ECLI:NL:RBOVE:2025:1652

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
11539316 \ CV EXPL 25-228
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing ontruiming huurwoning door De Goede Woning in kort geding

In deze zaak vordert eiser, mevrouw [eiser], in kort geding de schorsing van de ontruiming van haar huurwoning door De Goede Woning. De kantonrechter heeft op 25 maart 2025 uitspraak gedaan en de vorderingen van eiser afgewezen. De rechter oordeelt dat de belangen van De Goede Woning bij voortzetting van de ontruiming zwaarder wegen dan de belangen van eiser bij schorsing. Eiser huurt sinds 10 december 2018 een woning van De Goede Woning en is bij vonnis van 8 november 2024 veroordeeld tot ontruiming binnen vier maanden na betekening van dat vonnis. Eiser heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, maar de ontruiming is aangezegd voor 26 maart 2025. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vordering van eiser, maar dat de belangenafweging in het voordeel van De Goede Woning uitvalt. Eiser heeft aangevoerd dat zij door de ontruiming dakloos zal worden en dat dit onomkeerbare gevolgen heeft. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat eiser inmiddels een anti-kraakwoning heeft gevonden en dat er mogelijkheden zijn om van de signaleringslijst af te komen. De rechter concludeert dat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen en dat zij de proceskosten moet betalen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11539316 \ CV EXPL 25-228
Vonnis in kort geding van 25 maart 2025
in de zaak van
mevrouw
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. G.J. Hollema,
tegen
de stichting
CHRISTELIJKE WONINGSTICHTING DE GOEDE WONING,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijssen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: De Goede Woning,
gemachtigde: mr. A. Çapkurt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 februari 2025,
- de nagezonden producties 7 en 8 van [eiser],
- de conclusie van antwoord.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 maart 2025. De griffier heeft aantekeningen van de mondelinge behandeling gemaakt. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.Samenvatting

2.1.
[eiser] vordert in dit kort geding schorsing van de door De Goede Woning aangezegde ontruiming van de huurwoning die [eiser] huurt van De Goede Woning. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af. De belangen van De Goede Woning bij voortzetting van de ontruiming wegen namelijk zwaarder dan de belangen van [eiser] bij schorsing van de ontruiming.

3.De feiten

3.1.
Sinds 10 december 2018 huurt [eiser] een woning aan de [adres] (hierna te noemen: de woning) van De Goede Woning.
3.2.
[eiser] is bij vonnis van 8 november 2024 (hierna: het vonnis) onder meer veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vier maanden na betekening van het vonnis. Het vonnis is door de deurwaarder op 25 november 2024 betekend. De ontruiming van de woning is aangezegd tegen 26 maart 2025.
3.3.
[eiser] heeft tegen het vonnis op 4 december 2024 hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert, kort samengevat, de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, voor wat betreft de ontruiming van de woning tot het moment dat het gerechtshof te Arnhem onherroepelijk heeft beslist in het door [eiser] ingestelde hoger beroep. Verder vordert [eiser] de veroordeling van De Goede Woning in de proceskosten.
4.2.
De Goede Woning voert verweer. De Goede Woning concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Dit kort geding betreft een executiegeschil. Het spoedeisend belang bij het gevorderde volgt uit de aard daarvan. [eiser] is dus ontvankelijk in haar vordering.
Schorsing tenuitvoerlegging
5.2.
De Goede Woning beschikt op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis over een executoriale titel om over te gaan tot ontruiming van de woning. De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord, is of de tenuitvoerlegging van het vonnis moet worden geschorst totdat op het door [eiser] tegen het vonnis ingestelde hoger beroep is beslist. Deze vraag zal de kantonrechter beantwoorden met toepassing van de criteria die door de Hoge Raad zijn geformuleerd in zijn arrest van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026).
5.3.
Het uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, terwijl er hoger beroep is ingesteld, uitvoerbaar moet zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eiser] bij schorsing van de ontruiming zwaarder weegt dan het belang van De Goede Woning bij de ontruiming.
5.4.
Bij de toepassing van deze maatstaf in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in het ten uitvoer te leggen vonnis en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen het vonnis ingestelde hoger beroep blijft buiten beschouwing. Wel kan de kantonrechter in zijn oordeelsvorming betrekken of het ten uitvoer te leggen vonnis berust op een kennelijke misslag.
5.5.
Daarbij moet de kantonrechter niet uit het oog verliezen dat de kantonrechter die het vonnis heeft gewezen de vordering van De Goede Woning toewijsbaar heeft geoordeeld en dat moet worden voorkomen dat het aanwenden van rechtsmiddelen wordt gebruikt om uitstel van executie te verkrijgen.
Kennelijke misslag
5.6.
De kantonrechter stelt voorop dat van een kennelijke misslag alleen sprake is als de misslag direct duidelijk is en niet voor discussie vatbaar. Aan het vonnis is een beoordeling door de kantonrechter voorafgegaan, waarbij hij mede acht heeft geslagen op het standpunt van [eiser]. Van een kennelijke misslag in het vonnis is niet gebleken. [eiser] is het niet eens met het vonnis, maar het is niet aan de kantonrechter in dit kort geding om de standpunten van beide partijen nogmaals te toetsen. Dat is voorbehouden aan het gerechtshof in de procedure in hoger beroep. Anders dan [eiser] kennelijk stelt, blijft de kans van slagen van het hoger beroep tegen het vonnis buiten beschouwing.
Belangenafweging
5.7.
De kantonrechter stelt vast dat de beslissing over de uitvoerbaarheid van het vonnis niet is gemotiveerd. Dat hoefde ook niet, omdat [eiser] daartegen geen verweer heeft gevoerd. Nu de motivering van de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring ontbreekt, moet binnen de grenzen van dit executiegeschil een belangenafweging plaatsvinden. Het belang van [eiser] bij de schorsing van de tenuitvoerlegging en het belang van De Goede Woning bij uitvoering van het vonnis, moeten tegen elkaar worden afgewogen.
5.8.
Door [eiser] zijn de volgende belangen naar voren gebracht:
  • [eiser] is vanwege de hoogte van haar inkomen aangewezen op een sociale huurwoning, ergens anders kan zij moeilijk betaalbare woonruimte vinden,
  • na de ontruiming van de woning zal [eiser] op een signaleringslijst geplaatst worden voor de duur van twee jaar. Dat zou betekenen dat zij in de nabije omgeving niet in aanmerking komt voor een sociale huurwoning,
  • [eiser] wordt na ontruiming dakloos,
  • ontruiming van de woning levert kapitaalvernietiging op,
  • ontruiming heeft onomkeerbare gevolgen, want zelfs als [eiser] in hoger beroep in het gelijk gesteld zou worden, zal zij definitief de woning kwijt zijn.
5.9.
Tegenover de belangen van [eiser] staan de belangen van De Goede Woning. De Goede Woning heeft aangevoerd dat zij groot belang heeft bij ontruiming van de woning. De buren ervaren voortdurende overlast van [eiser] en de veiligheid van de buurt is in het geding, aldus De Goede Woning. Verder bestaat er ook een huurachterstand van meerdere maanden. [eiser] heeft ter zitting erkend de maanden december 2024 tot en met februari 2025 geen huur te hebben betaald.
5.10.
De kantonrechter oordeelt dat de belangenafweging in het voordeel van De Goede Woning moet uitvallen. Dat betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Dit licht de kantonrechter als volgt toe.
5.11.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] inmiddels een anti-kraakwoning huurt elders in [plaats]. Het is haar dus kennelijk gelukt om betaalbare woonruimte te vinden. Anti-kraak betekent weliswaar dat het mogelijk is dat de huur op korte termijn eindigt en dat [eiser] minder huurbescherming geniet, maar zij zal na de ontruiming niet dakloos worden.
5.12.
Ook is tijdens mondelinge behandeling gebleken dat er mogelijkheden bestaan om van de signaleringlijst gehaald te worden. De Goede Woning heeft toegelicht dat huurders, waarbij de rechter een ontruiming heeft uitgesproken, voor de duur van twee jaar op een signaleringslijst komen te staan bij een aantal woningcorporaties in de regio Twente. Het is mogelijk om daartegen in bezwaar te gaan bij De Goede Woning. Bovendien is het mogelijk om in gesprek te gaan om onder voorwaarden van de signaleringslijst gehaald te worden.
5.13.
[eiser] stelt verder dat de ontruiming kapitaalvernietiging op zal leveren. Zo stelt ze onder meer te hebben geïnvesteerd in gordijnen en vloerbedekking. Daarbij verliest [eiser] uit het oog dat zij het niet op ontruiming aan hoeft te laten komen. Ze kan immers ook vrijwillig de woning verlaten en de gordijnen en vloerbedekking meenemen. Dat dit soort investeringen (gedeeltelijk) verloren kunnen gaan, is bovendien geen reden om de ontruiming te schorsen.
5.14.
De kantonrechter oordeelt tot slot dat het belang van [eiser] dat de ontruiming onomkeerbare gevolgen zou hebben en [eiser] de woning niet terugkrijgt als zij in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld niet zwaar genoeg weegt tegenover de belangen van De Goede Woning. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
Proceskosten
5.15.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van De Goede Woning worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
678,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.