Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.Inleiding
2.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte van [eiser] met producties 6 en 7,
3.De feiten
4.Het geschil
- De koopovereenkomst van 21 april 2021 betreffende de verkoop van – kortgezegd de percelen [locatie 1] [de rechtbank begrijpt: [locatie 1]] en [locatie 6] –vernietigt althans de koopovereenkomst vernietigt voor zover deze ziet op de percelen die nu op naam van [gedaagde 2] staan;
- Voor recht verklaart dat de overeenkomst waarbij [gedaagde 1] € 105.302,00 aan [gedaagde 2] heeft geschonken, buitengerechtelijk is vernietigd op 26 juni 2026 [de rechtbank begrijpt: 26 juni 2024], dan wel dat de rechtbank deze overeenkomst alsnog vernietigt;
- [gedaagde 2] veroordeelt om € 105.302,00 aan [gedaagde 1] te betalen.
- Voor recht verklaart dat dat de schenkingsovereenkomst die tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is gesloten, die ziet op het verschil tussen de daadwerkelijke waarde van de woning en de koopprijs, is vernietigd op 26 juni 2024, dan wel dat de rechtbank deze alsnog vernietigt;
- [gedaagde 2] veroordeelt om € 141.000,00 aan [gedaagde 1] te betalen;
5.De beoordeling
fifty-fifty” met haar zou delen. De woning was hun pensioen en [eiser] heeft meebetaald aan de hypotheek. En anders behoorde [gedaagde 1] te weten dat [eiser] aanspraak kon maken op een deel van de waarde van de woning omdat zij bij het aangaan van hun huwelijk een verrekenbeding zijn overeengekomen. [gedaagde 1] wist dus bij het sluiten van de koopovereenkomst op 21 april 2021 dat een echtscheiding aanstaande was en dat [eiser] in dat geval recht zou hebben op de helft van de (over)waarde van de woning, aldus [eiser]. [gedaagde 1] ontkent dat er bij de psycholoog al gesproken zou zijn over een echtscheiding. Ook toen [eiser] uit de woning vertrok, is volgens hem niet gesproken over een echtscheiding. Pas op het moment dat het verzoek tot echtscheiding werd ingediend, in november 2021, wist [gedaagde 1] dat er een echtscheiding aan zat te komen, zo voert hij aan. Dat was dus nadat hij de woning verkocht had. [gedaagde 1] wist ook niet dat [eiser] recht had op een deel van de (over)waarde van de woning. Partijen waren immers niet in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd en hij was, zo voert hij aan, zich er niet van bewust dat de woning op grond van het verrekenbeding deel uitmaakte van het te verrekenen vermogen met als gevolg dat [eiser] een vordering op hem zou kunnen hebben.
- [eiser] en [gedaagde 1] van plan waren te scheiden, en
- [eiser] uit hoofde van de echtscheiding een verrekeningsvordering op [gedaagde 1] zou hebben.
fifty-fifty”-afspraak tussen [eiser] en [gedaagde 1] te hebben geweten en was, zo voert zij aan, evenmin op de hoogte van het verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden.
- [eiser] en [gedaagde 1] van plan waren te scheiden,
- [eiser] uit hoofde van de echtscheiding een verrekeningsvordering op [gedaagde 1] zou hebben, en
- [eiser] in haar verhaalsmogelijkheden beperkt zou worden als [gedaagde 1] de woning onder deze voorwaarden aan [gedaagde 2] zou verkopen.
6.De beslissing
woensdag 16 april 2025voor uitlating door [eiser] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
meitot en met
augustusdan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,