ECLI:NL:RBOVE:2025:1841

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
08.000805.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging door meerdere personen in Enschede

Op 1 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld, gepleegd op 31 december 2023 in Enschede. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft de aangever, [slachtoffer], onder bedreiging gedwongen om zijn kleding uit te trekken en heeft hem met een ijzeren staaf geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever hebben beroofd van geld en sieraden, waarbij de aangever letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van €3.000,00 voor immateriële schade is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte niet opnieuw geschorst, gezien de risico's op recidive en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.000805.24 (P)
Datum vonnis: 1 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 maart 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging op grond van artikel 313 Wetboek van Strafvordering (Sv) van 18 maart 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 31 december 2023 in Enschede, al dan niet samen met een ander:
feit 1, primair:met geweld sieraden, een mes, een telefoon, geld en een bankpas heeft gestolen van [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] );
feit 1, subsidiair:[slachtoffer] heeft gedwongen om sieraden, een mes, een telefoon, geld en een bankpas af te geven;
feit 1, meer subsidiair:heeft geprobeerd [slachtoffer] met een ijzeren staaf zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:[slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een of meer sieraden (ketting en/of ring) en/of een mes en/of
een telefoon en/of een (hoeveelheid) geld en/of een bankpas, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- meermalen, althans eenmaal, aan die [slachtoffer] te vragen waar het mes was en/of gezegd dat
hij, verdachte, het mes wilde hebben, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
- ( vervolgens) dreigend voor die [slachtoffer] te gaan staan en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: “er zit DNA aan dat
mes vriend, trek je kleren uit”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] zijn kleding uit te laten trekken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] een of meerdere malen met een ijzeren staaf althans een (dergelijk)
zwaar en/of hard (slag) voorwerp op/tegen het (achter)hoofd, knie(ën), benen, schouders
en/of rug, althans het lichaam te slaan en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Ik maak je knieën
kapot”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] witte poeder in de neus en/of mond te stoppen en/of te duwen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘Je gaat niet weg
voordat wij dat mes hebben”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer
sieraden (ketting en/of ring) en/of een mes en/of een telefoon en/of een (hoeveelheid)
geld en/of een bankpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer]
en/of een derde toebehoorde(n) door:
- meermalen, althans eenmaal, aan die [slachtoffer] te vragen waar het mes was en/of gezegd
dat hij, verdachte, het mes wilde hebben, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking, en/of
- ( vervolgens) dreigend voor die [slachtoffer] te gaan staan en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘ er zit DNA aan
dat mes vriend, trek je kleren uit”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] zijn kleding uit te laten trekken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] een of meerdere malen met een ijzeren staaf, althans een
(dergelijk) zwaar en/of hard (slag)voorwerp op/tegen het (achter)hoofd, knie(ën), benen,
schouders en/of rug, althans het lichaam te slaan en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Ik maak je knieën
kapot”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] witte poeder in de neus en/of mond te stoppen en/of te duwen
en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Je gaat niet weg
voordat wij dat mes hebben”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] een of
meerdere malen met een ijzeren staaf, althans een (dergelijk) zwaar en/of hard
(slag)voorwerp op/tegen het (achter)hoofd, knie(ën), benen, schouders en/of rug,
althans het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- die [slachtoffer] mee te nemen naar een woning in Enschede en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] gedurende enige tijd in die woning te houden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] plaats te laten nemen op de bank en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, aan die [slachtoffer] te vragen waar het mes was en/of gezegd dat hij, verdachte, het mes wilde hebben, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) dreigend voor die [slachtoffer] te gaan staan en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: " er zit DNA aan dat mes vriend, trek je kleren uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] zijn kleding uit te laten trekken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een of meerdere malen met een ijzeren staaf, althans een (dergelijk) zwaar en/of hard (slag)voorwerp op/tegen het (achter)hoofd, knie(ën), benen, schouders en/of rug, althans het lichaam te slaan en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: "'Ik maak je knieën kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] witte poeder in de neus en/of mond te stoppen en/of te duwen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: " je gaat niet weg voordat wij dat mes hebben", althans woorden van gelijke aard en/of strekking
- althans, die [slachtoffer] (tegen zijn wil) vast te houden, en/of een dreigende sfeer te creëren en/of voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] te verblijven, waardoor die [slachtoffer] werd belet/belemmerd die woning te verlaten.;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair en het onder feit 2 ten laste gelegde, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de rechtbank hooguit kan komen tot een bewezenverklaring van hetgeen onder feit 1 meer subsidiair ten laste is gelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verklaringen [verdachte] en [medeverdachte]
Verdachten ontkennen [slachtoffer] te hebben mishandeld en beroofd.
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van hetgeen op zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 december 2023 zijn verdachte [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] met aangever [slachtoffer] in de woning van [medeverdachte] aan de [adres] voor een “afterparty”. Op een zeker moment slaat de sfeer in de woning om. [medeverdachte] en [verdachte] gaan heel dicht voor verdachte staan en [verdachte] (die door [slachtoffer] als gezette man 1 wordt aangeduid en die - zoals de rechtbank ter zitting heeft vastgesteld - dikker is dan de langere [medeverdachte] ) zegt meermalen dat [slachtoffer] zijn kleding moet uitdoen. [slachtoffer] wordt daardoor bang, trekt zijn kleding en zijn sokken en schoenen uit en gaat naakt op de bank zitten. [verdachte] trekt een ketting van de hals van [slachtoffer] en een ring van diens vinger. [verdachte] slaat [slachtoffer] met de - later die dag in [verdachte] auto aangetroffen - zilverkleurige stalen/ijzeren pijp op zijn achterhoofd en op zijn knieën, terwijl hij [slachtoffer] toevoegt: 'Ik maak je knieën kapot'. Ook [medeverdachte] slaat [slachtoffer] . [slachtoffer] wordt geslagen zowel met als zonder kleding aan. [slachtoffer] loopt letsels op aan (achter)hoofd, armen en knieën/(onder)benen. Het zijn letsels die passen bij het gebruik van een staafvormig object. Als [slachtoffer] op enig moment – slechts ten dele gekleed en op blote voeten - heeft weten te ontvluchten, mist hij 600 euro.
De rechtbank acht verder de volgende feiten en omstandigheden van belang:
  • getuige Walda treft de gevluchte [slachtoffer] aan, in paniek en op blote voeten en met zijn onderbroek in zijn jaszak;
  • verdachten rijden na de vlucht weg in de auto van [verdachte] en in die auto vindt de politie een ijzeren staaf die voldoet aan de door [slachtoffer] gegeven omschrijving van het voorwerp waarmee hij is geslagen;
  • [medeverdachte] meldt zeer kort na de vlucht van [slachtoffer] uit de woning per app aan een vriendin dat hij weg moet “hier”, dat er net ellende was en dat hij denkt zijn hand gebroken te hebben
  • in de insluitingsfouillering van [verdachte] vindt de politie de sieraden van [slachtoffer] en een geldbedrag ongeveer ter hoogte van het bedrag dat [slachtoffer] mist;
  • de sokken van [slachtoffer] vindt de politie in de woning van [medeverdachte] .
Conclusie
Op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van het met geweld en bedreiging met geweld beroven van [slachtoffer] van zijn geld en sieraden.
Feit 2
Aan [verdachte] en [medeverdachte] is ook ten laste gelegd dat zij [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd hebben gehouden.
Weliswaar is [slachtoffer] gedwongen zich uit te kleden en is hij met geweld beroofd maar de rechtbank komt op basis van wettige bewijsmiddelen niet tot de overtuiging dat van wederrechtelijke vrijheidsberoving sprake is geweest zodat vrijspraak zal volgen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks31 december 2023 te Enschede, tezamen en in vereniging met een
of
meerander
en,
althans alleen, een of meersieraden (ketting en
/ofring)
en/of een mes en/of
een telefoonen
/ofeen (hoeveelheid) geld
en/of een bankpas, in elk geval enig goed, dat/die
geheel
of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
hetdeze zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
/of
gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- meermalen, althans eenmaal, aan die [slachtoffer] te vragen waar het mes was en/of gezegd dat
hij, verdachte, het mes wilde hebben, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
-
(vervolgens)dreigend voor die [slachtoffer] te gaan staan en
/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: “er zit DNA aan dat
mes vriend, trek je kleren uit”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] zijn kleding uit te laten trekken en
/of
-
(vervolgens
)die [slachtoffer]
een ofmeerdere malen met een ijzeren staaf
althans een (dergelijk)
zwaar en/of hard (slag) voorwerpop/tegen het (achter)hoofd, knie(ën) en benen
, schouders
en/of rug,
althans het lichaamte slaan en
/of
-
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal,tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Ik maak je knieën
kapot”
, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] witte poeder in de neus en/of mond te stoppen en/of te duwen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘Je gaat niet weg
voordat wij dat mes hebben”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair
het misdrijf: diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten de algemene voorwaarden worden verbonden en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bepleit. Mocht de rechtbank dit niet voldoende achten dan zou een voorwaardelijk strafdeel met een proeftijd van niet langer dan een jaar, al dan niet in combinatie met een taakstraf, een passende afdoening zijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
[verdachte] en [medeverdachte] hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Het was twee tegen een. Verdachten hebben [slachtoffer] vernederd door hem te dwingen zich geheel uit te kleden en hebben hem met een ijzeren staaf bewerkt. Zij hebben geld en sieraden van hem afgenomen. Zij hebben daarmee geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van [slachtoffer] . Dit rekent de rechtbank verdachten aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 7 februari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank houdt rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte reclasseringsadviezen, het laatste van 4 maart 2025. De reclassering beschrijft dat het verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in deze zaak onvoldoende lukt om zich aan voorwaarden te conformeren. Hij verschijnt meerdere malen, zonder bericht, niet op de meldplichtgesprekken of zegt deze af. Wanneer hij wel verschijnt, toont hij veelal een gesloten houding. Het lijkt verdachte te ontbreken aan zelfinzicht en daarmee zelfreflectie. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met verdachte te werken aan gedragsverandering en risicobeperking. De risico’s op recidive en letsel worden ingeschat als gemiddeld, het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat op hoog. De reclassering adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Gezien de ernst van het gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen passend en geboden. Voor het opleggen van een voorwaardelijk deel en een contactverbod met [slachtoffer] ziet de rechtbank geen aanleiding.
Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist omdat de rechtbank verdachte van het ten laste gelegde tweede feit vrijspreekt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
6.4
De voorlopige hechtenis
Op 10 januari 2024 heeft de rechtbank de gevangenhouding in deze strafzaak bevolen. Op 6 maart 2024 is door de raadkamer van deze rechtbank de voorlopige hechtenis met ingang van 12 maart 2024 geschorst tot de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Ter terechtzitting van 18 maart 2025 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte opnieuw geschorst, tot de dag van de uitspraak op 1 april 2025 om 13.15 uur.
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte niet opnieuw schorsen en overweegt daartoe het volgende.
De voorlopige hechtenis van verdachte berust op de volgende gronden:
  • er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld;
  • er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zoals hiervoor al overwogen ziet de reclassering risico’s op recidive en geen mogelijkheden om met verdachte te werken aan risicobeperking. Het lukt verdachte tijdens zijn schorsing onvoldoende om zich te conformeren aan afspraken.
Dat maakt dat naar het oordeel van de rechtbank de belangen van strafvordering prevaleren boven het belang van verdachte om de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf (na het onherroepelijk worden van die straf) of de berechting in hoger beroep in vrijheid te mogen afwachten.
6.5
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat een bedrag van € 600,00 retour kan naar de rechthebbende [slachtoffer] . Het restant van het bedrag, € 95,00 kan retour naar [verdachte] .
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het geldbedrag van € 695,00 retour moet naar verdachte, subsidiair dat het bedrag bewaard moeten worden ten behoeve van de rechthebbende.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 600,00 aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt; aangever [slachtoffer] .
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag van €95,00 aan verdachte [verdachte] , degene bij wie het in beslag is genomen, aangezien dit bedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.690,00 (tienduizend zeshonderdnegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 600,00 contant geld
- € 50,00 ketting/ring
- € 30,00 telefoon.
De rechtbank stelt vast dat de totaal gevorderde materiële schade geen € 690,00 bedraagt maar € 680,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld. De schade aan de ketting, ring en telefoon zijn niet onderbouwd. De benadeelde partij moet voor deze onderdelen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Het gevorderde geldbedrag van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, kan worden toegewezen. De vordering is op dat punt voldoende onderbouwd en er is een rechtstreeks verband tussen de schade en het gepleegde strafbare feit.
De officier van justitie acht de gevorderde immateriële schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 5000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Primair vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gestelde materiële schade van de ketting, ring en de telefoon is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
Omdat de rechtbank de teruggave van het geldbedrag zal gelasten, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef onder b BW heeft de benadeelde recht op een vergoeding van immateriële schade, omdat hij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het billijk, gelet op de aard en de ernst van het letsel, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en gelet op wat in vergelijkbare gevallen is toegewezen, om een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schadevergoeding toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Voor het overige zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met veertig dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het de volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, primair:het misdrijf: diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij:
[slachtoffer]toe tot een bedrag van € 3.000,00, bestaande uit immateriële schade;
  • bepaalt dat de benadeelde partij wat betreft de materiële schade (ketting, ring en telefoon) voor een bedrag van € 80,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst het overige deel van de vordering af;
- veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij: [slachtoffer] (feit 1) van een bedrag van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2023 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.000,00, (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
veertig dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van € 600,00 aan aangever [slachtoffer] ;
- gelast de teruggave van € 95,00 aan verdachte [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R0240002 (Olijf23) van 26 februari 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 12 januari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] , zakelijk weergegeven:
Op 31 december 2023 was ik met [medeverdachte] en [slachtoffer] in de woning van [medeverdachte] aan de [adres] .
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 9 februari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
Op 31 december 2023 was ik met [verdachte] in mijn woning aan de [adres]. [slachtoffer] was daar in de woning en ging daar in paniek weg.
3. Het proces-verbaal van aangifte, door [slachtoffer] , van 31 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 150-153):
Op zondag 3l december 2023 reed ik met twee mannen naar een woning aan de [adres] . Ik zag (daar) dat beide mannen opstonden en heel dicht voor mij kwamen staan. Ik voelde mij bang worden. Man 1, hij werd [verdachte] genoemd, bleef herhalen dat ik mijn kleren uit moest doen. Ik deed mijn kleding uit en zat naakt op de bank. Ik voelde mij hier niet fijn bij. Ik moest ook mijn schoenen en sokken uit doen. Ik zag dat man 1 wegliep en terugkwam met een stok. Ik kan de stok als volgt omschrijven: rond, glimmend, van ijzer, zwaar, 40 centimeter lang. Ik voelde dat man 1 mijn ketting (nep goud, gedraaide vorm) van mijn hals aftrok. Daarna trok man 1 mijn ring (nep goud, bovenkant plat met krassen) van mijn vinger. Ik zag dat man 1 begon met slaan op mij. Ik voelde pijn op mijn achterhoofd omdat man 1 mij daar raakte met de stok, daarna voelde ik pijn aan mijn knie. Ik hoorde dat man 1 zei: 'Ik maak je knieën kapot'. Ik voelde overal pijn door de klappen die ik kreeg van man 1 met de stok. Ook hebben ze mijn geld (de rechtbank begrijpt: gepakt). Het gaat om een bedrag rond de € 600,00. Het geld zat in mijn linkerbroekzak.
4. Het proces-verbaal van het verhoor als getuige van aangever [slachtoffer] , van 21 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 45-49):
V: Je zegt dat je dronken was. Ben je ook op je hoofd geslagen?
A: Ja, 1x door die dikke (de rechtbank begrijpt: door [verdachte] )
V: Wat heeft die lange gedaan? (de rechtbank begrijpt: door [medeverdachte] )
A: Die heeft mij ook geslagen.
V: Toen je geslagen werd met de ijzeren staaf, had je toen je kleren?
A: Ik had kleding aan, maar later toen ik naakt was hebben ze ook met de ijzeren staaf geslagen. Beide keren dus.
5. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel van [slachtoffer] als getuige, van 4 maart 2024, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Het klopt dat ik ben geslagen. Ik kan me niet precies herinneren hoe vaak ik ben geslagen maar het was heel veel. Ze hebben ook mijn geld gestolen. Dat was 600 euro. Ze hebben mij geslagen op mijn benen, schouders, rug, mijn voeten, op mijn hoofd.
6. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], van 31 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 189-192):
Op 31 december 2023 zagen wij dat [slachtoffer] op blote voeten liep en zagen dat hij emotioneel en overstuur was. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat de mannen hem hadden geslagen met een zilverkleurige stok van ongeveer 30 centimeter lang. Wij zagen dat [slachtoffer] over zijn knieën wreef en hoorden dat [slachtoffer] zei dat hij hele zere knieën had omdat de mannen hem tegen zijn knieën geslagen hadden. Wij zagen dat er meerdere rode striemen/strepen op beide knieën aanwezig waren en hoorden dat [slachtoffer] verklaarde dat dat door die mannen kwam. Wij hoorden dat de [slachtoffer] zei dat de mannen hem ook bedreigd hadden.
Ik hoorde dat [slachtoffer] ineens hard begon te schreeuwen en tegelijkertijd in de richting van de grijskleurige Volkswagen Golf wees. Wij hoorden dat [slachtoffer] schreeuwde dat we die auto moesten hebben en dat daar één van de personen in zou zitten omdat deze auto van één van hen was. Wij zagen dat [slachtoffer] emotioneel werd en in paniek was.
Wij hoorden dat [slachtoffer] verklaarde dat de twee mannen € 600,00 van hem hadden afgepakt.
Wij zagen en hoorden dat [slachtoffer] aanwees en zei dat het de woning was helemaal bovenin. Wij zagen dat deze woning was voorzien van perceelnummer 206. Ik zag dat op dat adres ingeschreven stond een persoon genaamd: [medeverdachte] , geboren op 22 november 1989 in Enschede. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat één van de mannen had gezegd dat het huis 'van hem was', dus dat één van de mannen daar woonde. Wij hoorden dat [slachtoffer] verklaarde dat één van de mannen was genaamd ' [verdachte] '. Toen wij met [slachtoffer] op het hoofdbureau in Enschede kwamen zagen wij dat [slachtoffer] zijn linker bovenarm pakte en aangaf dat deze arm hem zeer deed. Wij vroegen of [slachtoffer] zijn trui uit wilde doen en zagen dat hij dat deed. Wij zagen dat [slachtoffer] twee grote rode striemen op zijn bovenarmen had en zag dat er onderhuidse bloeduitstortingen waren, zogeheten 'blauwe plekken'. Wij zagen dat [slachtoffer] op zijn tanden beet en hoorden dat hem dat erg pijn deed. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat die plekken kwamen doordat hij met die zilverkleurige stok geslagen was en dat [slachtoffer] toen naar zijn zij weggedraaid en ingedoken was om zichzelf te beschermen tegen de klappen. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer] op meerdere plekken onder de rode striemen zat en zag ik dat er meerdere 'snijwonden' waren met gestold vers bloed. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat de mannen dat gedaan hadden en dat deze plekken erg pijn deden.
7. Het proces-verbaal van verhoor van getuige K. Walda van 9 januari 2024 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 214, 215 en 217):
Ik zat op 31 december 2023. Hij ( de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) kwam de hoek om afrennen en kwam naar mij toe. Hij was in paniek en vroeg mij om 112 te bellen. Ik zag dat hij op blote voeten liep, hij had geen sokken aan. Hij had zijn schoenen in zijn hand vast. Zijn jas had hij wel aan en uit diezelfde jas haalde hij zijn onderbroek tevoorschijn. Hij was totaal in paniek. Hij schreeuwde om hulp. Hij zei dat ze hem hadden overvallen. Hij zei dat hij last had van zijn knieën en dat ze hem op zijn knieën hadden geslagen met een knuppel.
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4, Sv, te weten een Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving opgemaakt door [naam], forensisch arts, van 11 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betrokkene: [slachtoffer] geboortedatum [geboortedatum 2] 2002.
Lichaamsdeel (uitwendig)
Hoofd
1. Hiervoor is gebruik gemaakt van foto 1.Op de achterzijde van de schedel, op de behaarde hoofdhuid is een groengele, onscherp begrensde, ronde huidverkleuring zichtbaar van ca. 1,2 cm.
Extremiteiten
4. Hiervoor is gebruik gemaakt van foto 4.Op de achterzijde van de linker bovenarm, vlak boven de oksel en naast de schouder is een groenpaarse, matigscherpbegrensde, ovale huidverkleuring zichtbaar met in het midden een streepvormige verbleking. De totale oppervlakte is ca. 10,5 cm. bij 4,5 cm.
5. Hiervoor is gebruik gemaakt van foto's 5 en 6. Op de linkerzijde van de linker bovenarm is een geelpaarse matigscherpbegrensde, ronde huidverkleuring zichtbaar met in het midden een streepvormige verbleking met hierin aan de rechterzijde een huidonderbreking. De totale oppervlakte is ca. 8 cm.
12. Hiervoor is gebruik gemaakt van foto 13. Op de rechterzijde van het rechter bovenbeen, enkele centimeters onder de heup, is een paarsgroene, matigscherp begrensde, ovale huidverkleuring van ca. 8 cm bij 5 cm. Met aan de bovenzijde twee parallel lopende roodbruine, scherpbegrensde, lijnvormige huidonderbrekingen met korstvorming van ca. 2 cm. en 1,5 cm. lang.
13. Hiervoor is gebruik gemaakt van foto 14. Op de rechterzijde nabij de strekzijde van het rechter bovenbeen is een paarsgroene, matigscherp begrensde, ovale huidverkleuring van ca. 6 cm. bij 4 cm. met hierboven roodbruine, scherpbegrensde, lijnvormige huidonderbreking met korstvorming zichtbaar van ca. 4 cm.
15. Hiervoor is gebruik gemaakt van foto 16. De linkerzijde van het linker bovenbeen is een paarsgroene, matigscherp begrensde, ovale huidverkleuring zichtbaar van ca. 4,5 cm. bij 15 cm. met in het midden een lijnvormige verbleking met daarin een lijnvormige paarse verkleuring en aan de bovenzijde een bruinrode scherpbegrensde lijnvormige huidonderbreking met korstvorming van ca. 1 cm.
Soort verwonding (beoordeling):
Letsels 1, 3, 7, 9, 10 en 11 betreffen bloeduitstortingen.
Onderhuidse bloeduitstortingen ontstaan als gevolg van een uitwendig inwerkende, mechanisch botsende dan wel samendrukkende kracht met of door een stomp (deel van een) voorwerp.
Letsel 4 betreft een bloeduitstorting in de vorm van een tramline.
‘Tramline’ bloeduitstortingen bestaan uit parallel lineair lopende bloeduitstortingen, gesepareerd door een lichter onbeschadigd stuk huid. Dit wordt veroorzaakt door dat de huid wordt geraakt door een staafvormig object, welke het bloed uit de bloedvaten drukt op het punt van impact, waardoor deze geen bloed kunnen lekken. De randen van het letsel worden opgerekt, waardoor bloedvaten knappen en bloed lekken in de omliggende weefsels.
Letsels 5 en 15 betreffen bloeduitstortingen in de vorm van tramlines met barstwonden
Een barstwond wordt veroorzaakt door stomp inwerkend geweld, zoals stoten, slaan of schoppen. De huid wordt, door een externe kracht, samengedrukt tussen het object
en het bot, waardoor de huid splijt.
Letsels 12 en 13 betreffen een bloeduitstorting met barstwond.
9. Het proces-verbaal van doorzoeking, met bijlagen, opgemaakt door [verbalisant 3] van 1 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen: 1 paar sokken (in en naast de wasmand in de douche).
Goednummer : PL0600-2023600007-3124746
Object : Kleding (Sok)
Kleur : Wit
Bijzonderheden : Wit/grijs, aangetrof. in douche in de wasmand bij andere was
Sealbagnummer : [nummer 1]
Goednummer : PL0600-2023600007-3124726
Object : Kleding (Sok)
Kleur : Wit
Bijzonderheden : Wit met grijs in douche, naast de wasmand.
Sealbagnummer : [nummer 2]
10. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 4] van 3 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 204-205):
In het verhoor van 2 januari 2024 werden aan [slachtoffer] onder andere vragen over de inbeslaggenomen sokken (goednummers: 3124726 en 3124746) gesteld.
V: Wat kun je over de getoonde sokken vertellen.
A Dat zijn mijn sokken.
Tijdens het verhoor gaf de aangever aan dat hij dezelfde sokken weer aan had. Ik, verbalisant zag dat [slachtoffer] zijn schoen uittrok en toonde mij dezelfde sok.
11. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] van, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 93):
Op zondag 31 december 2023 startten wij met de doorzoeking van een grijze Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken]. Hierbij troffen wij het volgende aan:
Op de grond voor de bijrijdersstoel zagen wij tegen de middenconsole een stalen
pijp liggen. Ik heb de pijp veiliggesteld. Wij zagen dat de pijp bestond uit massief staal/ijzer.
Goednummer : PL0600-2023600007-3124621
Object : Pijp
Kleur : Zilverkleurig
Bijzonderheden : Stalen pijp
12. Het proces-verbaal aanhouding verdachte [verdachte] opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] van 31 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 14-17):
Verbalisanten gaan achter het voertuig aan voorzien van het kenteken
[kenteken]. Verbalisant [verbalisant 7] ziet dat de bestuurder de ambtshalve bekende [verdachte]
is. Bijrijder wist zijn Burgerservicenummer en daaruit bleek het te gaan om: [medeverdachte] , geboren [geboortedatum 3] 1989 in Enschede.
Op het arrestantencomplex in Borne word ik, verbalisant [verbalisant 7], gebeld door verbalisant [verbalisant 1] die op dat moment met het slachtoffer in gesprek is voor de aangifte. Ik hoor dat zij mij vertelt dat het slachtoffer zojuist heeft verklaard dat hem bijna 700 euro, een gouden ketting en een zegelring is afgenomen. Ik, verbalisant [verbalisant 7], vertel verbalisant [verbalisant 1] dat voornoemde goederen zijn aangetroffen bij verdachte [verdachte] tijdens de insluitingsfouillering op het arrestantencomplex. Ik zag ( de rechtbank begrijpt: tijdens de insluitingsfouillering) dat verdachte [verdachte] het geld en de sieraden uit zijn linkerbroekzak aan de voorzijde haalde.
13. Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 2 januari 2024, met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 174, 175, 177, 180-182):
V: Wij tonen u de zegelring, bijlage 3.
A: Dat is van mij. De ring bevat geen goud. Is een platte zegelring zonder inscriptie of steen.
V: De stok/staaf waarmee u mishandeld ben kunt u deze omschrijven, bijlage 4.
A: Dat is de stok of staaf waar ik mee ben geslagen.
V: Hoe zag de goudenketting eruit, bijlage 5.
A: Dat is van mij, de ketting bevat geen goud, het is een nepper.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, opgemaakt door [verbalisant 9] van 7 februari 2024, pagina’s 139 en 141).