Uitspraak
[bedrijf],
1.Waar deze zaak over gaat
2.De procedure
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de eiser, een besloten vennootschap, een kredietovereenkomst gesloten met de gedaagde, waarbij de eiser een bedrag van € 10.000,00 heeft geleend aan de gedaagde. De overeenkomst bevatte bepalingen over de terugbetaling, waaronder dat de gedaagde de lening wekelijks moest aflossen. Bij een betalingsachterstand van meer dan vier weektermijnen werd de gehele schuld direct opeisbaar. De eiser heeft de gedaagde herhaaldelijk verzocht om de achterstallige betalingen te voldoen, maar de gedaagde heeft niet betaald. De eiser heeft vervolgens de vordering aanhangig gemaakt bij de rechtbank.
De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, omdat de gedaagde erkende dat hij in gebreke was gebleven. De rechter oordeelde dat de eiser recht had op terugbetaling van de lening, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde voerde aan dat het openbaar maken van het pandrecht aan zijn schuldenaren zijn inkomsten negatief beïnvloedde, maar de rechter oordeelde dat dit geen reden was om de vordering af te wijzen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 11.374,55, vermeerderd met rente en proceskosten.