ECLI:NL:RBOVE:2025:1932

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
11395984 \ CV EXPL 24-2219
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening door Teambank AG tegen gedaagden, met verjaring en toepasselijkheid van Duits recht

In deze zaak heeft Teambank AG, een Duitse bank, gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangeklaagd voor het niet betalen van een geldlening. De gedaagden hebben op 6 december 2018 een overeenkomst van geldlening gesloten met Teambank AG, waarbij zij zich hoofdelijk verbonden hebben om een bedrag van € 7.550,50 terug te betalen in maandelijkse termijnen. Na een periode van niet-betaling heeft Teambank AG de overeenkomst opgezegd en een bedrag van € 6.376,07 opgeëist. De gedaagden zijn in de procedure verschenen, maar gedaagde 2 heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tegen gedaagde 1 is verjaard, omdat de verjaringstermijn volgens Duits recht is verstreken. De vordering tegen gedaagde 2 is toegewezen, omdat deze in verstek is gegaan. De rechtbank heeft de proceskosten voor gedaagde 1 op nihil gesteld, terwijl gedaagde 2 is veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente en proceskosten aan Teambank AG.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11395984 \ CV EXPL 24-2219
Vonnis van 1 april 2025
in de zaak van
TEAMBANK AG,
te Neurenberg, Duitsland,
eisende partij, hierna te noemen: Teambank AG,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 1],
procederend in persoon,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2],
niet verschenen,
gedaagde partijen, hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van de rechtbank met het verzoek tot het verstrekken van stukken voor de mondelinge behandeling,
- de aanvullende producties van Teambank AG,
- het bericht van 28 februari 2025 met producties van [gedaagde 1],
- de mondelinge behandeling van 28 februari 2025, waarbij de gemachtigde van Teambank AG is verschenen. [gedaagde 1] is niet verschenen op de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 6 december 2018 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een overeenkomst van geldlening gesloten met Teambank AG (hierna: de overeenkomst). Teambank AG heeft hen op grond van de overeenkomst een bedrag van € 5.000,00 verstrekt.
2.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich in de overeenkomst hoofdelijk verbonden om aan Teambank AG een bedrag van € 7.550,50 (zijnde de hoofdsom, kosten en rente), te betalen in 60 maandelijkse termijnen van € 126,00 met ingang van 1 februari 2019.
2.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn op enig moment opgehouden met de betaling van de maandelijkse termijnen.
2.4.
Bij brief van 13 juni 2019 heeft Teambank AG de overeenkomst opgezegd en een bedrag van € 6.376,07 opgeëist.
2.5.
Na 13 juni 2019 heeft Teambank AG op 6 april 2021 en 24 augustus 2022 sommatiebrieven gestuurd.
2.6.
Op 25 oktober 2024 heeft Teambank AG een dagvaarding uitgebracht aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

3.Het geschil

3.1.
Teambank AG vordert - samengevat weergegeven - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:
de hoofdsom van € 6.178,50,
de buitengerechtelijke incassokosten van € 585,20,
de rente van 5% per jaar over een bedrag van € 5.425,52 vanaf 3 mei 2022 tot de dag van voldoening, voor zover de bedragen genoemd onder 1, 2 en 3 een bedrag van € 12.500,00 niet te boven gaan,
de proceskosten, waaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van Teambank AG en de nakosten.
3.2.
[gedaagde 1] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.3.
[gedaagde 2] is niet in de procedure verschenen, zodat van hem geen verweer bekend is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde 2] is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet in de procedure verschenen. Tegen [gedaagde 2] is daarom verstek verleend. Omdat [gedaagde 1] wel in de procedure is verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tussen alle partijen één vonnis op tegenspraak gewezen. Dit betekent dat [gedaagde 2], in het geval hij het niet eens is met dit vonnis, daartegen niet in verzet kan komen, maar in hoger beroep kan gaan.
4.2.
Verder geldt dat, nu geen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, een door [gedaagde 1] gevoerd (en door de rechter aanvaard) verweer niet mede ten gunste van [gedaagde 2] kan strekken.
4.3.
Deze zaak heeft een internationaal karakter aangezien Teambank AG statutair gevestigd is in Duitsland en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in Nederland wonen. De kantonrechter moet daarom beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht moet worden toegepast.
Is de Nederlandse rechter bevoegd om over dit geschil te oordelen?
4.4.
Op grond van artikel 4 lid 1 Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, aangezien de gedaagde partijen in Nederland wonen.
Welk recht is van toepassing op het geschil?
4.5.
Op grond van artikel 3 lid 1 van Verordening (EU) nr. 593/2008 (Rome I) wordt een overeenkomst beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen.
4.6.
Uit artikel I.4 van de easyCredit-Bedingungen in de geldleningsovereenkomst, volgt dat partijen zijn overeengekomen dat het Duitse recht van toepassing is op de geldleningsovereenkomst.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft (de gemachtigde van) Teambank AG zich op het standpunt gesteld dat het Nederlandse recht van toepassing is op de geldlenings-overeenkomst, maar dit blijkt verder nergens uit. Nu [gedaagde 1] eveneens uitgaat van toepasselijkheid van het Duitse recht, zal de kantonrechter de vordering op grond van het Duitse recht beoordelen.
De beoordeling van de vordering ten aanzien van [gedaagde 1]
Verjaring
4.8.
[gedaagde 1] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat de vordering is verjaard, zodat deze moet worden afgewezen.
4.9.
Teambank AG betwist dat de vordering is verjaard. Zij voert aan dat zij er niet van op de hoogte was dat [gedaagde 1] was verhuisd en dat [gedaagde 1] dit had moeten melden op grond van de voorwaarden behorend bij de overeenkomst. Teambank AG voert verder aan dat zij, toen zij kennisnam van de verhuizing door het niet kunnen uitbrengen van een dagvaarding, op 24 augustus 2022 nogmaals een sommatiebrief, gelijk aan die van 6 april 2021, heeft verstuurd.
4.10.
De kantonrechter volgt [gedaagde 1] in haar standpunt dat de vordering is verjaard en licht dat hieronder toe.
4.11.
Naar Duits recht geldt een verjaringstermijn van drie jaren (artikel 195 Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: BGB)). Deze termijn begint te lopen bij het einde van het kalenderjaar waarin het gestelde vorderingsrecht is ontstaan (artikel 199 BGB). Teambank AG heeft de overeenkomst bij brief van 13 juni 2019 opgezegd en haar vordering opgeëist. Dit betekent dat de verjaringstermijn is beginnen te lopen op 1 januari 2020 en, als er geen stuitingshandelingen hebben plaatsgevonden, is geëindigd op 31 december 2022.
4.12.
Naar Duits recht kan de verjaring op grond van artikel 204 BGB worden gestuit door het starten van een gerechtelijke procedure. De dagvaarding is echter pas uitgebracht op 25 oktober 2024 en op dat moment was de verjaringstermijn inmiddels al voltooid en de vordering dus verjaard. Gesteld noch gebleken is dat er vóór 31 december 2022 andere stuitingshandelingen zijn verricht. Anders dan onder het Nederlandse recht kan de verjaring onder Duits recht niet worden gestuit door het verzenden van sommaties.
4.13.
Ten aanzien van het verweer van Teambank AG dat [gedaagde 1] haar op de hoogte had moeten stellen van het feit dat zij was verhuisd overweegt de kantonrechter als volgt. Weliswaar had [gedaagde 1] Teambank AG op de hoogte moeten stellen van het feit dat zij was verhuisd, maar dit betekent niet dat het Teambank AG dit in het kader van het verjaringsverweer aan [gedaagde 1] kan tegenwerpen. Het lag op de weg van Teambank AG om tijdig stuitingshandelingen te verrichten en dat heeft zij niet gedaan. Zoals hiervoor overwogen, zijn de naar het nieuwe adres gestuurde sommatiebrieven - naar Duits recht - niet als stuitingshandelingen aan te merken. Dat zij vóór 31 december 2022 andere stuitingshandelingen heeft verricht, heeft Teambank AG niet aangevoerd.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
Nu de hoofdsom zal worden afgewezen, zullen ook de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten
4.15.
Teambank AG is in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden (inclusief nakosten) veroordeeld. De proceskosten van [gedaagde 1] worden begroot op nihil.
De beoordeling van de vordering ten aanzien van [gedaagde 2]
Vordering
4.16.
Tegen [gedaagde 2] is verstek verleend. Op grond van artikel 139 Rv wijst de kantonrechter, in geval van verstek, de vorderingen toe, tenzij deze haar onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
4.17.
De vordering zal worden toegewezen, behoudens en met inachtneming van het volgende.
4.18.
Teambank AG vordert vergoeding van een bedrag van € 585,20 aan buitengerechtelijke incassokosten en baseert zich daarbij op de Nederlandse regelgeving (het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten). Dit besluit is echter niet van toepassing, aangezien Duits recht van toepassing is. Nu Teambank AG ter zitting, desgevraagd, niet heeft kunnen toelichten op welk bedrag zij op grond van Duits recht meent aanspraak te kunnen maken, zal de kantonrechter de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten afwijzen.
4.19.
De gevorderde rente over de hoofdsom is op de wet (artikel 288 lid 1 BGB) gegrond en zal als niet weersproken worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
4.20.
De vorderingen komen de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en deze zullen worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing ten aanzien van [gedaagde 2].
Proceskosten
4.21.
[gedaagde 2] is - grotendeels - in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Teambank AG worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
141,66
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.478,66

5.De beslissing

De kantonrechter
Ten aanzien van [gedaagde 1]:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Teambank AG in de proceskosten van [gedaagde 1], die worden begroot op nihil.
Ten aanzien van [gedaagde 2]:
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Teambank AG van de hoofdsom van € 6.178,50,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Teambank AG van de rente van 5% per jaar over een bedrag van € 5.425,52 vanaf 3 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, voor zover de bedragen genoemd onder 5.3. en 5.4. een bedrag van € 12.500,00 niet te boven gaan,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Teambank AG van de proceskosten, ter hoogte van € 1.478,66, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.3. tot en met 5.5. uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.