ECLI:NL:RBOVE:2025:2078

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
08.229831.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door beginnend bestuurder

Op 23 april 2024 vond een verkeersongeval plaats op de Vechtkade in Ommen, waarbij een 21-jarige vrouw als beginnend bestuurder betrokken was. De verdachte veroorzaakte een aanrijding met een motorrijder, die als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank Overijssel heeft op 7 april 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, een geldboete van € 1.000,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, vooral door afgeleid te zijn door een markt die zich naast de weg bevond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich niet voldoende had vergewist van de verkeerssituatie en daardoor op de verkeerde weghelft terechtkwam, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die haar rijbewijs nodig heeft voor haar werk en zorg voor haar kind.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.229831.24 (P)
Datum vonnis: 7 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens de heer [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens hem door mr. M. Verhoef, advocaat in Borne, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, primair op neer dat verdachte schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij de heer [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen. Subsidiair komt de verdenking er op neer dat verdachte gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt en meer subsidiair luidt de verdenking dat verdachte niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 23 april 2024 te Ommen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Varsenerdijk, gaande in de richting van de Vechtbrug/Coevorderweg, daarmede heeft gereden over de Vechtkade,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zij beginnend bestuurder was en/of
terwijl zij ter plaatse bekend was en/of
terwijl zij door een S-bocht reed en/of
terwijl het zicht van verdachte op tegemoetkomend verkeer door die S-bocht werd
belemmerd/beperkt door aldaar aanwezige marktkramen en/of
terwijl zij afgeleid was door de markt die daar (op de zich links van haar, verdachte,
bevindende parkeerplaats) gaande was en/of de marktkramen en/of
terwijl een tegemoetkomend voertuig (motorfiets) reeds op korte afstand was genaderd,
haar aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op de (verkeers)situatie ter plaatse en/of het/de direct voor haar, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Vechtkade) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in die S-bocht de binnenbocht heeft genomen en/of
(aldus) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan haar, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
(daarbij) op de/het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft/weggedeelte van die weg (de Vechtkade) heeft gereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat tegemoetkomende voertuig (motorfiets),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 23 april 2024 te Ommen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Varsenerdijk, gaande in de richting van de Vechtbrug/Coevorderweg, daarmede heeft gereden over de Vechtkade,
terwijl zij beginnend bestuurder was en/of
terwijl zij ter plaatse bekend was en/of
terwijl zij door een S-bocht reed en/of
terwijl het zicht van verdachte op tegemoetkomend verkeer door die S-bocht werd belemmerd/beperkt door aldaar aanwezige marktkramen en/of
terwijl zij afgeleid was door de markt die daar (op de zich links van haar, verdachte, bevindende parkeerplaats) gaande was en/of de marktkramen en/of
terwijl een tegemoetkomend voertuig (motorfiets) reeds op korte afstand was genaderd,
haar aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op de (verkeers)situatie ter plaatse en/of het/de direct voor haar, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Vechtkade) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in die S-bocht de binnenbocht heeft genomen en/of
(aldus) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan haar, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
(daarbij) op de/het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft/weggedeelte van die weg (de Vechtkade) heeft gereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat tegemoetkomende voertuig (motorfiets),
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 23 april 2024 te Ommen als bestuurder van een voertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Vechtkade, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is volgens haar sprake van de laagste mate van schuld, te weten aanmerkelijke schuld. Het lichamelijk letsel van de heer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) kan volgens de officier van justitie gekwalificeerd worden als zwaar lichamelijk letsel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit dat verdachte vrijgesproken moet worden van het primair ten laste gelegde. Er was volgens haar sprake van één moment van onoplettendheid, waardoor geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. Indien artikel 6 WVW 1994 wel door de rechtbank bewezen wordt verklaard, dan is volgens de raadsvrouw sprake van aanmerkelijke schuld, de laagste mate van schuld. Tot slot stelt de raadsvrouw dat het lichamelijk letsel van [slachtoffer] niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel, maar als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier en wat ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Feiten en omstandigheden
Op 23 april 2024 vond een verkeersongeval plaats op de Vechtkade in Ommen. Verdachte reed in haar personenauto over de Vechtkade, terwijl [slachtoffer] in tegengestelde richting op zijn motor reed. Er bevindt zich een S-bocht in de betreffende weg. Op die dag was er een markt op het plein naast de Vechtkade, waardoor de marktkramen het zicht in de S-bocht beperkten. Verdachte nam, gekomen bij het plein, de binnenbocht en belandde op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer, waar [slachtoffer] reed. Hierdoor kwam haar auto in aanrijding met de motor van [slachtoffer], waardoor [slachtoffer] ten val kwam en lichamelijk letsel opliep.
Verdachte wordt verweten dat zij schuldig is aan het veroorzaken van dit verkeersongeval. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 en zo ja, in welke mate.
Schuld
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid dan wel onachtzaamheid van verdachte. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank heeft de volgende gedragingen en omstandigheden bij haar overweging betrokken. Verdachte was beginnend bestuurder en ter plaatse niet goed bekend. Zij had beperkt zicht op de bocht door de marktkramen en zij heeft bij de politie verklaard dat zij afgeleid was door de markt, waardoor ze onvoldoende aandacht had voor de weg. Hierdoor nam verdachte de binnenbocht en kwam ze op de verkeerde weghelft terecht.
De combinatie van deze gedragingen en omstandigheden leiden tot de conclusie dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen in het verkeer. Het verkeersongeval is aan de schuld van verdachte te wijten in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Verdachte heeft zich er immers kennelijk onvoldoende van vergewist hoe de voor haar onbekende verkeerssituatie ter plekke was en daarop onvoldoende geanticipeerd. Toen zij bij de S-bocht aankwam, had zij moeten zien dat zij de buitenbocht moest nemen. Zij had dat ook moeten doen, te meer omdat een eventuele tegenligger haar niet zou kunnen zien aankomen, als gevolg van de marktkramen op het plein. Zij had zich moeten aanpassen aan de ter plekke geldende verkeerssituatie. Bovendien heeft verdachte tijd gehad om zich te corrigeren toen zij eenmaal in de binnenbocht reed. Van één moment van onoplettendheid zoals de raadsvrouw heeft bepleit, is derhalve geen sprake. Dat de zon het zicht van verdachte zou hebben beperkt, voor zover daarvan al sprake is geweest, maakt het vorenstaande niet anders.
Lichamelijk letsel
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] lichamelijk letsel opgelopen. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Het letsel van [slachtoffer] bestaat uit een gebroken pols, een kneuzing van de borstkas en een ontvelling op zijn voorhoofd en boven zijn wenkbrauw. [slachtoffer] is aan zijn pols geopereerd, er zijn platen en schroeven in zijn pols geplaatst. De pols kon na zes tot acht weken weer belast worden. De totale geschatte duur van de genezing was echter langer omdat er vanwege stijfheid van de pols nog fysiotherapie plaats moest vinden om de stijfheid te verbeteren. Geringe stijfheid van de pols kan blijvend zijn. De rechtbank is van oordeel dat de fractuur in de pols zwaar lichamelijk letsel vormt.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen en het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 23 april 2024 te Ommen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
gaande in de richting van de Vechtbrug, daarmede heeft gereden over de Vechtkade,
aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zij beginnend bestuurder was en
terwijl zij door een S-bocht reed en
terwijl het zicht van verdachte op tegemoetkomend verkeer door die S-bocht werd belemmerd door aldaar aanwezige marktkramen en
terwijl zij afgeleid was door de markt die daar (op de zich links van haar, verdachte, bevindende parkeerplaats) gaande was en
terwijl een tegemoetkomend voertuig (motorfiets) reeds op korte afstand was genaderd, haar aandacht gedurende enige tijd niet op het verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op de (verkeers)situatie ter plaatse en de direct voor haar, verdachte, gelegen weggedeelten van die weg (de Vechtkade) en het zich daarop bevindende verkeer en
in die S-bocht de binnenbocht heeft genomen en
(aldus) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan haar, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
(daarbij) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Vechtkade) heeft gereden en in aanrijding is gekomen met dat tegemoetkomende voertuig (motorfiets),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt, indien het subsidiair ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, een geldboete van 500 euro aan verdachte op te leggen. Indien het primair ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, verzoekt de raadsvrouw geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte op te leggen omdat verdachte haar rijbewijs nodig heeft in verband met haar werk en haar privé-situatie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft als beginnend bestuurder van een auto een verkeersongeval veroorzaakt dat aan haar schuld is te wijten. Verdachte was afgeleid waardoor ze in een S-bocht de binnenbocht nam, op de verkeerde weghelft terechtkwam en in aanrijding kwam met een motorrijder. De motorrijder, [slachtoffer], heeft als gevolg van het ongeluk zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] volgt dat hij sinds het ongeval erg emotioneel is en herbelevingen ervaart. Door het ongeval is [slachtoffer] noodgedwongen gestopt met motorrijden. Motorrijden was zijn grote hobby en het maakte een groot deel uit van zijn sociale- en werkende leven. Dat hij dit moet missen, vindt hij moeilijk.
Verdachte is schuldig bevonden aan een verkeerongeluk, dat betekent dat verdachte dit ongeluk niet met opzet heeft veroorzaakt of dit zo heeft gewild. Verdachte heeft zich schuldbewust getoond en haar verantwoordelijkheid genomen door contact te zoeken met [slachtoffer] en haar excuses aan te bieden.
Persoon van de verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 7 februari 2025 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Verder heeft de rechtbank in het kader van de strafoplegging oog voor de omstandigheid dat verdachte haar rijbewijs nodig heeft voor haar werk als hulp in de huishouding bij cliënten op locatie en in haar privé situatie bij de zorg voor haar zoontje.
Strafoplegging
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan als uitgangspunt het door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vastgestelde oriëntatiepunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en zwaar lichamelijk letsel. Het uitgangspunt betreft een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
De rechtbank ziet, gelet op de mate waarin verdachte afhankelijk is van haar rijbewijs, reden om de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op te leggen. Ter compensatie, om recht te doen aan de aard en de ernst van het feit, wordt aan verdachte, naast een taakstraf, een geldboete opgelegd.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 120 uren, een geldboete van 1.000 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 23, 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,- (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren de navolgende
algemene voorwaardeniet is nagekomen:
dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024184214. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer van 31 mei 2024, pagina 9, voor zover inhoudende:
Op 23 april 2024 reed ik op mijn motorfiets in Ommen. Ik kwam vanaf de Vechtbrug en ben linksaf geslagen de Vechtkade op. Ter hoogte van de markt bevindt zich een scherpe bocht. Voor mij was de bocht naar rechts. Er kwam een auto aanrijden die helemaal binnendoor de bocht kwam. Er bevindt zich daar rechts van de weg een heg waardoor ik niet uit kon wijken. Er was daarna een knal en ik lag op straat.
Ik heb ten gevolge van het ongeval het volgende letsel opgelopen. Ik had een wond boven mijn linker oog. Ook heb ik mijn rechter pols gebroken. Het betreft een dubbele gecompliceerde breuk. Ik moest hieraan geopereerd worden anders zouden mijn middenhandsbeentjes scheef gaan staan. Op 30 april 2024 ben ik aan mijn pols geopereerd.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 14 mei 2024, pagina 12, voor zover inhoudende:
Op 23 april 2024 fietste ik over de Vechtkade te Ommen. Ik fietste vanaf de brug in de richting van de Markt te Ommen. Ik werd ingehaald door een motor. Ter hoogte van het appartementengebouw zit er een S-bocht links/rechts in de weg. Op de markt die zich rechts bevond, stonden marktkramen waardoor er geen zicht door de bocht was. Door de bocht kwam er op dat moment een auto aanrijden die de binnenbocht nam. De auto zat helemaal op de weghelft van de motorrijder. De auto en de motorrijder raakten elkaar en ik hoorde een knal. De motorrijder kwam ten val.
3. een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5, Sv, te weten de geneeskundige verklaring van forensisch arts S.D. Mensink over het letsel van [slachtoffer] van 3 juli 2024, pagina’s 33, 34;
Naam cliënt [slachtoffer]. Betrokkene is op 23 april 2024 betrokken geweest bij een verkeersongeval.
Betrokkene heeft door het ongeval een gebroken rechterpols opgelopen, tevens letsel van het aangezicht opgelopen, te weten tweetal ontvellingen (voorhoofd en boven de linker wenkbrauw). Ook was er sprake van een kneuzing van de borstkas.
De rechterpols is in eerste instantie in het gips gezet, echter na CT-scan bleek er sprake van een standsafwijking van de botdelen. Op 30-04-2024 is betrokkene geopereerd waarbij platen en schroeven in de pols zijn gezet.
Wat betreft de polsfractuur kan in principe na 6-8 weken de pols weer belast worden. Wel kan er nog sprake zijn van stijfheid van de pols. Door oefeningen kan dit verbeteren, dit kan nog enkele maanden in beslag nemen.
Geringe stijfheid van de pols kan blijvend zijn.
4. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 april 2024, pagina’s 16, 17, voor zover inhoudende:
Ik reed die bocht door. Ik keek te veel naar de markt en toen heb ik de motorrijder niet gezien. Ik dacht alleen na over een parkeerplaats. Ik was afgeleid door de aanwezigheid van de markt.
5. Het proces-verbaal van aanrijding, pagina 4, voor zover inhoudende:
Bestuurder [verdachte]
Rijbewijs: AM,B
Datum eerste afgifte: 15 maart 2023 Beginnende bestuurder