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 40-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor het plegen van twee woninginbraken en drie pogingen daartoe. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken en pogingen tot inbraak in woningen in Deventer, Maarssen, Amsterdam, Rijswijk en Oegstgeest. De verdachte heeft tijdens de zitting op 4 maart 2025 bekend dat hij verantwoordelijk is voor de feiten, met uitzondering van één poging tot inbraak in Amsterdam, waar hij vrijspraak voor heeft gekregen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft de strafmaat verhoogd, omdat zij de verdachte als recidivist beschouwt. De benadeelde partijen zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft ook de teruggave van een portemonnee aan de verdachte gelast, omdat deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de relevante wettelijke voorschriften toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.368620.24 (P)
Datum vonnis: 18 maart 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] .
naar eigen zeggen wonende te [adres 1]
ingeschreven aan de [adres 2]
,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 maart 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.D. Popescu, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:een poging tot woninginbraak;
feit 2:een woninginbraak;
feit 3 primair:een woninginbraak;
feit 3 subsidiair:een poging tot een woninginbraak;
feit 4:een woninginbraak;
feit 5:een poging tot woninginbraak.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 17 november 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer goederen naar zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel immers heeft hij, verdachte,
- het rolluik en/of een raam geforceerd/vernield van voornoemde woning en/of
- voornoemde woning betreden en/of
- het alarm in die woning vernield en/of
- die woning doorzocht en/of lades en/of kasten geopend,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2021 te Maarssen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan de [adres 4] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een gouden ketting en/of een of meer goederen naar zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 9 november 2023 en/of 10 november 2023 te Amsterdam in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan de [adres 5] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer goederen naar zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2023 en/of 10 november 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de
[adres 5] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer goederen naar zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te
nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel immers heeft hij, verdachte,
- een of meerdere ra(a)m(en) geforceerd/vernield van voornoemde woning en/of
- voornoemde woning betreden en/of
- die woning doorzocht en/of lades en/of kasten geopend,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

4.
hij op of omstreeks 14 en/of 15 november 2023 te Rijswijk in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan de [adres 6] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een kistje met daarin een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2021 tot en met 28 november 2021 te Oegstgeest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 7] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer goederen naar zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder
zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel immers heeft hij, verdachte,
- een of meerdere ra(a)m(en) geforceerd/vernield van voornoemde woning en/of
- voornoemde woning betreden en/of
- die woning doorzocht en/of lades en/of kasten geopend.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde een bewezen verklaring kan volgen omdat verdachte deze feiten heeft bekend.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit, omdat verdachte zich dit feit niet kan herinneren, geen aangifte van dit feit is gedaan en de DNA mach onvoldoende redengevend is voor het bewijs. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de subsidiair ten laste gelegde poging tot woninginbraak bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5:
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen .
Ten aanzien van feit 3 primair:
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 3 primair ten laste gelegde feit omdat uit de dossierstukken niet is gebleken dat er bij de inbraak aan de [adres 5] op 9 dan wel 10 september 2023 goederen zijn weggenomen.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 3 subsidiair tenlastegelegde poging tot inbraak heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt daartoe dat in de woning diverse bloedsporen zijn aangetroffen.
Van een roodkleurige veeg op de lichtschakelaar in de hal werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering SIN AARB8210NL is een enkelvoudig DNA profiel verkregen, met een matchkans van één op één miljard. Het DNA profiel van verdachte komt overeen met dit DNA profiel. De rechtbank concludeert hieruit, ook in het licht van de overige inhoud van het dossier, dat verdachte donor is van het celmateriaal op de lichtschakelaar in de hal van de woning.
Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat zijn bloed in de woning is aangetroffen. Hij heeft enkel ontkend dat hij op 9 en 10 september 2023 in Amsterdam is geweest, maar de rechtbank acht deze ontkenning gezien het in de woning aangetroffen bloedspoor ongeloofwaardig.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 november 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, te weten de [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, goederen die aan [slachtoffer 1] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, immers heeft hij, verdachte,
- het rolluik en een raam geforceerd/vernield van voornoemde woning en
- voornoemde woning betreden en
- het alarm in die woning vernield en
- die woning doorzocht en lades en kasten geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 31 oktober 2021 te Maarssen in een woning aan de [adres 4] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een gouden ketting, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij omstreeks 9 november 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, te weten de [adres 5] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, goederen die aan een ander dan aan verdachte toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, immers heeft hij, verdachte,
- een raam vernield van voornoemde woning en
- voornoemde woning betreden en
- die woning doorzocht en lades en kasten geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Rijswijk in een woning aan de [adres 6] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een kistje met daarin een geldbedrag, dat aan [slachtoffer 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.
hij in de periode van 24 november 2021 tot en met 28 november 2021 te Oegstgeest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, te weten de [adres 7] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, goederen naar zijn, verdachtes, gading, die aan [slachtoffer 4] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, immers heeft hij, verdachte,
- een raam vernield van voornoemde woning en
- voornoemde woning betreden en
- die woning doorzocht en lades en kasten geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 3 subsidiair en 5, telkens
het misdrijf:
poging tot diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feiten 2 en 4, telkens
het misdrijf:
diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, onder aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een groot deel van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Hij heeft daarbij verzocht om rekening te houden met het feit dat de (pogingen tot) woninginbraken bijzonder klungelig zijn uitgevoerd en verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een gezin in Roemenië dat hem nodig heeft.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van meerdere jaren schuldig gemaakt aan twee woninginbraken en drie pogingen daartoe. Hij heeft hiermee aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Dit zijn ernstige feiten, waarbij er veel schade en overlast voor de benadeelden is veroorzaakt. Door woninginbraken wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de bewoners. De eigen woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen. De slachtoffers hebben, naast (voor wat betreft de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] ) het verlies van bezittingen, veel werk door en overlast van de schade door de inbraak. Woninginbraken zorgen bovendien voor gevoelens van angst en onzekerheid in de maatschappij. Verdachte heeft voor vier van de vijf feiten verantwoordelijkheid genomen, maar hij heeft geen verantwoordelijkheid voor de poging tot woninginbraak in Amsterdam genomen, ondanks dat zijn DNA ook daar is aangetroffen, en hij dit feit heeft gepleegd.
Als reactie op deze strafbare feiten dient een gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt genomen. In deze oriëntatiepunten wordt voor een voltooide woninginbraak, in geval van recidive ter zake van een soortgelijk feit, een gevangenisstraf van vijf maanden als uitgangspunt gehanteerd. Verder is bij poging tot een woninginbraak het vertrekpunt het opleggen van twee derde deel van de straf zoals die zou zijn opgelegd in het geval van een voltooid delict.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 februari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit het reclasseringsadvies van 20 februari 2025. De reclassering schat het recidiverisico in als laag-gemiddeld en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen termen aanwezig om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zoals door de raadsman is bepleit.
De opgelegde straf is hoger dan door de officier van justitie geëist. Hiertoe is redengevend dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, verdachte beschouwt als recidivist.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst vermelde portemonnee verbeurd moet worden verklaard.
Verdachte wil de portemonnee graag terug omdat er een briefje en foto’s van zijn kinderen in de portemonnee zitten.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde portemonnee, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van
€ 17.783,71 (zeventienduizend zevenhonderd drieëntachtig euro en éénenzeventig eurocent, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- raam, ten bedrage van € 1.128,71;
- rolluik, ten bedrage van € 2.865,00;
- schilderwerkzaamheden, ten bedrage van € 10.137,00.
- schoenen, ten bedrage van € 150,00;
- schade aan bank, ten bedrage van € 2.618,00
- beveiliging, ten bedrage van € 135,00
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 750,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Daarbij heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid dient te worden toegewezen tot het bedrag van € 10.000,00
en dat de kosten voor beveiliging niet voor toewijzing in aanmerking komen omdat dit toekomstige schade betreft. Voor toewijzing van immateriële schade is geen grondslag.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Op het voegingsformulier staat vermeld dat de verzekering op de hoogte is gesteld van de schade en niet duidelijk is of de verzekering de schade al dan niet heeft uitgekeerd.
Ter onderbouwing van de schilderwerkzaamheden heeft de benadeelde partij slechts een offerte overgelegd en niet is gebleken of deze werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
Ter onderbouwing van de schade aan de bank is de aankoopfactuur van deze bank overgelegd, maar niet is gebleken dat een nieuwe bank is aangeschaft of dat er geen mogelijkheden waren om de bank schoon te maken.
Voor toewijzing van de immateriële schade bestaat verder geen grondslag omdat er ten tijde van de inbraak niemand in de woning aanwezig was.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De materiële schade is gemotiveerd betwist en in het licht van de door de raadsman ingenomen stellingen onvoldoende onderbouwd. Zo blijkt niet of de schade inmiddels door de verzekering is vergoed en bestaat onder meer onduidelijkheid over de hoogte van de schade. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schade alsnog nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
Uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken blijkt niet dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen of dat hij in zijn eer of goede naam is geschaad.
Evenmin is gebleken dat er sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze.
Voor toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op een aantasting in de persoon op andere wijze is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Geestelijk letsel levert in het algemeen pas een aantasting in de persoon op indien bij het slachtoffer sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Het moet in elk geval gaan om ‘naar objectieve maatstaven’ vast te stellen psychische klachten ontstaan in verband met de omstandigheden van het geval.
In het voegingsformulier heeft de benadeelde partij enkel gesteld dat hij psychische klachten heeft en dat hij moeite heeft met slapen. De benadeelde partij heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit het bestaan van geestelijk letsel kan worden afgeleid, noch heeft hij met concrete gegevens onderbouwd dat sprake is van een aantasting in zijn persoon 'op andere wijze' zonder geestelijk letsel.
Er doet zich evenmin de uitzonderlijke situatie voor waarbij de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de vordering nader te motiveren en aan te vullen leidt tot een onevenredige belasting van de strafzaak. De rechtbank zal de benadeelde partijen die gelegenheid dan ook niet geven.
Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 400,00 (vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
7.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering voor wat betreft de gevorderde € 200,00 voor de angst die de kinderen van de benadeelde partij ten gevolge van de woninginbraak hebben gehad.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 200,00 dat de benadeelde partij heeft gevorderd als gevolg van het feit dat de ketting met de as van een dierbare is weggenomen, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.8
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het juridisch kader dat hiervoor onder 7.4 is weergegeven is hetgeen de benadeelde partij ter onderbouwing van de vordering heeft gesteld niet voldoende om te kunnen spreken van een aantasting van de persoon ‘op andere wijze’.
De benadeelde partij heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit het bestaan van geestelijk letsel kan worden afgeleid, noch heeft de benadeelde partij met concrete gegevens onderbouwd dat sprake is van een aantasting in hun persoon 'op andere wijze' zonder geestelijk letsel.
Evenmin doet zich de uitzonderlijke situatie voor waarbij de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partijen om de vordering nader te motiveren en aan te vullen leidt tot een onevenredige belasting van de strafzaak. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid dan ook niet geven.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 3 subsidiair en 5, telkens, het misdrijf:
poging tot diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feiten 2 en 4, telkens, het misdrijf:
diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen: [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2): in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen, en dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst vermelde portemonnee aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Neumann, voorzitter, en mr. A. van Holten en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.
Mr. A.N. Neumann is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-20245442184. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal aangifte namens [slachtoffer 1] van 17 november 2024, pagina’s 9 en 10, inhoudende de door [naam] , afgelegde verklaring;
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
Ten aanzien van feit 2:
3. Het proces-verbaal aangifte van 31 oktober 2021, pagina’s 182 tot en met 200, inhoudende de door [slachtoffer 2] , afgelegde verklaring;
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
5. Het relaas proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2025, pagina’s 6 en 7, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
Gekwalificeerde diefstal in/uit woning.
Plaats delict: [adres 5] .
Pleegdatum/tijd: inbraak werd ontdekt op 10 november 2023 om 02:00:36 uur.
Inbraak via voordeur, waarbij de cilinder uit het slot getrokken was of via de achterzijde, ruit van balkondeur. In de woning werd op diverse plaatsen bloed aangetroffen.
6. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 5] ) van 22 november 2023, pagina’s 251 tot en met 254, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] ;
Op (…) 10 november 2023 (…) kwam ik (…) voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 5] .(…) De woning betrof een 3-kamer appartement op de eerste verdieping (…) Ik zag dat de gehele profiel cilinder uit de voordeur van de woning getrokken/verwijderd was.(…) In de hal/gang zag ik aan de binnenzijde naast het linker deurkozijn een lichtschakelaar (…) Op de lichtschakelaar zag ik een roodkleurige veeg, gelijkende op bloed. Ik (…) heb de veeg met bloed bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van DNA. Deze bemonstering is veiliggesteld en is voorzien van
het Spoor Identificatie Nummer (SIN) AARB8210NL (…) De salontafel stond voor de voordeur geschoven. (…) Vanaf de hal/gang zag ik aan de linkerzijde een kamerruimte met een kledingkast en een ladekast. Ik zag dat de kledingkast en ladekast zichtbaar doorzocht waren. Ik zag dat de kastdeuren en lades van de kasten geopend waren. Ik zag diverse goederen en kleding verspreid over de vloer liggen. (…) Ik zag dat de ruit van de
balkondeur vernield was. Ik zag een opening in de vernielde ruit. (…) Aan de buitenzijde zag ik krassporen en/of schade aan het cilinderslot van de balkondeur. Aan de slotzijde (cilinderslot) van de balkondeur zag ik in de gehele lengte vanaf de grond van het balkon meerdere in- en tegendruksporen op de deur en deurpost afkomstig van een onbekend gebleven breekvoorwerp. (…) Aan het einde van de gang zag ik een kamerruimte dat ingericht was als zijnde een slaapkamer. In de slaapkamer zag ik dat de nachtkastjes aan weerszijden van het bed doorzocht waren. Ik zag dat de kastdeuren van de nachtkastjes geopend waren. Op de vloer van de slaapkamer zag ik diverse goederen en diverse papieren bescheiden verspreid vloer de vloer liggen.
7. Een schriftelijk stuk, te weten een deskundigenrapportage, Forensisch DNA-onderzoek, opgemaakt door dr. M. Hidding, NRGD-geregistreerd DNA-deskundige, op 18 december 2024, pagina’s 67 tot en met 71, voor zover inhoudende:

Tabel 5 - DNA-profiel(en) opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken

SIN
Datum opname
Mogelijk donor van DNA
DNA-profielcluster
Referentiemateriaal WAHZ1653NL
24 december 2024
Verdachte [verdachte]
52460
Bijlage DNA-profielcluster 52460
Omschrijving onderzoeksmateriaal een bloedspoor : een bloedspoor
DNA-identiteitszegel: AARB8210NL#01
Plaats opdrachtgever: Amsterdam
Delict inbraak (HVC)
Soort DNA-profiel enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel kleiner dan één op één miljard
Extra profielinformatie DNA-onderzoek en rapportage op TMFI uitgevoerd
Ten aanzien van feit 4:
8. het proces-verbaal aangifte van 15 november 2023, pagina’s 142 tot en met 145, inhoudende de door [slachtoffer 5] , afgelegde verklaring;
9. het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
Ten aanzien van feit 5:
10. het proces-verbaal aangifte van 29 november 2021, pagina’s 120 tot en met 134, inhoudende de door [slachtoffer 4] , afgelegde verklaring;
11. het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.