ECLI:NL:RBOVE:2025:2064

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
11476640 \ CV EXPL 25-86
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheidsverklaring in borgstellingsovereenkomst met verwijzing naar rechtbank Midden-Nederland

In deze zaak heeft eiseres, een naamloze vennootschap, drie overeenkomsten van borgstelling gesloten met gedaagde, een besloten vennootschap. Eiseres stelt dat de hoofdschuldenaren hun betalingsverplichtingen niet zijn nagekomen, waardoor zij de leaseovereenkomsten heeft ontbonden. Eiseres vordert in de hoofdzaak een betaling van € 535.528,29 van gedaagde, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen en heeft de zaak verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, sector civiel. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomsten tot borgstelling geen aardvorderingen zijn zoals bedoeld in artikel 93 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en dat de vordering hoger is dan € 25.000,00. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de forumkeuze in de overeenkomsten van borgstelling de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, relatief bevoegd maakt. Eiseres is veroordeeld in de kosten van het incident, die zijn begroot op € 1.356,00. De zaak is op 1 april 2025 door de kantonrechter uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11476640 \ CV EXPL 25-86
Vonnis in incident van 1 april 2025
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eiseres] N.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. O.J.W. Reijnders,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.A. Kerkdijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 19 december 2024,
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheidsverklaring,
- het antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling in het incident

Inleiding
2.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak – kort samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 535.528,29, althans een door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [eiseres] heeft drie overeenkomsten van borgstelling gesloten met [gedaagde] op grond waarvan [gedaagde] borg staat voor al hetgeen de hoofdschuldenaren van verschillende leaseovereenkomsten verschuldigd zijn en in de toekomst verschuldigd worden aan [eiseres] . In de overeenkomsten van borgstelling hebben [eiseres] en [gedaagde] afgesproken dat [eiseres] betaling onder de borgtocht kan verlangen als haar vorderingen op de hoofdschuldenaren geheel of gedeeltelijk opeisbaar zijn. Volgens [eiseres] zijn de hoofdschuldenaren hun betalingsverplichtingen jegens haar niet nagekomen. [eiseres] heeft vervolgens de leaseovereenkomsten met de hoofdschuldenaren ontbonden. [eiseres] heeft zich op grond van de overeenkomsten van borgstelling tot [gedaagde] gewend voor betaling van de openstaande vorderingen op haar hoofdschuldenaren. [eiseres] heeft [gedaagde] herhaaldelijk tot betaling gesommeerd.
De vordering in het incident
2.3.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, zich onbevoegd verklaart, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident.
2.4.
[gedaagde] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Wat betreft de absolute bevoegdheid valt volgens [gedaagde] een overeenkomst van borgstelling niet onder artikel 93 sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en ook niet onder artikel 94 lid 2 Rv, omdat de vordering gebaseerd op de overeenkomsten van borgstelling geen aardvordering zoals bedoeld in artikel 93 sub c Rv is.
2.5.
Wat betreft de relatieve bevoegdheid verwijst [gedaagde] naar artikel 7 van de overeenkomsten van borgstelling waarin een forumkeuze is opgenomen. In dat artikel staat het volgende:
“(…) In geval van een geschil over of in verband met deze borgtocht is uitsluitend bevoegd de competente rechter te Utrecht.”
Op grond van deze forumkeuze is volgens [gedaagde] de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, relatief bevoegd kennis te nemen van dit geschil.
Het antwoord in het incident
2.6.
[eiseres] erkent ten aanzien van de relatieve bevoegdheid dat de rechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht, op basis van de forumkeuze bevoegd is om kennis te nemen van dit geschil in plaats van de rechter te Overijssel, locatie Zwolle. Wat betreft de absolute bevoegdheid refereert [eiseres] zich aan het oordeel van de kantonrechter.
Het oordeel van de kantonrechter in het incident
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat hij onbevoegd is kennis te nemen van dit geschil, omdat de overeenkomsten tot borgstelling geen aardvorderingen zijn zoals bedoeld in artikel 93 sub c Rv en de vordering hoger is dan € 25.000,00. Dat de overeenkomsten tot borgstelling zijn aangegaan tot zekerheid voor de terugbetaling van vorderingen uit leaseovereenkomsten maakt dit niet anders.
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de rechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht, relatief bevoegd is kennis te nemen van het geschil, nu partijen hierover in artikel 7 van de borgstellingen een forumkeuze zijn overeengekomen waarin zij de competente rechter in Utrecht hebben aangewezen als relatief bevoegde rechter.
2.9.
De kantonrechter wijst gelet op het voorgaande de vordering van [gedaagde] in dit incident toe. De kantonrechter van deze rechtbank zal zich onbevoegd verklaren van dit geschil kennis te nemen.
Proceskosten in het incident
2.10.
[eiseres] zal in de kosten van het incident worden veroordeeld, omdat zij onnodig kosten heeft gemaakt door de hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 1.356,00 aan salaris gemachtigde.
Vervolg in de hoofdzaak
2.11.
De kantonrechter verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich op dit moment bevindt, naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, sector civiel.
2.12.
De kantonrechter wijst partijen erop dat voor voortzetting van de procedure vereist is dat één van de partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum.

3.De beslissing

De kantonrechter
In het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, begroot op € 1.356,00,
In de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, sector civiel,
3.4.
wijst partijen erop dat voor voortzetting van de procedure vereist is dat één van de partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.