ECLI:NL:RBOVE:2025:1579

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
AK_24_2599
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar, niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar behandeld. Eiser heeft op 8 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder, het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst IJsselland, op zijn bezwaar van 13 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet de vereiste termijn van twee weken heeft afgewacht na zijn ingebrekestelling voordat hij beroep instelde. Dit is in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die vereist dat een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen en vervolgens moet wachten op een beslissing voordat hij beroep kan aantekenen.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen mogelijkheid bestaat om bezwaar te maken tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag of bezwaar, wat betekent dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verweerder, na ontvangst van het bezwaar, het bezwaarschrift had moeten doorsturen naar de rechtbank als een beroepschrift. Dit is pas op 3 juli 2024 gebeurd, maar het beroep was toen al niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de verzoeken van eiser om een bestuurlijke dwangsom afgewimpeld, omdat de relevante bepalingen van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op grond van de Wet open overheid (Woo).

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2599

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

mr. [eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het dagelijks bestuur Omgevingsdienst IJsselland, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J. Tunnissen).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 8 mei 2024 tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn bezwaar van 13 januari 2024.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 3 juli 2024.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Het procesverloop
3. Eiser heeft op 9 oktober 2023 een verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) bij verweerder ingediend.
3.1.
Bij brief van 13 januari 2024 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn Woo-verzoek van 9 oktober 2023. Bij afzonderlijke brief van 13 januari 2024 heeft eiser tevens bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op zijn Woo-verzoek.
3.2.
Bij brief van 17 april 2024 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar van 13 januari 2024 tegen het niet tijdig beslissen op zijn Woo-verzoek van 9 oktober 2023.
3.3.
Op 8 mei 2024 heeft eiser beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
Is het beroep van 8 mei 2024 ontvankelijk?
4. Volgens artikel 7:1, eerste lid, onder f, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) dient er, alvorens beroep wordt ingesteld, bezwaar gemaakt te worden, tenzij het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
5. In de Awb is niet voorzien in een mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag of een bezwaar.
6. Eiser heeft met de brief van 13 januari 2024 getracht bezwaar te maken tegen het niet tijdig beslissen op zijn Woo-verzoek van 9 oktober 2023. Omdat het volgens de Awb niet mogelijk is om bezwaar te maken tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag, kan verweerder geen uitspraak doen op een dergelijk bezwaar.
7. Het door eiser op 8 mei 2024 ingediende beroep niet tijdig beslissen op zijn bezwaar is daarmee niet-ontvankelijk. Er bestaat daarmee ook geen recht op het ontvangen van een bestuurlijke dwangsom op grond van paragraaf 4.1.3.2. van de Awb.
Doorzendplicht
8. Verweerder had gelet op artikel 6:15, tweede lid, van de Awb, na ontvangst van het bezwaar tegen het niet tijdig beslissen van 13 januari 2024, het ‘bezwaarschrift’ door moeten sturen naar de rechtbank als zijnde een beroepschrift niet tijdig beslissen. Verweerder heeft dit op 3 juli 2024 alsnog gedaan.
9. De rechtbank zal het bezwaarschrift van 13 januari 2024 daarom hierna behandelen als zijnde een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek van 9 oktober 2023.
Is het beroep van 13 januari 2024 ontvankelijk?
10. Eiser is te vroeg in beroep gegaan. Eiser heeft verweerder op 13 januari 2024 in gebreke gesteld. De termijn van twee weken die in de ingebrekestelling staat, was nog niet voorbij toen eiser het beroep indiende.
11. Het beroep van 13 januari 2024 is daarom ook niet-ontvankelijk.
12. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van eiser om een bestuurlijke dwangsom vast te stellen af, nog daargelaten dat op grond van artikel 8.2 van de Woo paragraaf 4.1.3.2. (Dwangsom bij niet tijdig beslissen) van de Awb niet van toepassing is op besluiten op grond van de Woo.
13. Overigens stelt de rechtbank vast dat verweerder inmiddels een (inhoudelijk) reëel besluit heeft genomen op het Woo-verzoek van eiser van 9 oktober 2023. Het beroep van eiser tegen dit besluit komt aan de orde in de zaak ZWO 24/1857.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep van 8 mei 2024 is niet-ontvankelijk. Ook het door verweerder op 3 juli 2024 doorgezonden beroep niet tijdig beslissen van 13 januari 2024 is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep van 8 mei 2024 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van 13 januari 2024 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.