ECLI:NL:RBOVE:2025:1541

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
AK_23_1032
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Zorginstituut Nederland inzake openbaarmaking documenten op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van de Vereniging Afbouwmedicatie tegen het besluit van Zorginstituut Nederland om bepaalde documenten niet openbaar te maken op grond van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat het zorginstituut op 5 oktober 2022 een Woo-verzoek gedeeltelijk heeft toegewezen, maar ook een deel van de documenten heeft geweigerd. Dit besluit werd later op 13 maart 2023 herzien, waarbij het zorginstituut meer informatie openbaar maakte, maar nog steeds bepaalde documenten en passages weigerde. De rechtbank heeft de documenten die het zorginstituut vertrouwelijk heeft overgelegd, integraal gecontroleerd en geconcludeerd dat de informatie in deze documenten zodanig verweven is met persoonlijke beleidsopvattingen dat openbaarmaking niet mogelijk is. De rechtbank oordeelt dat het zorginstituut de weigering om de documenten openbaar te maken op basis van artikel 5.2 van de Woo terecht heeft gehandhaafd. Het beroep van de eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1032

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

Vereniging Afbouwmedicatie, uit Apeldoorn, eiseres,

(gemachtigde: mr. drs. D.J.C. Post),
en

Zorginstituut Nederland (het zorginstituut)

(gemachtigde: M. Mulder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het zorginstituut op het verzoek van eiseres om informatie openbaar te maken op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1
Het zorginstituut heeft dit verzoek met het besluit van 5 oktober 2022 (het primaire besluit) gedeeltelijk toegewezen en een deel van de documenten openbaar gemaakt.
1.2
Met het bestreden besluit van 13 maart 2023 heeft het zorginstituut het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en besloten om meer van de gevraagde informatie openbaar te maken.
1.3
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4
Het zorginstituut heeft met een beroep op 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stukken overgelegd. De rechtbank heeft hiervan op grond van artikel 8:29, zesde lid van de Awb kennisgenomen. Het zorginstituut heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 op zitting behandeld. Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [naam 1] , kantoorgenoot van gemachtigde en [naam 2] , voorzitter van eiseres. Het zorginstituut heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
2.1.
Eiseres heeft op 25 juli 2022 een Woo-verzoek gedaan, gericht aan het zorginstituut, waarbij zij heeft verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot (samengevat) afbouwmedicatie en/of taperingstrips, voor zover deze in het bezit van of aanwezig zijn bij het zorginstituut, ook indien dit stukken betreft die het zorginstituut in bezit heeft maar waarbij het zorginstituut niet de geadresseerde is. Daarbij wordt opgemerkt dat informatie van en aan de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) en informatie waarin SKGZ wordt genoemd nadrukkelijk onderdeel zijn van het verzoek.
Het primaire besluit
2.2
Met het primaire besluit van 5 oktober 2022 heeft het zorginstituut op het Woo-verzoek beslist. Daarbij heeft het zorginstituut aangegeven documenten te hebben aangetroffen die als bijlage bij het besluit aan eiseres zijn verstrekt. Het zorginstituut heeft besloten om de gevraagde informatie gedeeltelijk openbaar te maken.
2.3
Het zorginstituut heeft besloten om openbaarmaking van bepaalde informatie te weigeren om de volgende redenen (samengevat):
  • Op grond van eerdere verzoeken van eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is alle gevraagde informatie van voor 28 juni 2021 al openbaar gemaakt en kan deze informatie niet nogmaals openbaar worden gemaakt.
  • Persoonsgegevens, zoals persoonsnamen, telefoonnummers en e-mailadressen zijn in alle documenten onleesbaar gemaakt op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo (de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer).
  • Persoonlijke beleidsopvattingen zijn in geanonimiseerde vorm openbaar gemaakt op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo, met uitzondering van conceptteksten. Het zorginstituut maakt concepten in zijn geheel niet openbaar onder toepassing van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo (persoonlijke beleidsopvattingen). Conceptteksten worden openbaar voor zover zij hetzelfde zijn als de definitieve versie. Conceptteksten die niet hetzelfde zijn als de definitieve versie, zijn persoonlijke beleidsopvattingen over het beleid die bestemd zijn voor intern overleg.
  • Documenten die betrekking hebben op SKGZ-geschillen worden niet openbaar gemaakt onder toepassing van de artikelen 5.1, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 5.2, eerste lid, van de Woo. Adviezen die het zorginstituut aan de SKGZ heeft gegeven zijn reeds openbaar en te vinden op de website van de SKGZ.
Beslissing op bezwaar
3.1
Met het bestreden besluit heeft het zorginstituut het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 5 oktober 2022 herroepen.
3.2
Het zorginstituut heeft bij de reeds openbaar gemaakte e-mailberichten aantekening gemaakt van welke organisatie het bericht afkomstig was en naar welke organisatie het e-mailbericht was verstuurd. Voor het overige heeft het zorginstituut onder wijziging van de motivering de weigering van de gevraagde informatie in stand gelaten.
3.3
Ten aanzien van concepten en conceptteksten heeft het zorginstituut – anders dan in het primaire besluit – besloten dat de enkele conceptstatus van een document niet
automatisch betekent dat de inhoud van het document, voor zover die afwijkt van de definitieve versie, ook een persoonlijke beleidsopvatting betreft. De betreffende documenten heeft het zorginstituut opnieuw beoordeeld, waarbij bezien is of er feitelijke informatie kan worden verstrekt die losstaat van persoonlijke beleidsopvattingen. Volgens het zorginstituut is de informatie in deze documenten echter dusdanig verweven met persoonlijke beleidsopvattingen dat openbaarmaking niet kan plaatsvinden.
Beroepsgronden
4. Volgens eiseres zijn verschillende documenten/passages ten onrechte uitgezonderd van de openbaarmaking omdat het gaat om concepten/conceptteksten. Het is volgens eiseres niet voorstelbaar dat in deze documenten/passages geen enkele informatie van objectieve aard is opgenomen. Daarbij heeft eiseres in het bijzonder aandacht gevraagd voor de documenten/passages op pagina 62/63, 65, 267 en 268.
Beoordeling van het beroep
5.1
De rechtbank stelt om te beginnen vast, dat het beroep van eiseres beperkt is tot de vraag, of de inhoud van concepten en conceptteksten terecht of ten onrechte door het zorginstituut niet openbaar is gemaakt.
5.2
Daarbij is tussen eiseres en het zorginstituut niet langer in geschil dat concepten en conceptteksten niet per definitie persoonlijke beleidsopvattingen zijn, zoals bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Woo en daarom ook niet per definitie kunnen worden uitgezonderd van de verplichting tot openbaarmaking. Concepten en conceptteksten kunnen immers ook informatie bevatten over feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
5.3
Het zorginstituut heeft aangevoerd dat de informatie in deze documenten die niet openbaar is gemaakt, dusdanig verweven is met persoonlijke beleidsopvattingen dat openbaarmaking niet kan plaatsvinden. Volgens eiseres is niet voorstelbaar dat in deze documenten/passages geen enkele informatie van objectieve aard is opgenomen. Deze beroepsgrond komt er in de kern op neer, dat eiseres de rechtbank vraagt om dit te controleren en te beoordelen of het zorginstituut de openbaarmaking van de concepten en conceptteksten heeft mogen weigeren.
5.4
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, zesde lid, van de Awb kennisgenomen van de betreffende documenten en passages, die het zorginstituut vertrouwelijk heeft overgelegd. De rechtbank heeft deze documenten en passages integraal gecontroleerd en ziet geen grond voor het oordeel dat de Woo tot openbaarmaking van de betreffende informatie dwingt. Daarbij overweegt de rechtbank dat voor zover feitelijke gegevens worden vermeld, zoals voetnoten met wetenschappelijke verwijzingen in de integraal geweigerde documenten, deze naar het oordeel van de rechtbank zodanig verweven zijn met persoonlijke beleidsopvattingen dat deze daarvan niet kunnen worden gescheiden. Dat betekent dat het zorginstituut de openbaarmaking van de 23 documenten en
van de passages uit de overige documenten op deze weigeringsgrond (artikel 5.2, eerste lid, van de Woo) heeft mogen weigeren.
5.5
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, en mr. A.P.W. Esmeijer en mr. F.J. van der Vaart, leden, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
De griffier is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet open overheid
Artikel 5.1
1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. …;
b. …;
c. …;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;
e. ….
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. …;
b. …;
c. …;
d. …;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. …;
g. …;
h. …;
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
Artikel 5.2
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
2. Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3. …;
4. ….