ECLI:NL:RBOVE:2025:1517

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
08.162308.24 en 08.179544.24 (t.tz.gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging, poging tot zware mishandeling en meerdere winkeldiefstallen

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere misdrijven, waaronder diefstal met geweld en bedreiging, en verschillende winkeldiefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, en een rijontzegging van 6 maanden. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal van een paar Crocs, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen twee slachtoffers die hem probeerden tegen te houden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn auto met hoge snelheid achteruit reed, waardoor hij de benen van een van de slachtoffers schampte. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen van kledingstukken van verschillende bedrijven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en schizofrenie, en heeft besloten tot een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.162308.24 en 08.179544.24 (t.tz.gev.) (P)
Datum vonnis: 20 maart 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats],
wonende aan het [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de raadsman mr. C. Sira, advocaat in Amsterdam, namens verdachte naar voren is gebracht. Verdachte is niet verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.162308.24
feit 1:op 15 mei 2024 Crocs heeft gestolen van [bedrijf 1] met geweld tegen [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2]);
feit 2:op 15 mei 2024 heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel, als bestuurder van een personenauto, een gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 3:op 15 mei 2024, terwijl hij wist dat hij betrokken was bij een verkeersongeval, de plaats van het ongeval heeft verlaten.
parketnummer 08.179544.24
feit 1:op 26 maart 2024 een jas van [bedrijf 2] heeft gestolen;
feit 2:op 30 maart 2024 een herenvest van [bedrijf 3] heeft gestolen;
feit 3:op 5 april 2024 een vest van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 4:op 5 april 2024 een spijkerbroek van [bedrijf 4] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.162308.24
1
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te Deventer
een paar Crocs (t.w.v € 49,99), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval
aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door (nadat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de portieren van de auto waarin verdachte
was gezeten hadden geopend)
(telkens met hoge/onaangepaste snelheid)
terwijl de [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich telkens direct naast de door hem – verdachte
– bestuurde auto bevonden
- met een door hem - verdachte - bestuurde auto (met aan weerszijden openstaande
portieren)
achteruit te rijden en/of
- (met aan weerszijden openstaande portieren) achteruit de parkeerplek af te
rijden/draaien en/of
- met de rechtervoorkant en/of het nog geopende rechterportier van de door
verdachte bestuurde auto, tegen/(rakelings) langs (de benen van) die [slachtoffer 1] te
rijden/schampen en/of
- tegen een auto, welke naast het door verdachte bestuurde voertuig geparkeerd
stond, te rijden/botsen;
2
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te Deventer
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(telkens met hoge/onaangepaste snelheid)
terwijl de [slachtoffer 1] zich telkens direct naast de door hem – verdachte – bestuurde
auto bevond
- met een door hem - verdachte - bestuurde auto (met aan weerszijden openstaande
portieren)
achteruit is gereden en/of
- (met aan weerszijden openstaande portieren) achteruit de parkeerplek af is
gereden/gedraaid en/of
- met de rechtervoorkant en/of het nog geopende rechterportier van de door
verdachte bestuurde auto, tegen/(rakelings) langs (de benen van) die [slachtoffer 1] is
gereden/geschampt en/of
- tegen een auto, welke naast het door verdachte bestuurde voertuig geparkeerd
stond, is gereden/gebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2024 te Deventer,
op de weg, de Flora
met een door hem – verdachte - bestuurde auto
(telkens met hoge/onaangepaste snelheid)
terwijl de [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich telkens direct naast de door hem – verdachte
– bestuurde auto bevonden
- met een door hem - verdachte - bestuurde auto (met aan weerszijden openstaande
portieren)
achteruit is gereden en/of
- (met aan weerszijden openstaande portieren) achteruit de parkeerplek af is
gereden/gedraaid en/of
- met de rechtervoorkant en/of het nog geopende rechterportier van de door
verdachte bestuurde auto, tegen/(rakelings) langs (de benen van) die [slachtoffer 1] is
gereden/geschampt en/of
- tegen een auto, welke naast het door verdachte bestuurde voertuig geparkeerd
stond, is gereden/gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt,
welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk
verkeersongeval had plaatsgevonden in Deventer op/aan de Flora,
op of omstreeks 15 mei 2024, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval
heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan (het
voertuig van) een ander (te weten [slachtoffer 3])
schade was toegebracht;
parketnummer 08.179544.24
1
hij op of omstreeks 26 maart 2024 te Deventer
een jas (merk Cars Jeans), in elk geval enig (winkel)goed, dat/die geheel of ten dele
aan de [bedrijf 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Deventer
een herenvest, in elk geval enig (winkel)goed, dat/die geheel of ten dele aan de
[bedrijf 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 5 april 2024 te Deventer
een vest, in elk geval enig (winkel)goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf 1], in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 5 april 2024 te Deventer
een spijkerbroek, in elk geval enig (winkel)goed, dat/die geheel of ten dele aan de
[bedrijf 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de feiten onder 1, 2 primair en 3 van parketnummer 08.162308.24 en de feiten onder 1, 2, 3 en 4 van parketnummer 08.179544.24, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder parketnummer 08.162308.24 onder 1 tenlastegelegde, omdat geen sprake is van steunbewijs, geen sprake is van een wegnemingshandeling van enig goed en geen sprake is van geweld of bedreiging met geweld. Als er al sprake is van enig geweld dan is dat niet gepleegd met het oogmerk een diefstal voor te bereiden, te vergemakkelijken, de vlucht mogelijk te maken of zich van het goed te verzekeren.
Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder parketnummer 08.162308.24 onder 2 tenlastegelegde, omdat niet bewezen verklaard kan worden dat sprake is van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of dat verdachte een gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08.179544.24 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte daadwerkelijk de ten laste gelegde goederen heeft weggenomen.
Ten aanzien van de onder 3 van parketnummer 08.162308.24 en de 4 van parketnummer 08.179544.24 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Parketnummer 08.162308.24 [1]
De redengevende bewijsmiddelen
Getuige [getuige 1] (hierna [getuige 1]) heeft verklaard dat zij op 15 mei 2024 in Deventer zag dat er een man aan kwam lopen en zij zag dat er voor de [bedrijf 1] een rek stond met daarin zwarte Crocs. Zij zag dat de man een paar Crocs uit het rek pakte en deze achter de binnenkant van zijn jas stopte en dat de man vervolgens wegliep. [getuige 1] is vervolgens naar [bedrijf 1] gegaan en vertelde het personeel dat een man zojuist Crocs had meegenomen zonder te betalen. [getuige 1] heeft verder verklaard dat ze zag dat twee personeelsleden achter de man aanrenden in de richting van zijn auto. Zij zag dat de deuren van deze auto, zijnde een BMW, openstonden en dat de man achteruit reed en hierbij een andere blauwkleurige auto beschadigde. Ook zag [getuige 1] dat de man in zijn BMW het winkelcentrum afreed. [2]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal en heeft verklaard dat hij een vrouw hoorde zeggen dat ze had gezien dat een man met een groene jas Crocs van het rek dat buiten stond aan het stelen was. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zag dat de man met de groene jas in een auto stapte, dat hij toen samen met zijn collega direct naar deze auto toe rende en dat zij toen de voordeur en bijrijdersdeur open trokken. [slachtoffer 1] zag en hoorde toen dat de man gas gaf en met de auto naar achteren reed. [slachtoffer 1] zag dat de auto daarbij een Audi – die daar ook geparkeerd stond – raakte. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij – toen de man naar achter reed en probeerde te ontvluchten – klem kwam te zitten tussen de BMW en de Audi. [slachtoffer 1] heeft hier geen letsel aan over gehouden, maar voelt het nog wel. De man heeft een paar Crocs weggenomen met een waarde van 49,99 euro. [3] [slachtoffer 1] heeft aanvullend verklaard dat de neus van de auto hem raakte tegen zijn schenen en dat zijn schenen zeer doen, maar dat hij nu geen rode plek of zwelling heeft. [slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat de man vol gas en met piepende banden wegreed en helemaal nergens naar keek. De deur van de auto stond toen nog open, maar die heeft hem niet geraakt. De deur raakte wel de Audi die ernaast geparkeerd stond. Deze Audi werd zo hard geraakt dat hij aan de kant schoof. [4]
Ook [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de man met geweld reed waarbij hij naar achteren reed zonder erbij na te denken. [5]
Een verbalisant heeft camerabeelden bekeken en heeft beschreven dat een voertuig van het merk BMW – voorzien van het kenteken [kenteken] – aan komt rijden, dat om 09.55.45 uur een man vanuit de bestuurderskant uit de auto stapt, dat de man om 09.56.32 uur weer in het voertuig stapt, dat er twee mannen bij het voertuig komen, dat een man (2) de deur aan de bestuurderskant opent en dat een andere man (1) de deur aan de bijrijderskant opent. Vervolgens beschrijft de verbalisant dat het voertuig achteruit rijdt, dat hierdoor de deur van de bijrijderskant van de BMW rakelings langs man (1) heen schampt, dat de deur van de BMW de naast geparkeerde auto raakt en dat de BMW met geopende deuren – met hoge snelheid – van de parkeerplaats afrijdt. [6]
De officier van justitie heeft de camerabeelden ter terechtzitting getoond. De rechtbank heeft op de camerabeelden waargenomen dat de jas van verdachte halfopen is als hij bij zijn auto wegloopt en dat de jas van verdachte volledig gesloten is als hij bij zijn auto terugkomt. Op dat moment is er een bolling onder zijn jas te zien is.
Overwegingen en conclusies
Feit 1
Getuige [getuige 1] heeft gezien dat verdachte een paar Crocs pakte en in zijn jas stopte. Deze verklaring wordt ondersteund door de camerabeelden waarop verdachte eerst te zien is met een open jas, dan uit beeld verdwijnt en 47 seconden later terugkomt bij zijn auto met een volledig dichte jas waarin een bolling van de jas zichtbaar is. Dat de gestolen Crocs na de aanhouding van verdachte niet in zijn voertuig zijn aangetroffen, doet er niet aan af. Verdachte is namelijk rond 10.20 uur aangehouden, wat betekent dat er ruim 20 minuten zit tussen het moment dat verdachte weer bij zijn auto terugkomt en het moment dat hij aangehouden wordt. Uit de genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich de feitelijke heerschappij over deze Crocs heeft verschaft en als heer en meester over deze Crocs heeft kunnen beschikken. Daarom is de rechtbank van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de Crocs heeft gestolen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of er sprake is van diefstal vergezeld of gevolgd met geweld of bedreiging met geweld met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. De rechtbank overweegt als volgt.
Nadat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hoorden dat verdachte Crocs had gestolen, renden zij naar verdachte die op dat moment in zijn voertuig zat. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] openden aan weerszijden de portieren om verdachte tegen te houden. Verdachte is toen met een op een parkeerplaats onaangepaste snelheid achteruitgereden. Terwijl beide portieren van de auto van verdachte openstonden, draaide verdachte de auto uit het parkeervak waardoor [slachtoffer 1] moest uitwijken voor de voorkant van de auto en het openstaande portier. [slachtoffer 1] kon op dat moment geen kant op en zat klem. De schenen van [slachtoffer 1] zijn hierbij door de rechtervoorzijde van de auto geschampt. Gezien de aard van de handelingen en de omstandigheden waaronder deze handelingen hebben plaatsgevonden, kunnen deze naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan als diefstal gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gepleegd met het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolen Crocs te verzekeren.
Feit 2
Poging tot zware mishandeling (primair)
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde geweldshandelingen zoals deze primair ten laste zijn gelegd niet aangemerkt kunnen worden als een poging tot zware mishandeling en spreekt verdachte daarvan vrij. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op basis van het dossier en van wat op de terechtzitting is besproken, kan niet worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Het dossier biedt ook onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat hij voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voor voorwaardelijk opzet is immers vereist dat kan worden vastgesteld dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, en dat verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging, al dan niet beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm, en aan de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder 'de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans' moet worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke, mogelijkheid.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier niet zonder meer volgen dat met de gedragingen zoals die hierboven zijn beschreven reeds een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven is geroepen. Hoewel aannemelijk is dat de schenen van [slachtoffer 1] zouden zijn gebroken bij aanrijding door de auto van verdachte is dat niet voldoende om te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel. Of het letsel van [slachtoffer 1] ernstiger zou zijn geweest bij daadwerkelijke aanrijding of beknelling tussen de auto van verdachte en de geparkeerde Audi is onduidelijk. Er is daarom geen sprake van een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is. Laat staan dat verdachte zich op het moment van het feit van deze kans bewust was. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair ten laste gelegde.
Artikel 5 WVW 1994 (subsidiair)
De rechtbank acht op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat het handelen van verdachte wel gevaarlijk en dus gevaarzettend gedrag was in de zin van artikel 5 WVW 1994. Verdachte stond geparkeerd op een parkeerplaats en terwijl twee portieren openstonden reed verdachte, zonder eerst om zich heen te kijken, vanuit stilstand naar achteren met een ter plaatste onaangepaste snelheid. Verdachte heeft hierbij een stuurbeweging gemaakt en hierdoor heeft verdachte in zijn draai naar achteren met de rechtervoorkant van de auto de benen van [slachtoffer 1] geschampt en is een openstaand portier van de auto van verdachte tegen de geparkeerde Audi aangekomen. Verdachte mag van geluk spreken dat achter zijn auto geen andere verkeersdeelnemers stonden of reden.
Feit 3
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd. Nadat verdachte tegen de Audi was gereden, is hij doorgereden, terwijl hij naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs moest vermoeden dat hij aan de Audi schade had toegebracht des te meer nu verdachte met zijn auto zo hard deze Audi raakte dat deze verschoof.
3.3.2
Parketnummer 08.179544.24 [7]
3.3.2.1 Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
De redengevende bewijsmiddelen
Feit 1
[aangever 1] heeft namens [bedrijf 2] aangifte gedaan van diefstal gepleegd op 26 maart 2024 in Deventer. Zij heeft verklaard dat zij aan het werk was en dat haar werd verteld dat een man met een fatbike een jas heeft gestolen. Zij zag vervolgens op de camerabeelden dat een persoon een jas van het kledingrek voor de winkel pakte, dat deze persoon de jas oprolde en tegen zich aanhield, waarna de persoon de kledinghanger terughing en wegfietste. De wegenomen jas is een Cars Jeans jas ter waarde van 69,99 euro. [8]
Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden van [bedrijf 2] bekeken die [aangever 1] aan hem liet zien. De verbalisant zag eveneens dat de man op een fatbike een jas uit het rek haalde, de hanger uit de jas haalde, de jas opvouwde en met de jas wegreed. De verbalisant herkende de man als verdachte. [9]
Feit 2
[aangever 2] heeft namens [bedrijf 3] aangifte gedaan van de diefstal van een herenvest gepleegd op 30 maart 2024 in Deventer. [10]
Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden van [bedrijf 3] bekeken waarop de winkeldiefstal te zien is en herkende verdachte op die beelden. De verbalisant zag op de beelden dat verdachte op een fatbike aan kwam rijden en dat hij naar een kledingrek reed die voor de ingang van [bedrijf 3] stond. De verbalisant zag dat verdachte een kledingstuk van dit rek pakte, in een plastic tas stopte die aan het stuur van zijn fatbike hing, en vervolgens wegfietste. [11]
Feit 3
Getuige [getuige 2] (hierna [getuige 2]) heeft verklaard dat hij op 5 april 2024 in het winkelcentrum De Flora in Deventer was toen hij een man op een fatbike herkende van eerdere diefstallen. [getuige 2] zag dat de man voor [bedrijf 1] [slachtoffer 1] stilstond en dat er buiten die winkel een kledingrek stond. [getuige 2] zag dat de man, zittend op zijn fatbike, een trui pakte en ermee wegfietste. [getuige 2] heeft de man vervolgens aangesproken en heeft het stuur van zijn fatbike vastgehouden. [12]
[slachtoffer 2] heeft namens [slachtoffer 1] aangifte gedaan van de diefstal van een vest. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij de verdachte heeft aangehouden en dat het vest door de verdachte is teruggeven. [13]
Een verbalisant heeft de camerabeelden van [bedrijf 1] van 5 april 2024 bekeken. De verbalisant beschrijft dat een persoon op een fatbike reed, dat deze persoon stopte bij het kledingrek welke buiten de winkel stond, dat een kledingstuk bewoog welke hing aan het rek, dat het leek alsof het vest uit het rek werd gepakt en dat de persoon op de fatbike daarna uit het beeld verdween. [14]
Conclusies
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich op 26 maart 2024, 30 maart 2024 en 5 april 2024 schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde diefstallen. De rechtbank verwerpt daarom de verweren van de raadsman.
3.3.2.2 Ten aanzien van feit 4
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
  • Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 april 2024 (pagina 54);
  • Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens [bedrijf 4] van 7 maart 2024 (pagina’s 12 en 13).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08.162308.24
1
hij op 15 mei 2024 te Deventer een paar Crocs (t.w.v. € 49,99) die aan [bedrijf 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (nadat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de portieren van de auto waarin verdachte was gaan zitten, hadden geopend) met onaangepaste snelheid terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich direct naast de door hem – verdachte
– bestuurde auto bevonden
- met een door hem – verdachte – bestuurde auto met aan weerszijden openstaande
portieren achteruit te rijden en
- met aan weerszijden openstaande portieren achteruit de parkeerplek af te draaien en
- met de rechtervoorkant van de door verdachte bestuurde auto, de benen van die [slachtoffer 1] te schampen;
2, subsidiair
hij op 15 april 2024 te Deventer, op de weg, de Flora met een door hem – verdachte - bestuurde auto (met onaangepaste snelheid) terwijl de [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich direct naast de door hem – verdachte – bestuurde auto bevonden
- met aan weerszijden openstaande portieren achteruit is gereden, en
- met aan weerszijden openstaande portieren achteruit de parkeerplek af is gedraaid, en
- met de rechtervoorkant van de door verdachte bestuurde auto, de benen van die [slachtoffer 1] heeft geschampt, en
- tegen een auto, welke naast het door verdachte bestuurde voertuig geparkeerd stond, is gebotst, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
3
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Deventer aan de Flora, op 15 mei 2024, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan het voertuig van een ander (te weten [slachtoffer 3]) schade was toegebracht;
parketnummer 08.179544.24
1
hij op 26 maart 2024 te Deventer een jas (merk Cars Jeans), die aan de [bedrijf 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 30 maart 2024 te Deventer een herenvest, die aan [bedrijf 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 5 april 2024 te Deventer een vest, die aan [bedrijf 1], toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 5 april 2024 te Deventer een spijkerbroek, die aan [bedrijf 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 5, 7, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08.162308.24
feit 1
het misdrijf:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2, subsidiair
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3
het misdrijf:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 08.179544.24
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
telkens het misdrijf:
diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Tot slot heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen gevorderd voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte ingevorderd is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht te volstaan met de toepassing van artikel 9a Sr. De raadsman verzoekt de rechtbank om onder andere rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het advies van de reclassering, het feit dat hij de schade aan de Audi heeft afgehandeld, en het verzoek van verdachte om mediation met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Ook zijn de aard en ernst van de winkeldiefstallen gering en is er geen sprake van een concreet en acuut recidivegevaar.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om, bij een eventuele bewezenverklaring van een of meer feiten, een voorwaardelijke geldboete op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen een korte periode schuldig gemaakt aan zes misdrijven en een overtreding, namelijk vijf winkeldiefstallen, waarvan één diefstal met geweld, het verlaten van de plaats van een ongeval en het veroorzaken van een gevaar op de weg. Met het plegen van deze feiten heeft verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen. Verdachte heeft schade en overlast bij de slachtoffers veroorzaakt. Extra kwalijk is dat verdachte, nadat hij bij [slachtoffer 1] Crocs had gestolen, geweld heeft gebruikt en gedreigd heeft met geweld om weg te kunnen komen. Verdachte ging in zijn auto zitten en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] probeerde hem te stoppen. Zij trokken aan weerszijden de portieren van de auto open en toen reed verdachte zijn auto achteruit met een hardere snelheid dan op een parkeerplaats veilig is. Doordat de auto van verdachte naast een andere geparkeerde auto stond, kon [slachtoffer 1] geen kant op. Verdachte heeft met zijn auto de benen van [slachtoffer 1] geschampt en de geparkeerde auto beschadigd. Verdachte heeft daardoor pijn bij [slachtoffer 1] en een gevaar op de weg veroorzaakt. Ook is verdachte doorgereden nadat hij tegen de geparkeerde auto is gebost. Een dergelijke gebeurtenis veroorzaakt doorgaans veel gevoelens van onveiligheid bij slachtoffers, omstanders die ongewild getuige zijn geweest, en de samenleving in het algemeen. Verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden en de rechtbank rekent hem dit aan.
De persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 8 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg van 24 december 2024. De reclassering beschrijft dat sprake is van stabiele huisvesting, bewindvoering en ambulante begeleiding door Tactus Verslavingszorg. Verdachte kampt echter met ernstige verslavingsproblematiek en schizofrenie, wat zich uit in wanen en achterdocht naar zijn omgeving. De gevolgen van zijn schizofrenie zijn ook aanwezig zonder de verslavingsproblematiek, maar worden momenteel versterkt door het middelengebruik. Tactus Verslavingszorg heeft hem aangemeld bij de Intensieve Behandelkliniek van Tactus Verslavingszorg en hij staat inmiddels op de wachtlijst. Verdachte zegt hieraan mee te willen werken, maar staat tegelijkertijd ambivalent tegenover het stoppen met middelengebruik en de antipsychoticamedicatie wil hij niet innemen. Op dit moment houdt verdachte zich aan de afspraken met Tactus Verslavingszorg en de reclassering, waardoor hij voldoende gemonitord kan worden. Tactus Verslavingszorg zal de mogelijkheden van een zorgmachtiging onderzoeken als verdachte uiteindelijk toch vrijwillige klinische opname weigert. Er is sprake van een delictpatroon dat zich in een zeer kort tijdsbestek heeft voorgedaan.
De straf of maatregel
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat het gedrag van verdachte voornamelijk wordt veroorzaakt door zijn mentale problemen en middelengebruik. Een gevangenisstraf zal gelet op deze omstandigheden zowel verdachte als de maatschappij niet helpen. Verdachte moet worden behandeld om nieuwe delicten te voorkomen. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als waarborg om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden opleggen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte ingevorderd is geweest.
Voor de onder parketnummer 08.162308.24 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde overtreding (gevaarlijk rijgedrag) legt de rechtbank een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van twee maanden op, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank acht deze voorwaardelijke rijontzegging passend en geboden in het belang van de verkeersveiligheid en om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde, omdat zich geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 62 en 63 Sr en artikel 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.162308.24 onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.162308.24 onder 1, 2 subsidiair en 3 en het onder parketnummer 08.179544.24 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.162308.24
feit 1
het misdrijf:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2, subsidiair
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3
het misdrijf:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 08.179544.24
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
telkens het misdrijf:
diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.162308.24 onder 1, 2 subsidiair en 3 en het onder parketnummer 08.179544.24 onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf ten aanzien van de misdrijven
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
177 (honderzevenenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt binnen 7 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Tactus Reclassering op de Brink 40 in Deventer. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering en werkt mee aan huisbezoeken;
- zich laat behandelen door Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- indien de reclassering het nodig acht, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging;
straf ten aanzien van de overtreding
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt, dat deze bijkomende straf,
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden
.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024221548. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 15 mei 2024 (pagina 14).
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 15 mei 2024 (pagina 7).
4.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] van 15 mei 2024 (pagina 7).
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 15 mei 2024 (pagina 20).
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 mei 2025 (pagina 23).
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024154342. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [bedrijf 2] van 5 april 2024 (pagina 36).
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 april 2024 (pagina 31).
10.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [bedrijf 3] van 5 april 2024 (pagina 39).
11.Het proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2024 (pagina 41).
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 5 april 20242024 (pagina 12).
13.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 1] van 5 april 2024 (pagina 6).
14.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 april 2024 (pagina 17 en pagina 18, eerste zin).