ECLI:NL:RBOVE:2025:1919

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
11542436 \ CV EXPL 25-505
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling huurachterstand door woningstichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 1 april 2025 een vonnis gewezen in kort geding tussen Woningstichting Vechtdal Wonen en een gedaagde zonder vaste woon- of verblijfplaats. Vechtdal Wonen vorderde ontruiming van een woning en betaling van huurachterstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestond tussen Vechtdal Wonen en de gedaagde, die sinds 1 september 2023 van kracht was. De gedaagde had een huurachterstand opgebouwd en er waren verdovende middelen in de woning aangetroffen, wat leidde tot een sluiting van de woning door de burgemeester. Vechtdal Wonen heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en de gedaagde de kans gegeven om de woning te ontruimen, wat niet is gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling is de gedaagde niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van Vechtdal Wonen toewijsbaar zijn, gezien het spoedeisende belang van de situatie. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand tot en met februari 2025, maar de vordering voor maart 2025 is afgewezen omdat de gedaagde daar geen kennis van kon nemen. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11542436 \ CV EXPL 25-505
Vonnis in kort geding van 1 april 2025
in de zaak van
WONINGSTICHTING VECHTDAL WONEN,
te Ommen,
eisende partij,
hierna te noemen: Vechtdal Wonen,
gemachtigde: mr. M.E. Berends-de Weerd,
tegen
[gedaagde],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
In deze procedure ontving de rechtbank na de aanvraag voor de kort geding procedure te hebben goedgekeurd de dagvaarding met producties. Ook ontving de rechtbank een akte vermeerdering van eis van 19 maart 2025 een brief van 19 maart 2025 van Vechtdal Wonen. Op 21 maart 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Daarbij waren aanwezig: namens Vechtdal Wonen de heer [naam], woonconsulent, en mr. Berends-de Weerd. [gedaagde] is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.
1.2.
De kantonrechter is voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen. Die beslissing wordt vandaag medegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

2.De feiten

2.1.
Tussen Vechtdal Wonen als verhuurster en [gedaagde] als huurder bestaat sinds
1 september 2023 een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) voor de woning aan [adres] (hierna: de woning).
2.2.
De overeengekomen huurprijs bedraagt € 480,95 per maand. [gedaagde] heeft een achterstand in de huurbetalingen laten ontstaan.
2.3.
In de woning van [gedaagde] zijn door de politie op 1 december 2024 verdovende middelen aangetroffen. De burgemeester van de gemeente Hardenberg heeft om die reden op 10 december 2024 een brief gestuurd waarin hij kenbaar maakt dat hij voornemens is om de woning te sluiten.
2.4.
Op 12 december 2024 heeft (de advocaat van) Vechtdal Wonen een brief aan [gedaagde] gestuurd, waarin de huurovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden omdat de woning zal worden gesloten. Vechtdal Wonen geeft [gedaagde] de tijd om de huurovereenkomst zelf op te zeggen tegen 18 december 2024 en de woning te ontruimen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan.
2.5.
De woning is bij brief van 17 december 2024 door de de burgemeester van de gemeente Hardenberg gesloten per 20 december 2024 tot en met 21 maart 2025.

3.Het geschil

3.1.
Vechtdal Wonen vordert samengevat - ontruiming van de woning aan [adres] en oplevering daarvan in goede staat. Ook vordert Vechtdal Wonen betaling van de huurachterstand en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Vechtdal Wonen baseert deze vordering op het volgende. Vechtdal Wonen is eigenaresse en verhuurster van de woning. Zij heeft de huurovereenkomst met [gedaagde] buitengerechtelijk ontbonden per 20 december 2024. [gedaagde] moet daarom de woning ontruimen. Ook zal [gedaagde] de huurachterstand en een vergoeding gelijk aan de hoogte van de huur tot en met 31 maart 2025 moeten betalen. Subsidiair voert Vechtdal Wonen aan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die uit hoofde van de huurovereenkomst op hem rusten en dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure daarom zal worden ontbonden.
3.3.
[gedaagde] is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Verstek
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat [gedaagde] niet is verschenen. De rechtbank heeft verzuimd om het aanvraagformulier voor de kort geding procedure volledig en correct in te vullen. De dagvaarding is vervolgens openbaar betekend. De kantonrechter heeft daarom tijdens de mondelinge behandeling verstek verleend tegen [gedaagde].
Het kader van een kort geding
4.2.
In een kort geding procedure kan de kantonrechter een voorlopige voorziening geven. Dat is een voorlopige maatregel die vooruit loopt op de verwachte beslissing in een gewone rechtszaak, die op het kort geding kan volgen. Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt, in dit geval Vechdal Wonen, hierbij zoveel spoed heeft dat zij de uitkomst van een gewone rechtszaak niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Daarnaast moet het belang worden meegewogen dat Vechtdal Wonen heeft bij toewijzing van de vordering. Verder geldt het uitgangspunt dat in een kort geding procedure in het algemeen geen ruimte is voor uitgebreide bewijslevering.
4.3.
De kantonrechter volgt Vechtdal Wonen in haar stelling dat sprake is van een spoedeisend belang nu de woning door de gemeente is gesloten. Vechtdal Wonen wil de woning op korte termijn beschikbaar stellen aan andere huurders die zijn aangewezen op een sociale huurwoning. Bovendien is het spoedeisend belang ook niet betwist.
De gevorderde ontruiming
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden door Vechtdal Wonen. De kantonrechter acht het daarom aannemelijk dat de gevorderde ontruiming ook in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Dat betekent dat de in dit kort geding gevorderde ontruiming tegen [gedaagde] niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en deze vordering zal daarom toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
De huurachterstand
4.5.
Ten aanzien van de huurachterstand is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde huurachterstand tot en met februari 2025 niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en daarom moet worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering tot betaling van de huur van de maand maart 2025 is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] daarvan geen kennis heeft kunnen nemen. Er is immers verstek verleend tegen [gedaagde] en de akte vermeerdering van eis van Vechtdal Wonen van 19 maart 2025 is niet door Vechtdal Wonen aan [gedaagde] betekend. Daarom zal deze vordering worden afgewezen.
Proceskosten
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vechtdal Wonen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
162,00
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
942,00
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres], met al de zich daarin vanwege of door toedoen van gedaagde bevindende personen en goederen – voor zover deze geen eigendom van Vechtdal Wonen zijn – voor eigen rekening en risico te ontruimen en te verlaten en daarin niet weer te keren en ter vrije beschikking van Vechtdal Wonen te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 2.621,44 aan achterstallige huur tot en met
28 februari 2025, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 942,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.